NL8800782A - Bandtransporteur met door een gas gedragen bandparten. - Google Patents

Description

N.0. 34718 1.

£

Bandtransporteur met door een gas gedragen bandparten

De uitvinding heeft betrekking op een bandtransporteur, waarvan bet gestel bestaat uit een gaskast, waarbij de band met beide parten geleid 5 wordt over een gootbodem welke gootbodems deel uitmaken van die gaskast en voorzien zijn van openingen, waarbij een of meer compressoren zijn aangebracht om een gas zoals lucht door de openingen in de gootbodems tot onder die bandparten te brengen om hen te dragen, welke gaskast een tussenschot boven het onderste part en onder de gootbodem voor het bo-10 venste, voor het transport van materiaal en goederen dienende part heeft om de kast in twee afzonderlijke gaskamers te verdelen, waarbij een compressor met de zuigzijde op de onderste gaskamer is aangesloten.

Een dergelijke transporteur is bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 3.734.271. Daarbij is de transporteur geheel omsloten door een 15 omkasting. De compressor perst de lucht eerst onder het dragende bovenpart van de band en vervolgens onder het terugkerende onderpart, zodat deze in een gesloten kringloop in serie onderlangs de bandparten wordt geperst. Daartoe wordt de lucht, die de zijranden van het dragende part van de band verlaat, door de omkasting opgevangen en naar het kastdeel 20 onder het terugkerende part gevoerd. De compressor zuigt aan uit de ruimte in de kast boven het terugkerende part. In de gootbodem van dat terugkerende part is een doorlopende brede sleuf aangebracht.

Een dergelijke uitvoering heeft enkele nadelen. De omkasting, tevens bedoeld om stofvorming naar de omgeving te voorkomen, maakt de con-25 structie duur en het retourpart van de band voor onderhouds- en repara-tiedoeleinden moeilijk bereikbaar. Een goede toegankelijkheid is echter nodig omdat bijna bij alle soorten stortgoed deeltjes daarvan aan het onderpart blijven kleven, welke deeltjes in het kastdeel kunnen achterblijven en zich hier ophopen, zodat op geregelde tijden dit kastdeel zal 30 moeten worden gereinigd. Hiertoe moet de onderkant van de omkasting en de onderkant van de luchtkast worden losgemaakt. Afhankelijk van het soort stortgoed zal dit bijv. wekelijks of maandelijks moeten geschieden, zodat het tijdrovende demonteren en weer luchtdicht monteren van de verschillende delen een ontoelaatbaar hoge kostenpost kan betekenen, 35 vooral bij transporteurs van enkele tientallen meters lengte of meer.

Die bekende transporteur heeft voorts als belangrijkste nadeel dat de gootbodem van het onderpart is voorzien van een brede en over de gehele lengte lopende sleuf die als doortocht dient voor het stromende gas onder het onderpart. De wijde doortocht voor het gas, gevormd door de 40 brede sleuf in de gootbodem van het retourpart, maakt dat bij zijdeling- .8800782 * 2 * se aansluiting van de compressor op de kast, waarin zich het terugkerende part bevindt, dat part aan de zijde van die aansluiting veel hoger zal worden opgedrukt dan aan de andere zijde, en dat het gas bij het zoeken van de weg van de minste weerstand nabij zulk een compressoraan-5 sluiting in grote hoeveelheid zal toestromen en op grotere afstanden daarvan veel minder of in het geheel niet. Men moet bij langere banden dus vele compressoren gebruiken, het terugkerende part zal op sommige plaatsen te hoog worden opgedrukt en daarbij vaste delen van de kast kunnen raken en op andere plaatsen over zijn gootbodem wrijven, en dat 10 part zal zich onstabiel gedragen, trillen en op en neer slaan, waarbij de gehele constructie door trillingen ongunstig en hinderlijk belast kan worden en bandslijtage en energieverbruik onnodig hoog zijn.

