NL8502535A - Steunverband voor een kniegewricht. - Google Patents

Description

JJS/WP/mjh ‘ A

MACINTOSH N.V.

Uitvinder: Josef Hubertus Gerardus Hunt jens te Schinnen -I- PN 3668

STEUNVERBAND VOOR EEN KNIEGEWRICHT

De uitvinding heeft betrekking op een steunverband voor een kniegewricht omvattend een, in hoofdzaak uit elastisch materiaal vervaardigde wikkel of huls, die zich na het aanleggen uitstrekt tussen een grens proximaal en een grens distaai van het kniegewricht gelegen, 5 welk steunverband een opening bezit voor het vrijlaten van de knieschijf en welk steunverband eventueel is voorzien van zwachtels voor het aanbrengen van druk op delen van het kniegewrichtsgebied.

Een dergelijk steunverband is bekend uit ÜS-A-3046981. Deze bandages bezitten de eigenschap dat zij, na het aanbrengen om de 10 zwakke of beschadigde knie, door de huls of wikkel, eventueel bovendien nog met behulp van een of meer zwachtels, uitsluitend mechanisch het kniegewricht een verhoogde stabiliteit verschaffen.

De uitvinding voorziet in een steunverband voor een knie waarbij het lichaam zelf gestimuleerd wordt een bijdrage aan de 15 verhoogde stabiliteit te geven.

Dit wordt verkregen doordat het binnenoppervlak van het steunverband is voorzien van oppervlakgedeelten met een in vergelijking met de rest van het binnenoppervlak verhoogde wrijvingscoëf-ficiënt ten opzichte van de huid en dat die oppervlakgedeelten zich op 20 die plaatsen bevinden die, na het aanleggen van het steunverband, aanliggen tegen in het gewrichtsgebied gelegen huidoppervlakken, waaronder zich proprioceptief te innerveren weefsel van de spieren en pezen bevindt, die zich vanuit het onder- en bovenbeen tot voorbij de kniegewichtsvlakken tussen de femur en de tibula uitstrekken.

25 Onder proprioceptieve innervering van de musculatuur wordt hier verstaan het verhogen van de tonus of spierspanning doordat in het spier-of peesweefsel aanwezige, proprioceptief sensibele receptoren, prikkels doorgeven aan het centrale zenuwstelsel, dat op zijn beurt invloed op de spierwerking uitoefent. De proprioceptieve sen- S5£?*35 > » -2- sibiliteit moet worden onderscheiden van de exteroceptieve sensibiliteit waarbij de prikkels uit de omgeving via zintuigen naar het centrale zenuwstelsel worden overgebracht. Bij de proprioceptieve sensibiliteit worden prikkels uit het lichaam zelf verder gevoerd naar 5 het centrale zenuwstelsel.

De uitvinding maakt gebruik van de aanwezigheid van de proprioceptieve sensibiliteit. Er wordt zorg voor gedragen dat bepaalde plaatsen van de huid waaronder zich te prikkelen receptoren bevinden te bedekken met zeer stroef op de huid glijdend, als het ware op de 10 huid klevend materiaal. Bij beweging van het gewrichtsgebied wordt de huid heen en weer geschoven en oefent een drukkende masserende werking uit op het dieper gelegen weefsel waarin de receptoren zich bevinden. Dit heeft tot gevolg dat de spier waarin zich de receptoren bevinden wordt samengetrokken en er een hogere tonus in de spier en pees 15 ontstaat. Door nu alle pezen van de op het kniegewricht inwerkende spieren steeds tegelijkertijd proprioceptief te innerveren wordt de tonus in de spieren en de pezen verhoogd waardoor de, het kniegewricht vormende gewichtsdelen beter in hun natuurlijk verband worden gehouden. De stabiliteit bij staan en lopen wordt hierdoor verbeterd % 20 waardoor de gewrichtsbanden minder worden -belast.

In het hierna volgende deel van de beschrijving zal, indien het voor de duidelijkheid noodzakelijk is, voor het aanduiden van lichaamsdelen de Latijnse benaming worden gebruikt met daarachter tussen haakjes, indien mogelijk, de Nederlandse benaming.

25 Bovendien wordt in de hierna volgende beschrijving verstaan onder: distaal: van de romp af; proximaal: naar de romp toe; mediaal: aan de binnenzijde van het lichaamsdeel (knie); lateraal: aan de buitenzijde van het lichaamsdeel (knie); 30 dorsaal: aan de achterzijde van het lichaamsdeel (knie); en ventraal: aan de voorzijde van het lichaamsdeel (knie).

Deze aanduidingen worden ook gebruikt bij het beschrijven van het steunverband waarbij deze gedacht is als om de knie aangelegd.

