NL8600774A - Slagzuigerverbrandingsmachine. - Google Patents
Slagzuigerverbrandingsmachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8600774A NL8600774A NL8600774A NL8600774A NL8600774A NL 8600774 A NL8600774 A NL 8600774A NL 8600774 A NL8600774 A NL 8600774A NL 8600774 A NL8600774 A NL 8600774A NL 8600774 A NL8600774 A NL 8600774A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- piston
- firepiece
- annular projection
- wall
- combustion
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F02—COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
- F02B—INTERNAL-COMBUSTION PISTON ENGINES; COMBUSTION ENGINES IN GENERAL
- F02B21/00—Engines characterised by air-storage chambers
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Pistons, Piston Rings, And Cylinders (AREA)
- Combustion Methods Of Internal-Combustion Engines (AREA)
- Lubrication Of Internal Combustion Engines (AREA)
Description
M Kon/mf/J 69 MAN
V *
Slagzuigerverbrandingsmachine
De uitvinding betreft een slagzuigerverbrandingsmachine waarvan de cilinderboringen aan de bovenzijde door een cilin-derkop begrensd zijn en in het gebied van de verbrandingsruimte tegenover een aan de onderzijde aansluitend cilinder-5 boringgebied vernauwd zijn en waarvan de zuigers, om een indringen daarvan tot in het vernauwde cilinderboringgebied bij de compressieslag mogelijk te maken, als trapzuigers zijn uitgevoerd en in het gebied van het vuurstuk een ten opzichte van het vernauwde cilinderboringgebied kleinere diameters 10 hebben.
Bij een uit het Duitse octrooischrift 1 900 922 bekende slagzuigerverbrandingsmachine zijn de cilinderboringen door een inzetstuk vernauwd. Het inzetstuk en de bijbehorende trapzuiger dienen in samenwerking hierbij ertoe, een olie-15 koolverbinding in de ringvormige tussenruimte te vermijden.
Zoals in de beschrijving van deze bekende oplossing uiteenge-" zet is, dient daarbij de ringspleet zo groot te zijn, dat een bekrachtiging van de eerste zuigerring met de gasdruk van de verbrandingsruimte en aldus een voortdurende verbin-20 ding naar de bovenste zuigerringgroef voor de verbrandingsgassen verzekerd is. Echter juist vanwege het feit, dat hier bij deze bekende oplossing uitdrukkelijk een doortrede van de verbrandingsgassen door de ringspleet wordt toegelaten, hetgeen slechts door overeenkomstige grote dimensionering 25 van de ringspleet als zodanig mogelijk is, zijn in de hierna volgende aangeduide, nadelige uitwerkingen niet te vermijden.
De in de zuigerringgroeven van de trapzuiger ingezette zuigerring worden door het tijdens de tact belasten en ontlasten tot het zogenaamde fladderen aangezet, met het gevolg, dat 30 smeerolie in de richting naar de verbrandingsruimte wordt gepompt en daar verbrand. Bovendien kan het uitlaatgas via de zuigerring tot in de drijfwerkruimte geraken en daar ten 36 0 0 7 7 4 s fc 2 minste tot een verzuring van de smeerolie leiden.
Het is in dit opzicht derhalve doel van de uitvinding, een slagzuigerverbrandingsmachine van de in de aanhef genoemde soort zodanig verder te ontwikkelen dat een negatieve beïnvloe-5 ding van de smeeroliehuishouding daarvan ten zeerste te vermijden is en verder bedrijfsomstandigheden bereikbaar zijn, die aanzienlijk liggen boven die van de gebruikelijke slagzuigerverbrandingsmachine .
Dit doel is bij een slagzuigerverbrandingsmachine van de 10 in de aanhef genoemde soort bereikt door de in het kenmerk van de conclusies 1 en 2 aangegeven uitvoeringen van de trap- i zuiger en de cilinderkop volgens de uitvinding. Voordelige details van deze oplossingen zijn in de onderconclusies aangegeven .