De uitvinding beoogt hierin verbetering te brengen zodat een constructief eenvoudige transporteur wordt verkregen met een retourpart, 15 dat gelijkmatig door een gasfilm wordt gedragen en zich stabiel gedraagt zonder dat onnodig energie wordt verbruikt, en dat gemakkelijk bereikbaar is voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden, zoals het periodiek reinigen van het onderste kastdeel van het daarin opgezamelde stof en gruis dat daar door het retourpart is ingebracht.

20 Hiertoe is een transporteur als in de aanhef bedoeld volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat de op de onderste gaskamer aangesloten compressor gas uit de omgeving door de openingen voor doorlaat van het gas in de gootbodem van het onderste part zuigt, welke openingen volgens een over de gehele lengte van de transporteur in hoofdzaak re-25 gelmatig patroon zijn verdeeld, en dat het aantal openingen per meter lengte tenminste 2 en ten hoogste 40 is en dat het gezamenlijk oppervlak van de openingen per m^ bandoppervlak tenminste 1,5 cm^ en ten hoogste 20 cm^ bedraagt.

Ter nadere toelichting diene, dat voor een goede werking van de 30 transporteur een onder alle omstandigheden gelijkmatige en stabiele gasfilm onder het retourpart van groot belang is. Nodig hiervoor is een doortocht in de gootbodem van dat part die niet te groot, maar ook niet te klein is en niet gemakkelijk verstopt, waarbij de benodigde gasstroom daaraan moet zijn aangepast. Een te grote doortocht laat het gas te 35 sterk plaatselijk nabij de afzuigplaatsen voor het gas uit de kast onder het terugkerende part door tot in de kast stromen, zodat op enige afstand daarvan geen gasfilm onder de band ontstaat en het retourpart over de gootbodem schuurt. Indien bij een te grote doortocht als bekend het debiet van de gasstroom zou worden vergroot, zou de drukval in de kast 40 van het in langsrichting daardoor stromende gas naar de afvoerleiding .8800782 3 daaruit snel toenemen (ongeveer evenredig met het kwadraat van het debiet), wat een ongelijkmatige verdeling van de gasfilm in langsrichting en tevens een hoger energieverbruik van de compressor veroorzaakt. Bovendien neemt hierbij de kans op een onstabiel gedrag van het retour-5 part, door flapperen en trillen, toe.

Een te kleine doortocht laat, zonder onnodig hoog energieverbruik van de compressor, geen gasstroom toe die nodig is voor een dragende film van voldoende dikte, zodat delen van de band de gootbodem raken en wrijving optreedt, die slijtage veroorzaakt en extra energie vergt 10 voor het aandrijven van de band.

Waar overdruk in de kast boven een gootbodem heerst, zal gas aan de einden van het bandpart, waar dit in en uit de kast treedt, langs de band naar buiten lekken, wat energieverlies betekent. Bij onderdruk in de kast zal gas langs die einden van het betreffende bandpart naar bin-15 nen stromen.

Door nu het gas niet onder het retourpart te persen, maar vanuit de omgeving aan te zuigen door openingen in de gootbodem, die binnen de aangegeven grenzen liggen, ontstaat een goede, stabiele luchtfilm onder het onderpart bij een niet te groot luchtdebiet, terwijl er in het on-20 derste kastdeel slechts een kleine onderdruk ten opzichte van de omgeving heerst, zodat de instroom van de lucht op de plaatsen waar het onderpart in en uit het kastdeel treedt beperkt blijft.

Door de slechts kleine onderdruk in het onderste kastdeel, d.w.z. in de orde van grootte van enkele cm waterkolom, is het goed mogelijk de 25 compressor die hierop is aangesloten te combineren met een compressor die ook voor een ander doel wordt gebruikt. Een goede mogelijkheid is de combinatie van de compressor voor de luchtstroom onder het onderpart met de compressor voor de luchtstroom onder het bovenpart, zodat het onderste kastdeel is verbonden met de zuigzijde van de compressor en het bo-30 venste kastdeel met de perszijde daarvan. Het blijkt dat dan onder de beide bandparten een goede en stabiele luchtfilm kan ontstaan. De luchtstromen voor het onderpart en het bovenpart staan dan in serie, zoals ook het geval is bij de genoemde bekende transporteurs, doch met de compressor tussen de beide luchtstromen in een open circuit geschakeld.

35 Bij deze de voorkeur verdienende uitvoering zijn de luchtstromen onder de beide bandparten praktisch gelijk, afgezien van enige lekkage aan het in- en uittree-einde van het terugkerende part, die echter, zoals boven opgemerkt, door de geringe zuigdruk van de compressor gering is. Om een optimale uitvoering en een zo gering mogelijk energieverbruik 40 van de compressor te bereiken, moet daarbij een zeker verband bestaan .8000782 Y 4 'λ tussen het gezamenlijke oppervlak van de openingen in de gootbodem van het onderpart en het gezamenlijke oppervlak van de openingen in de gootbodem van het bovenpart. Daartoe wordt volgens de uitvinding voorgesteld de verhouding van deze oppervlakken te brengen op een waarde 5 van 1 tot 4, d.w.z. dat het gezamenlijke oppervlak van de openingen in de gootbodem van het onderpart gelijk is aan of ten hoogste 4 x groter is dan het gezamenlijke oppervlak van de openingen in de gootbodem van het beladen bovenpart.

Op zichzelf is zulk een serieschakeling van de lucht via eenzelfde 10 compressor bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.889.802, Fig. 4, maar daar wordt de lucht door de compressor in een kastdeel onder het terugkerende part geperst. De inlaat van de compressor kan daarbij worden verbonden met het onderste kastdeel. Er ontstaat dan een rondgaand luchtstroomcircuit dat geheel van de omgeving is afgesloten. De druk in 15 het onderste kastdeel kan daarbij zowel hoger als lager zijn dan de om-gevingsdruk. De opening in de gootbodem van het onderpart bestaat hier uit één doorlopende sleuf met een breedte van ca. 0,3 x de breedte van de band. Dit houdt in een oppervlak van ca. 3000 cm^ per m^ bandopper-vlak, wat vele malen groter is dan de hiervoor genoemde bovengrens van 20 het gezamenlijke oppervlak van de openingen van 20 cm^ per m^. Indien daarbij de openingen in de gootbodem van het bovenpart 1 tot 4 x zo klein worden gekozen, dan zou het gezamenlijke oppervlak hiervan minimaal ca. 750 cm^ per m^ bandoppervlak bedragen. Een dergelijke transporteur zal, zoals reeds eerder is betoogd, niet goed werken omdat er van 25 een goede dragende luchtfilm onder beide parten van de band geen sprake meer zal zijn.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarbij als gas lucht wordt gebruikt. Daarin is

Fig. 1 een zijaanzicht van de transporteur, voorzien van aparte 30 compressoren voor de luchtstromen naar het bovenpart van de band en voor die naar het onderpart;

Fig. 2 een verticale dwarsdoorsnede van de transporteur, waarbij een normaal in de handel verkrijgbare luchtcompressor naast de luchtkast is opgesteld, die de beide luchtstromen onderhoudt; 35 Fig. 3 eveneens een verticale dwarsdoorsnede van een transporteur, waarbij een compressor in de luchtkast is aangebracht; en

Fig. 4 en 5 een schematisch aanzicht van een deel van het retour-part 14, elk weergevende een ander mogelijk patroon van de verdeling der openingen voor de toevoer van de dragende gasstroom onder dat part, ge-40 projecteerd op dat part getekend.