15 Hierdoor ontstaan de hierna volgend aangegeven voordelen.
Door de druk die zich in de bufferruimte voor verse lucht opbouwt, tijdens de opwaartse slag van de zuiger naar het indringen van het vuurstuk tot in het ringvormige uitsteeksel aan de cilinderkop, worden de aan de trapzuiger aangebrachte 20 zuigerringen stabiel tegen de onderste ringflanken van de telkens bijbehorende zuigerringgroeven gedrukt. Daardoor is een fladderen van de zuigerringen in de zuigerringgroeven op werkzame wijze onderdrukt. De zuigerringen kunnen derhalve ook niet meer pompen en aldus ook geen smeerolie in de rich-25 ting naar de verbrandingsruimte transporteren. Er kan aldus geen smeerolie meer in de verbrandingsruimte geraken en daar verbranden. Aldus is een aanzienlijke reductie van het smeerolieverbruik mogelijk.
Bovendien zorgt de uit de bufferruimte voor verse lucht 30 tijdens de compressieslag van de trapzuiger via de een sterke smoring vormende ringspleet naar buiten geperste en met hoge snelheid tot in de verbrandingsruimte stromende lucht voor een uiterst intensieve werveling van de reeds in de verbrandingsruimte aanwezige lucht met de in te spuiten brandstof.
35 Deze intensieve werveling door de druklucht maakt het mogelijk in vergelijking met gebruikelijke verbrandingsmachines een reductie van de voor de verbranding ter beschikking te stellen hoeveelheid lucht en wel tot ongeveer 20%. Daarbij heeft deze vereiste lage luchthoeveelheid in het bijzonder
* V
3 in het gebied van gedeeltelijke belasting van de verbrandingsmachine een positieve uitwerking, in welk bedrijfsgebied uiteraard een zekere "luchtbehoefte" heerst, daar juist door de werveling de verbranding positief beïnvloed wordt.
5 De in de bufferruimte voor verse lucht ingesloten tot hoge druk gecomprimeerde lucht vormt tijdens de werkslag van de zuiger, dat wil zeggen na de ontsteking, bovendien ook een werkzame afsluiting voor de doortrede van uitlaatgas en vuil vanuit de verbrandingsruimte in de richting naar de drijf-10 werkruimte. Hierdoor zijn een verontreiniging en verzuring van de smeerolie op effectieve wijze tegengegaan. Bij de tweede in de conclusie 2 aangegeven oplossing wordt dit bovendien nog ondersteund doordat tijdens de ontsteking van het in de verbrandingsruimte ingesloten brandstofluchtmengsel de 15 verbinding van de verbrandingsruimte naar de bufferruimte voor verse lucht practisch geheel onderbroken is.
Bovendien is door de oplossingen volgens,de uitvinding daar tijdens de ontsteking en de daaropvolgende.neerwaartse slag van de slagzuiger, zo lang deze zich binnen het ring-20 vormige uitsteeksel aan de cilinderkop bevindt, ook verzekert dat practisch geen uitlaatgasverontreinigingen in de dan aanwezige ringspleet kunnen binnentreden. Maar ook indirect na het uittreden van de trapzuiger uit het ringvormige uitsteeksel aan de cilinderkop kunnen zich aan het vuurstuk van 25 de trapzuiger nauwelijks verbrandingsresten afzetten, daar de dan vanuit de bufferruimte voor verse lucht bij het opheffen van zijn ruimtelijke begrenzing uittredende lucht de uitlaatgassen in de richting naar de uitlaat voor verbrandingsgassen blaast.
30 In het algemeen leiden de oplossing volgens de uitvinding ertoe, dat hogere ontstekingsdrukken worden opgeboüwd en aldus het rendement van het verbrandingsproces en van de slagzuigerverbrandingsmachine aanzienlijk verhoogd worden.
Hierna zijn de oplossingen volgens de uitvinding aan de 35 hand van in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader verduidelijkt.
In de tekening tonen:
Fig. 1 geschematiseerd een uitvoeringsvoorbeeld van de eerste oplossing volgens de uitvinding met weergave van de 350 577·. ' ί ϊ 4 trapzuiger en de cilinderkop in koude toestand.