.8800782 5 7 *

In fig. 1 vormt een luchtkast 1 het gestel van de transporteur, dat wordt ondersteund door kolommen 2. Zoals nog te beschrijven is de kast inwendig door een schot in een bovenste en een onderste kastdeel verdeeld. Een transportband 3 loopt over de aandrijfrol 4 aan het kopeinde 5 en de keerrol 5 aan het staarteinde van de transporteur. Het te transporteren materiaal wordt vanuit de stortbunker 6 door de transporteur naar de silo 7 getransporteerd. Een luchtcompressor 8, in dit geval uitgevoerd als centrifugaalcompressor en met de perszijde aangesloten op het bovenste kastdeel, onderhoudt de stroming in de luchtfilm onder het 10 heengaande bovenpart, terwijl een andere centrifugaalcompressor 8', met de zuigzijde aangesloten op het onderste kastdeel, de stroming onderhoudt in de luchtfilm onder het terugkerende onderpart.

In Fig. 2 is weergegeven hoe van de luchtkast 1 de bovenzijde wordt gevormd door de van luchtopeningen 12 voorziene goot 9 voor het boven-15 part 10 van de band, dat is beladen met het te transporteren materiaal 11.

De onderzijde van de luchtkast 1 wordt gevormd door de van luchtopeningen 15 voorziene goot 13 voor het onderpart 14 van de band. Een zich over de gehele lengte uitstrekkend tussenschot 18 verdeelt de 20 luchtkast in een onderste deel 16 en een bovenste deel 17. De compressor 8 is met de zuigzijde via een leiding 19 met het onderste deel 16 van de luchtkast verbonden en aan de perszijde via een leiding 20 met het bovenste deel 17 daarvan. Door de werking van de compressor stroomt lucht (of een ander medium, dat dan een afzonderlijke toevoer naar de openin-25 gen 15 vereist) vanuit de omgeving door de openingen 15 onder het onderpart van de band 14 de ruimte 16 in, om vervolgens via leiding 19 de compressor binnen te treden en op een hogere druk te worden gebracht, welke lucht via de leiding 20 in de ruimte 17 wordt gevoerd om vervolgens via de openingen 12 en onder het bovenpart van de band 10 weg te 30 stromen, bijvoorbeeld naar de atmosfeer. In de figuur zijn deze luchtstromen door middel van pijltjes aangegeven. Het onderpart 14 van de band treedt door een sleufvormige opening 21, waarvan de hoogte slechts weinig groter is dan de dikte van de band, het onderste deel van de luchtkast in en treedt aan het andere eind op dezelfde wijze weer uit.

35 Voor de opwekking van de luchtfilm onder het onderpart van de band is in de ruimte 16 een onderdruk ten opzichte van de atmosfeer nodig, welke onderdruk wordt bepaald door de stromingsweerstand van de openingen 15 en door de druk in de luchtfilm, nodig om de band 14 op te tillen. Door een goede dimensionering van de openingen 15 zal deze onderdruk zodanig 40 zijn, bijvoorbeeld enkele cm waterkolom, dat een voldoende gelijkmatige . 8800782.

' 6 t verdeling van de luchtfilm over de gehele lengte van de transporteur wordt verkregen, zonder onnodig veel energieverbruik voor het opwekken van de luchtstroom. Door de onderdruk zal niet alle lucht in de ruimte 16 via de openingen 15 worden aangezogen, maar zal een deel via de sleu-5 ven 21, voor zover deze niet door het onderpart 14 zijn afgedekt, de ruimte binnenstromen. De luchtstroom voor het bovenpart zal hierdoor groter zijn dan de luchtstroom voor het onderpart. Dit is echter geen nadeel, daar het bovenpart, met het gewicht van het erop liggende materiaal, voor eenzelfde dikte van de luchtfilm een grotere luchtstroom no-10 dig heeft dan het onderpart. Eventueel is het, wegens de kleine drukverschillen, op eenvoudige wijze mogelijk de luchtstroom door de sleuven 21 te beperken, bijvoorbeeld door middel van rubberflappen. De onderzijde 13 van de luchtkast kan, zoals in Fig. 2 is aangegeven, op eenvoudige wijze losneembaar zijn aangebracht, waarbij aan de afdichting tussen de 15 beide delen geen bijzondere aandacht hoeft te worden besteed, wegens de slechts geringe onderdruk in de ruimte 16. Op deze wijze zijn het onderpart 14 van de band en het inwendige van de ruimte 16 gemakkelijk bereikbaar, bijvoorbeeld bij onderhoudsbeurten voor het verwijderen van het in dat deel opgezamelde stof en vuil, dat er door het onderpart 14 20 in is gebracht.

In Fig. 3 is een uitvoering volgens de uitvinding weergegeven met een ingebouwde compressor. De compressor is bevestigd in een opening van het tussenschot 18, zodanig dat het aanzuiggedeelte 22 van de compressor in verbinding staat met de ruimte 16 en het persgedeelte 23 met de ruim-25 te 17. Een op deze wijze toegepaste compressor heeft, indien het een centrifugaalcompressor betreft, geen buitenwand (z.g. slakkenhuis) nodig en kan daardoor zeer eenvoudig van constructie zijn. Door de ingebouwde compressor zijn de af- en toevoerleidingen 19 en 20, met de daarin optredende drukval van de luchtstroom, vervallen en is de constructieve 30 uitvoering van de transporteur vereenvoudigd en verfraaid. De in Fig. 3 weergegeven compressor heeft een geringe inbouwhoogte, doordat de aan-drijfmotor in de compressor is ingebouwd. De luchtstromen zijn op dezelfde wijze als in Fig. 2 met pijlen aangegeven. De bodem 13 van de luchtkast, tevens goot van het bandonderpart 14, is hier niet vlak, maar 35 enigszins V-vormig uitgevoerd. Het voordeel hiervan is, dat het zwaartepunt van de band 14 een laagste plaats kan opzoeken, zodat de band in het midden van de luchtkast blijft lopen. Vooral voor lange transporteurs geniet een dergelijke uitvoering de voorkeur. Uiteraard kan de goot 13 ook een andere vorm hebben, bijvoorbeeld een deel van een cir-40 kei.

8800782 4 7

Omdat de lucht voor het onderpart direkt uit de omgeving wordt aangezogen, kan het in het geval van een stoffige omgeving van voordeel zijn een filterbodem 24 aan te brengen, die als filter dient voor het reinigen van de aangezogen lucht. Zulk een filterbodem kan bijvoorbeeld 5 zijn uitgevoerd als een vlakke plaat, of als een U-vormig gebogen plaat zoals in Fig. 3 is aangegeven. Deze bodem kan geheel geperforeerd zijn en als filter dienen, maar ook kunnen op regelmatige afstanden in die bodem al dan niet losneembare filterelementen zijn aangebracht. De filterbodem kan zich over de gehele lengte van de transporteur 10 uitstrekken en heeft daardoor een groot oppervlak, waardoor het filter ook een grote capaciteit kan hebben en niet snel zal verstoppen.

Bovendien kan het filter, doordat de lucht aan de onderkant intreedt, zodanig worden uitgevoerd dat het gemakkelijk periodiek gereinigd kan worden, bijvoorbeeld door kloppen of trillen, waarbij het 15 vuil van het filter naar beneden valt. Indien slechts een deel van de transporteur zich in een stoffige omgeving bevindt, zoals bijvoorbeeld in het geval dat de transporteur deels binnen en deels buiten een gebouw loopt, kan de filterbodem uitsluitend over het zich in de stoffige omgeving bevindende deel zijn aangebracht.

20 In alle gevallen kan de kast uit delen bestaan, die gemakkelijk van elkander losgenomen kunnen worden, bijv. zoals in fig. 3 door bouten tussen de kastdelen 16 en 17 aangegeven.

Het toepassen van een ander medium dan lucht kan voordelen hebben, bijvoorbeeld bij explosiegevaar en bij het transport van stoffen, die 25 niet of weinig met lucht in aanraking mogen komen, waarbij dan ook boven de getekende kastconstructie een afdekking toegepast kan worden. Het te transporteren materiaal kan aldus bijvoorbeeld slechts met een inert gas in aanraking komen.