Fig. 2 de trapzuiger en de cilinderkop van fig. 1 in bedrijf swarme toestand,
Fig. 3 tot 5 geschematiseerd de cilinderkop van fig. 1 en 5 de bijbehorende trapzuiger in verscheidene fasen tijdens een opwaartse slag,
Fig. 6 geschematiseerd een uitvoeringsvoorbeeld van de tweede oplossing volgens de uitvinding met een weergave van de trapzuiger en de cilinderkop in de koude toestand, 10 Fig. 7 de trapzuiger en de cilinderkop van fig. 6 in bedrijf swarme toestand,
Fig. 8 geschematiseerd een trapzuiger volgens de uitvinding bij de werkslag in een stand kort na de uittrede daarvan uit het ringvormige uitsteeksel aan de cilinderkop.
15 In de figuren zijn als onderdelen van een. slagzuigerver-brandingsmachine een cilinder respectievelijk een cilinderbus met 1 aangeduid, waarvan de cilinderboring met 2 en een daarin werkende trapzuiger met 3 is aangeduid. De cilinderboring 2 is aan de bovenzijde door een cilinderkop 4 begrensd en 20 in het gebied van de verbrandingsruimte 5 door de binnenwand 6 van een aan de cilinderkop 4 aangevormd ringvormig uitsteeksel 7 vernauwd. De cilinderkop 4 ligt met de ringvormige onderrand 8 van het ringvormige uitsteeksel 7 gasdicht op het bovenste kopvlak 9 van de cilinder respectievelijk cilin-25 derbus 1. De verbrandingsruimte 5 wórdt aan de buitenzijde door de binnenwand 6 van het ringvormig uitsteeksel 7 aan de bovenzijde door het bodemvlak 10 van de cilinderkop 4 en het buitenvlak 11 van de bodem 12 aan de trapzuiger 3 begrensd.
De cilinderboring 2 bestaat aldus uit een bovenste, door de 30 binnenwand van het ringvormige uitsteeksel 7 aan cilinderkop 4 vernauwd cilinderboringgebied en een in de cilinder respectievelijk cilinderbus 1 aangebracht onderste cilinderboringgebied 13 met een ten opzichte van het vernauwde cilinderboringgebied grotere diameter. De trapzuiger 3 heeft een 35 vuurstuk 14 met een kleinere diameter dan het overige deel van de trapzuiger 3 en dat coaxiaal met dit overige deel is aangebracht en dat bij een ringvormig dwarsvlak 14 eindigt. Enigszins in axiale richting op afstand van de drijfwerk-ruimte bevindt zich het zuigerringpakket van de trapzuiger 3 4* 5 met de verschillende, in ringgroeven aanwezige zuigerringen 16.
Volgens de eerste oplossing volgens de uitvinding (zie fig. 1 tot 5) zijn het vuurstuk 14 aan de trapzuiger 3 en de binnenwand 6 van het ringvormige uitsteeksel 7 aan de cilin-5 derkop 4 zodanig aan elkaar aangepast vervaardigd, dat dan wanneer de delen 7 en 14 zich in bedrijfswarme toestand bevinden, het vuurstuk 14 tijdens een opwaartse slag van de zuiger na het binnendringen tot in het ringvormige uitsteeksel 7 en zo lang het zich daarin beweegt, met de binnenwand 10 6 van het ringvormige uitsteeksel een minimale ringspleet met ten minste ongeveer gelijkblijvende grootte en bovendien tezamen met de radiaal naar. binnen stekende onderrand 8 van het inzetstuk 5 als ook het aan het ondereinde van het vuurstuk 14 bevindende dwarsvlak 15 aan de trapzuiger 3 en de 15 wand van het onderste cilinderboringgebied 13 een buffer-ruimte 17 voor verse lucht begrenst. Zoals de fig. 3 tot 5 tonen, waarin de verschillende standen van de trapzuiger 3 bij een compressieslag ten opzichte van het ringvormige uitsteeksel 7 aan cilinderkop 4 zijn weergegeven, wordt het 20 met lucht gevulde, eerst naar boven open ringvormige gebied om het vuurstuk 14 op dat moment (zie fig. 3) ter vorming van de bufferruimte 17 voor verse lucht gesloten, waarop de trapzuiger 3 met zijn vuurstuk 14 tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel 7 dringt. Tijdens de verdere 25 opwaartse slag van de zuiger (zie zijn beweging van fig. 3 via fig. 4 naar fig. 5) wordt het volume van de bufferruimte voor verse lucht 17 kleiner, waardoor de daarin opgesloten lucht tot op een steeds boven de in de verbrandingsruimte 5 heersende en in het eindstadium van de zuigerslag ook boven 30 de onstekingsdruk liggende druk gecomprimeerd wordt en ten minste een deel daarvan via de een sterke smoring vormende minimale ringspleet 18 tot in de verbrandingsruimte 5 wordt gepompt. Dit laatste is in fig. 4 door pijlen aangeduid.
Deze daarbij met hoge snelheid tot in de verbrandingsruimte 35 stromende lucht zorgt voor een intensieve koeling van de verbrandingsruimte 5 begrenzende wanden en bovendien voor een intensieve werveling van de reeds in de verbrandingsruimte 5 bevindende lucht. Deze en verdere zich daarbij voordoende voordelen zijn reeds hiervoor in de beschrijvingsinlei- 8Λ Λ Λ ”7 t £ V \J « « » * 6 ding aangegeven. De besproken ringspleet 18 tussen het vuur-stuk 14 aan de trapzuiger 3 en de binnenwand 6 van het ringvormige uitsteeksel 7 is bij een trapzuiger 3 met een diameter in de ordegrootte van ongeveer 50 mm door een spelingpassing 5 in de ordegrootte van H7/f7, bij een trapzuiger 3 met een diameter in de ordegrootte van H7/d9 en bij een trapzuiger 3 met een diameter in de ordegrootte van ongeveer 500 mm door een spelingpassing in de ordegrootte van H7/c9 aan te duiden. De ringspleet 18 heeft aldus een grootte, die tussen 1 o ongeveer 0,5 en 1,5 promille van de diameter van de zuiger ligt.
Het ringvormige uitsteeksel 7 is zoals in de figuren te zien is, aan de koelkringloop van de cilinderkop 4.aangesloten.
De cilinderkop 4 met het aangevormde ringvormige uitsteek-15 sel 7 en de trapzuiger 3 hebben na. hun vervaardiging in de koude toestand een vorm zoals in fig. 1 te zien is. Daarbij heeft het vuurstuk 14 van de trapzuiger 3 een zich vanaf de onderzijde, bij het dwarsvlak 15 aanvangend einde tot het buitenvlak 11 van de zuigerbodem 12 toe enigszins vernauwende 20 vorm met in axiale richting een rechtlijnige respectievelijk enigszins gekromde configuratie. Deze kromming is in fig. 1 op overdreven wijze weergegeven. Aangepast hieraan heeft ook de binnenwand 6 aan het ringvormig uitsteeksel 7 na de vervaardiging van de cilinderkop 4 een zich vanaf de onder-25 zijde, bij onderrand 8 aanvangend einde naar het bodemvlak 10 van de cilinderkop 4 toe vernauwende eveneens rechtlijnige respectievelijk enigszins naar binnen toe gekromde configuratie.
Bij het verwarmen tot op de bedrijfstemperatuur nemen deze 30 onderdelen door de uitzetting ten gevolge van temperatuurs-verhoging de in fig. 2 weergegeven vorm aan, waarbij zich de minimale ringspleet 18 tot in de hiervoor reeds aangegeven ordégrootte instelt.
Bij de tweede oplossing volgens de uitvinding wordt een 35 enigszins hiervan afwijkende weg ingeslagen.
Ook hier wordt de trapzuiger 3 zo vervaardigd, dat het vuurstuk 14 in koude toestand een zich vanaf de onderzijde bij het dwarsvlak 15 aanvangend einde naar het buitenvlak 11 van de bodem van de zuiger 12 toe vernauwde vorm met in axiale 7
* V
richting gezien rechtlijnige respectievelijk enigszins convex gekromde configuratie heeft (zie fig. 6}. Ook de cilinderkop 4 wordt zodanig vervaardigd, dat deze daaraan aangevormd ringvormige uitsteeksel in de koude toestand een vorm heeft 5 waarbij de binnenwand 6 ervan eveneens een zich vanaf de onderzijde, bij de onderrand 8 beginnend einde naar het bodem-vlak 10 van de cilinderkop 4 toe een enigszins kleinere diameter krijgt, zodat deze in axiale richting gezien een rechtlijnige of enigszins parabolisch gekromde configuratie 10 heeft. Ook dit is in fig. 6 te zien, waarbij in dit opzicht wordt opgemerkt, dat de afwijking van de cilindervorm ook hierbij overdreven groot is weergegeven om het wezen van de uitvinding op tekening zichtbaar te kunnen maken.