In Fig. 4 is alleen een rij openingen 15 in het midden van de goot-30 bodem 13 voor het terugkerende part aangebracht, en in Fig. 5 zijn er alleen zulke openingen 15 ter weerszijden van dat midden. De openingen kunnen ook andere patronen vormen, bijv. een rij in het midden en twee rijen ter weerszijden daarvan.

De openingen 12 in de gootbodem 9 van het dragende bandpart 10 kun-35 nen hetzelfde patroon hebben of ook daarvan afwijken, waarbij allerlei combinaties mogelijk zijn.

Het aantal afzonderlijke openingen in de gootbodem van het terugkerende part is bij voorkeur ten minste drie per meter bandlengte.

Als voorbeeld kan nog het volgende dienen. Bij een band met een 40 breedte van 1 m zijn er in het geval van Fig. 4 drie cirkelronde openin- .8800732 8 gen 15 per m bandlengte, dus op afstanden van 33,3 cm, waarbij de diameter der openingen 8,5 mm bedraagt. De openingen 12 voor het bovenpart hebben eveneens een afstand van 33,3 cm en hetzelfde patroon en hebben een diameter van 5,2 mm.

5 Bij het patroon van fig. 5 zijn er bijvoorbeeld 12 openingen 15 per m bandlengte, dus op afstanden van 16,7 cm in lengterichting, elk met een diameter van 10 mm. De openingen 12 kunnen dan, bij hetzelfde patroon en afstanden in lengterichting van 30 cm, openingen met een diameter van 8 mm hebben.

.8800782

Claims (5)

1. Bandtransporteur, waarvan het gestel bestaat uit een gaskast, waarbij de band met beide parten geleid wordt over een gootbodem welke gootbodems deel uitmaken van die gaskast en voorzien zijn van openingen, waarbij een of meer compressoren zijn aangebracht om een gas zoals lucht 5 door de openingen in de gootbodems tot onder die bandparten te brengen om hen te dragen, welke gaskast een tussenschot boven het onderste part en onder de gootbodem voor het bovenste, voor het transport van materiaal en goederen dienende part heeft om de kast in twee afzonderlijke gaskamers te verdelen, met het kenmerk, dat de op de onderste gaskamer 10 aangesloten compressor gas uit de omgeving door de openingen voor doorlaat van het gas in de gootbodem van het onderste part zuigt, welke openingen volgens een over de gehele lengte van de transporteur in hoofdzaak regelmatig patroon zijn verdeeld, en dat het aantal openingen per meter lengte tenminste 2 en ten hoogste 40 is en dat het gezamenlijk op-15 pervlak van de openingen per m^ bandoppervlak tenminste 1,5 cm^ en ten hoogste 20 cm^ bedraagt.

2. Bandtransporteur volgens conclusie 1, waarbij eenzelfde compressor, die het gas uit de omgeving door de openingen in de gootbodem van het onderste part aanzuigt, dit gas naar de gaskast onder de gootbodem 20 van het bovenste part perst, en waarbij het gezamenlijke oppervlak der openingen in de gootbodem van het onderste part per m^ bandoppervlak 1 tot 4 maal het gezamenlijke oppervlak van de openingen in de gootbodem van het bovenste part bedraagt.

3. Bandtransporteur volgens conclusie 2, waarbij die compressor die 25 op de onderste gaskamer is aangesloten, in het langsmidden van het tussenschot van de gaskast is aangebracht.

4. Bandtransporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aantal afzonderlijke openingen in de gootbodem van het onderste part ten minste 3 per m bandlengte bedraagt.

5. Bandtransporteur volgens een der voorgaande conclusies, waarbij onder de gootbodem voor het onderste part van de band een daarop met de randen aansluitende kast is aangebracht, waarvan tenminste één wand als filter voor het toestromende gas is uitgevoerd. ****** .8800782