In het algemeen zijn daarbij in dit tweede geval volgens 15 de uitvinding het vuurstuk 14 en de binnenwand 6 van het ringvormige uitsteeksel 7 aan de cilinderkop 4 zodanig aan elkaar aangepast, dat dan, wanneer de trapzuiger 3 en de cilinderkop 4 zich in bedrijfswarme toestand bevinden, het vuurstuk 14 en de binnenwand 6 aan het ringvormige uit-20 steeksel 7 vanwege zijn door bedrijfswarmte veroorzaakte uitzetting een zodanige vorm hebben (zie fig. 7), a) eerst een spelingpassing met minimale ringspleet 19 vormt en tezamen met de radiaal binnenwaarts stekende onderrand 8 van het ringvormige uitsteeksel 7 als ook met het aan het ondereinde 25 van het vuurstuk 14 aanwezige dwarsvlak 15 aan de trapzuiger 3 en de wand van het onderste cilinderboringgebied 13 een bufferruimte 20 voor verse lucht begrenst, waarvan het volume bij verdere opwaartse slag van de trapzuiger 3 kleiner wordt, waardoor de opgesloten lucht tot op een steeds boven de in 30 de verbrandingsruimte heersende en in het eindstadium van de zuigerslag ook boven de ontstekingsdruk liggende druk gecomprimeerd wordt en ten minste een deel daarvan via de een sterke smoring vormende ringspleet 19 tot in de verbrandingsruimte 15 te pompen is, en b) aan het einde van de zuiger-35 slag met een aan de zijde van de zuigerbodem aanwezig eind-gebied aan de binnenwand 6 van het ringvormige uitsteeksel 7 met het doel van een volledige afsluiting van de voorheen aanwezige doorlaatverbinding tussen bufferruimte voor verse lucht 20 en verbrandingsruimte 5 komt aan te liggen.
8 λ n “7 f 0 U V / * <' W ψ f 8
De na het indringen van het vuurstuk 14 tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel 7 aanwezige ringspleet 19 heeft vanwege zijn enigszins wigvormige vorm in axiale richting weliswaar geen gelijkblijvende, maar in het midden 5 gezien in de indringdiepte, ongeveer tussen 0,5 en 1,5 promille van de diameter van de zuiger liggende grootte.
Ook bij dit tweede geval volgens de uitvinding is het ringvormige uitsteeksel 7 aan cilinderkop 4 aan de koelkring-loop daarvan aangesloten.
10 De trapzuiger 3 is in weergegeven voorbeelden als uit een stuk gevormd. Hij kan echter ook meerdelig zijn uitgevoerd en in het bijzonder in het gebied van zijn vuurstuk 14 uit een bijzonder hittebestendig materiaal bestaan.
In het algemeen, dat wil zeggen onafhankelijk, of het eerste 15 of het tweede geval volgens de uitvinding gerealiseerd wordt, heeft het aan de cilinderkop 4 aangevormd ringvormige uitsteeksel 7 een zodanige axiale lengte, dat de onderrand 8 daarvan in ingebouwde toestand aan een zodanige plaats ten opzichte van de zuigerslagbeweging bevindt, dat daarbij het 20 binnendringen van het vuurstuk 14 tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel 7 tijdens een opwaartse slag van de zuiger en aldus een sluiten van de bufferruimte 17 respectievelijk 20 voor verse lucht in een gebied plaatsvindt van ongeveer 20 tot 160° van de krukas voor het bovenste dode 25 punt (OT) van de trapzuiger 3. In fig. 8 is zo een geval als voorbeeld weergegeven. Daar begint de intrede van het vuurstuk 14 tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel 7 ongeveer bij 150® krukas voor het bovenste dode punt.
In fig. 8 is de fase van een neerwaartse slag van de zuiger 30 kort na uittreden van het vuurstuk 14 uit het ringvormige uitsteeksel 7 weergegeven. Door pijlen 21 is daarbij de ontspanning van de restdruk van de hiervoor in de bufferruimte 17 respectievelijk 20 voor verse lucht opgesloten lucht tot op het momenteel in de cilinderruimte heersende drukniveau 35 aangeduid. Dit verhindert, zoals hiervoor reeds werd opgemerkt, een binnendringen van verbrandingsresten tot in deze fase van de zuigerbeweglng bovenste open ringruimte tussen het vuurstuk 14 en de binnenwand 6 van het ringvormige uitsteeksel 7.
Claims (5)
1. Slagzuigerverbrandingsmachine, waarvan de cilinderbo-ringen aan de bovenzijde door een cilinderkop begrensd zijn en in het gebied van de verbrandingsruimte tegenover een aan de onderzijde aansluitend cilinderboringgebied vernauwd zijn 5 en waarvan de zuigers, om een indringen daarvan tot in het vernauwde cilinderboringgebied bij de compressieslag mogelijk te maken, als trapzuigers zijn uitgevoerd en in het gebied van het vuurstuk een ten opzichte van het vernauwde cilinderboringgebied kleinere diameters hebben, met het kenmerk, 10 dat het vernauwde cilinderboringgebied gevormd is door de binnenwand(6)van een aan de cilinderkop (4) aangevormd ringvormig uitsteeksel (7) dat gasdicht aanligt aan het bovenkop-vlak (9) van een cilinder (1), dat verder het vuurstuk (14) aan de slagzuiger (3) en de binnenwand (6) van het ringvormige 15 uitsteeksel (7) aan de cilinderkop (4) zodanig aan elkaar aangepast vervaardigd zijn, dat in de bedrijfswarme toestand van deze onderdelen het vuurstuk (14) tijdens de zuigerslag naar het indringen tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel (7) en zolang deze zich daarin beweegt, met zijn 20 binnenwand (6) een minimale ringspleet (18) en bovendien tezamen met de radiaal binnenwaarts reikende onderrand (8) aan het ringvormige uitsteeksel (7) alsmede met de aan het ondereinde van het vuurstuk (14) aanwezige dwarsvlak (15) aan de slagzuiger (3) en de wand van het onderste cilinderboringgebied 25 (13) een bufferruimte (17) voor verse lucht begrenst, waarvan het volume zich bij de verdere slag van de slagzuiger (3) verkleint, waardoor de ingesloten lucht tot op een steeds boven de in de verbrandingsruimte (5) heersende en in het eindstadium van de zuigerslag ook boven de ontstekingsdruk liggende 30 druk comprimeerbaar is en ten minste een deel daarvan via de een sterke smoring vormende ringspleet (18) tot in de verbrandingsruimte (5) inpompbaar is.
2. Slagzuigerverbrandingsmachine, waarvan de cilinder-boringen aan de bovenzijde door een cilinderkop begrensd zijn 35 en in het gebied van de verbrandingsruimte ten opzichte van een aan de onderzijde aansluitend gebied vernauwd zijn, en waarvan de zuigers, om een indringen daarvan tot in het ver-
3. Slagzuigerverbrandingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de naar het indringen van het vuurstuk 10(14) tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel (7) aan de cilinderkop (4) aanwezige ringspleet (18) een maat heeft, die gelegen is tussen ongeveer 0,5 en 1,5 promille van de zuigerdiameter, waarbij de ringspleet (18) bij een trap-zuiger (3) met een diameter in de ordegrootte van 50 mm door 15een spelingpassing in de ordegrootte H7/f7 bij een trapzuiger (3) met een diameter in de ordegrootte van 200 mm door een spelingpassing in de ordegrootte H7/d9 en bij een trapzuiger (3) met een diameter in de ordegrootte van ongeveer 500 mm door een spelingpassing in de ordegrootte H7/c9 is bepaald.
3. A n 7 7 \ V V * g '* xr * 4 f nauwde cilinderboringgebied bij de compressieslag mogelijk te maken, als trapzuiger zijn uitgevoerd en in het gebied van het vuurstuk een ten opzichte van het vernauwde cilinderboringgebied kleinere diameter hebben, met het kenmerk, dat het 5 vernauwde cilinderboringgebied gevormd is door de binnenwand (6) van een aan de cilinderkop aangevormd ringvormig uitsteeksel (7), dat gasdicht tegen het bovenste kopvlak (9) van een cilinder (1) aanligt, dat verder het vuurstuk (14) aan de trapzuiger (3) naar de vervaardiging daarvan in koude toestand 10 een zich vanaf het ondereinde tot aan de zuigerbodem toe enigszins versmalde vorm met in axiale richting rechtlijnige respectievelijk licht convex gekromde configuratie heeft, dat verder de binnenwand (6) aan het ringvormige uitsteeksel (7) in de koude toestand eveneens een zich vanaf het andere einde naar 15 het binneneinde toe enigszins versmalde vorm met in axiale richting rechtlijnige respectievelijk enigszins concaaf gekromde configuratie heeft, en dat het vuurstuk (14) aan de slagzuiger (3) en de binnenwand (6) aan het ringvormige uitsteeksel (7) zodanig aan elkaar zijn aangepast, dat dan, wan-20 neer de slagzuiger (3) en het ringvormige uitsteeksel (7) zich in bedrijfswarme toestand bevinden, het vuurstuk (14) en de binnenwand (6) van het ringvormige uitsteeksel (7) vanwege hun door de bedrijfswarmte vereiste uitzetting een zodanige vorm hebben, waarbij het vuurstuk (14) tijdens de zuigerslag 25 naar het indringen tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel (7) a) eerst een spelingpassing met minimale ringspleet (19) en tezamen met de radiaal inwaarts reikende onderrand (8) aan het ringvormige uitsteeksel (7) als ook met het aan 30 het ondereinde van het vuurstuk (14) aanwezige dwarsvlak (15) aan de trapzuiger en de wand van het onderste cilinderboringgebied (13) een bufferruimte voor verse lucht (20) begrenst, waarvan het volume zich bij de verdere opwaartse slag van de trapzuiger (3) verkleint, waardoor 35 de opgesloten lucht op een steeds boven de in de verbrandingsruimte (5) heersende en in het eindstadium van de slag-züiger ook boven de ontstekingsdruk liggende druk compri-meerbaar is en ten minste een deel daarvan via een sterke smoring vormende ringspleet (19) tot in de verbrandingsruimte (5) inpompbaar is, en b) aan het einde vande cpwaartse slag van de zuiger met zijn aan de zijde van de bodem van de zuiger zich bevindend eindgebied aan de binnenwand (6) van de ringvormige spleet 5 (7) ter volledige afsluiting van de voorheen aanwezige doorlaatverbinding tussen de bufferruimte (20) voor verse lucht en de verbrandingsruimte komt aan te liggen.
4. Slagzuigerverbrandingsmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de na het indringen van het vuur-stuk (14) tot in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel (7) aan de cilinderkop (4) aanwezige, enigszins wigvormige ringspleet (19) een in de axiale richting weliswaar niet ge-251ijkblijvende, maar in het midden, ten aanzien van de indring-diepte, ongeveer tussen 0,5 en 1,5 promille van de zuigerdiameter liggende grootte heeft.
5. Slagzuigerverbrandingsmachine volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat de het ringvormige uitsteeksel (7) 30aan de cilinderkop (4) een zodanige axiale lengte heeft, dat het vuurstuk (14) tijdens een opwaartse slag van de zuiger ongeveer 20 tot 160° van de curve af voor OT (het bovenste dode punt) in de binnenruimte van het ringvormige uitsteeksel (7) dringt en aldus vanaf dit tijdstip de bufferruimte (17 resp. 3520) voor verse lucht begrensd is. .^7 7 V V V i/ - v *
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE3511837 | 1985-03-30 | ||
DE19853511837 DE3511837C1 (de) | 1985-03-30 | 1985-03-30 | Hubkolbenbrennkraftmaschine |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8600774A true NL8600774A (nl) | 1986-10-16 |
NL193286B NL193286B (nl) | 1999-01-04 |
NL193286C NL193286C (nl) | 1999-05-06 |
Family
ID=6266966
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8600774A NL193286C (nl) | 1985-03-30 | 1986-03-26 | Verbrandingsmotor. |
Country Status (5)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE3511837C1 (nl) |
FI (1) | FI80763C (nl) |
FR (1) | FR2579669B1 (nl) |
NL (1) | NL193286C (nl) |
NO (1) | NO163874C (nl) |
Families Citing this family (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3706592A1 (de) * | 1987-02-28 | 1988-09-08 | Koepke Guenter Dr Ing | Verbrennungsmotor |
DE4345385C2 (de) * | 1993-12-08 | 1998-10-08 | Kurt Koenig | Brennraum für Hubkolben-Brennkraftmaschinen |
DE19527422C2 (de) * | 1995-07-27 | 1997-04-30 | Man B & W Diesel Ag | Verfahren zur Leistungssteigerung einer Brennkraftmaschine |
DE19651069C2 (de) * | 1996-12-09 | 1998-09-10 | Lothar Strach | Ölloser und ungekühlter Dieselmotor ohne Kolbenringe mit adiabater Arbeitsweise |
Family Cites Families (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DK40615C (da) * | 1927-11-01 | 1929-08-12 | Jon Espholin | Fremgangsmaade og Anordning til Forstøvning og Spredning af flydende Brændsel i Forbrændingsmotorers Kompressionsrum. |
FR808058A (fr) * | 1936-02-22 | 1937-01-28 | Moteur à combustion à injection | |
US4069794A (en) * | 1976-08-10 | 1978-01-24 | Robert Denney Jordan | Positive power control internal combustion engine |
US4474147A (en) * | 1981-12-10 | 1984-10-02 | Mack Trucks, Inc. | Combined fire ring and carbon scraping insert |
-
1985
- 1985-03-30 DE DE19853511837 patent/DE3511837C1/de not_active Expired
-
1986
- 1986-03-20 FI FI861178A patent/FI80763C/fi not_active IP Right Cessation
- 1986-03-26 NL NL8600774A patent/NL193286C/nl not_active IP Right Cessation
- 1986-03-26 NO NO861250A patent/NO163874C/no not_active IP Right Cessation
- 1986-03-27 FR FR8604426A patent/FR2579669B1/fr not_active Expired
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
FI861178A (fi) | 1986-10-01 |
FR2579669B1 (fr) | 1988-12-23 |
NO163874C (no) | 1990-08-01 |
NL193286B (nl) | 1999-01-04 |
NO163874B (no) | 1990-04-23 |
NL193286C (nl) | 1999-05-06 |
FI80763B (fi) | 1990-03-30 |
FI861178A0 (fi) | 1986-03-20 |
FR2579669A1 (fr) | 1986-10-03 |
FI80763C (fi) | 1990-07-10 |
NO861250L (no) | 1986-10-01 |
DE3511837C1 (de) | 1986-11-27 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP2712394B1 (en) | Combustion chamber construction for opposed-piston engines | |
KR900001621B1 (ko) | 연료 분사형 내연기관 | |
US9593627B2 (en) | Combustion chamber constructions for opposed-piston engines | |
US10968814B2 (en) | Internal combustion engine for a motor vehicle | |
EP1764491A1 (en) | Combustion chamber structure for spark-ignition engine | |
US6789460B2 (en) | Multipart cooled piston for a combustion engine | |
JP2005501197A (ja) | ディーゼルエンジン用モノブロックピストン | |
KR100472320B1 (ko) | 내연 기관용 피스톤 | |
US5737999A (en) | Blowby pressure control above an oil control ring in a reciprocating internal combustion engine | |
US5713262A (en) | Engine piston having a recess defined in the lower surface of the head | |
US20090188481A1 (en) | Squish-induced mixing-intensified low emissions combustion piston for internal combustion engines | |
NL8600774A (nl) | Slagzuigerverbrandingsmachine. | |
JP4540848B2 (ja) | 二つの副室を備えた往復動機械 | |
KR102312788B1 (ko) | 선박용 엔진 | |
EP0604223A1 (en) | Piston cap for a diesel engine | |
US4191136A (en) | Combustion chamber of an internal combustion engine | |
JP2016035216A (ja) | ユニフロー2ストロークエンジン | |
CN108350803A (zh) | 用于对置活塞发动机的紧凑型带端口的汽缸构造 | |
JPS6146651B2 (nl) | ||
JP2001508519A (ja) | 内燃機関ピストン | |
Ma | Oil transport analysis of a cylinder deactivation engine | |
US20200191269A1 (en) | Piston ring, piston assembly including piston ring, and methods of manufacturing | |
JPH0324857Y2 (nl) | ||
JP6890149B2 (ja) | 内燃機関のピストン | |
AU761996B2 (en) | Reciprocating machine with two sub-chambers |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20021001 |