De oppervlakgedeelten met aen verhoogde wrijvingscoëfficiënt 85 0 2 5 3 5 * ' -3“ ten opzichte van de huid worden bij voorkeur gevormd uit zeemleerge-deelten die aan de binnenzijde van de huls of wikkel door plakken of naaien worden aangebracht. Natuurlijk zeemleer heeft namelijk de eigenschap dat het in droge toestand reeds een wrijvingscoëfficiënt 5 ten opzichte van de huid heeft die hoger ligt dan die van de gebruikelijke, voor steunverbanden toegepaste, textiele materialen. Bij vochtig en nat worden vertoont zeemleer een nog veel hogere wrij-vingscoëfficiënt, hetgeen voor het doel van de uitvinding van voordeel is omdat de binnenzijde van een steunverband, aangelegd op de huid, 10 door transpiratie snel in vochtigheid stijgt.

Het oppervlakgedeelte met verhoogde wrijvingscoëfficiënt kan discontinu zijn. Dit is van voordeel wanneer het oppervlakgedeelte met verhoogde wrijvingscoëfficiënt uit materiaal bestaat dat minder elastisch is, dan het materiaal van de rest van het steunverband.

15 De oppervlakgedeelten met verhoogde wrijvingscoëfficiënt bevinden zich bij voorkeur langs de met de proximale en de distale grens van het steunverband samenvallende proximale en distale zijde van het steunverband, rondom de opening voor de knieschijf en op zich tussen de proximale en distale grens van het steunverband 20 uitstrekkende stroken die mediaal en lateraal van de opening en nabij de opening zijn gelegen.

Een dergelijk steunverband heeft het voordeel dat het geschikt is voor verreweg het merendeel van de knieletselgevallen. Het meest voorkomende knieletsel is namelijk een verrekking of scheuring 25 van het ligamentum collaterale tibiale (binnenste zijdelingse gewrichtsband) die zich bevindt tussen de femur (dijbeen) en de tibula (scheenbeen). Dit letsel wordt zeer dikwijls veroorzaakt door een te ver doorgevoerde binnenwaartse draaiing van het bovenbeen ten opzichte van het onderbeen bij geheel gestrekt of lichtgebogen kniegewricht of 30 door een slag of stoot vanaf lateraal op de knie. Het kniegewricht ondervindt door dit letsel een minder goede geleiding bij buigen en strekken en wordt minder goed tegen draaiing geremd waardoor weer kans op beschadiging kan optreden aan het ligamentum collaterale fibulare (buitenste zijdelingse gewrichtsband), die zich tussen de femur en de 35 fibula (kuitbeen) bevindt. Beschadiging van een kruisband is verder nog mogelijk.

85 0 2 5 3 5 r * -4-

Bij het kniegewricht kan men een viertal hoofdbewegingen onderscheiden t.w.

I de strekking of extensie; II de buiging of de flexie; 5 III bij een gebogen knie,de endorotatie d.i. een binnenwaartse draaiing van het onderbeen, en IV de exoratatie d.i. een buitenwaartse draaiing van het onder been.

In alle standen van de knie zorgen de op het kniegewricht inwerkende 10 spieren voor een evenwicht. Deze spieren zijn in hoofdzaak: (m. staat voor musculum): a) de m. quadriceps femoris (vierhoofdige dijspier) o.a. bestaande uit: a.1) de m. rectus femoris (rechte dijspier) a.2) de m« vastus medialis (mediale brede dijspier) 15 a.3) de m. vastus lateralis (laterale brede dijspier); b) de m. sartorius (kleermakersspier); c) de m. biceps femoris (tweehoofdige dijbeenspier); d) de m. semitendinosus (halfpezige spier); e) de m. semimembranosus (halfvliezige spier); 20 f) de m. triceps surae (driehoofdige kuitspier) o.a. bestaande uit: f.1) de m. gastrocnemius (kuitspier) f.2) de m. plantaris (voetzoolspier); g) de m. gracilis (slanke dijspier), en h) de m. popliteus (kniekuitspier).

25 Bij de genoemde beweging I, de extensie, zijn vooral de spieren a.1 t/m a.3. betrokken. Bij de genoemde beweging II, de flexie, zij de spieren b, c, d, e, f.1, g en h werkzaam. De beweging III, de endorotatie, wordt verzorgd door de spieren b, d, e, g en h.

Die spier c is tenslotte in hoofdzaak werkzaam bij beweging IV, de 30 exorotatie.

De genoemde spieren reiken met hun doorgaans pezige uiteinden 3502 5 3 5 * *v -5- tot in het gewichtsgebied van de knie en passeren de gewichtsvlakken tussen de tibula (scheenbeen) en de femur (dijbeen). In sommige gevallen zijn die uiteinden een deel van het capsula articularis (gewrichtskapsel). Een deel van die uiteinden bevindt zich aan de 5 voorzijde van de knie dit zijn de spieren a.1 t/m a.4, een ander deel is aan de achterzijde van de knie gelegen, dit zijn de spieren c, d, e, f.L, f.2 en h. De uiteinden van de spieren b en g lopen hoofdzakelijk mediaal langs het kniegewricht. Opgemerkt wordt nog dat de pezen van de spieren a.3 resp. a.4 een naar mediaal resp. lateraal 10 opgeschoven verloop bezitten, en dat enkele pezige uiteinden van spieren gedeeltelijk aan de achterzijde van het kniegewricht en gedeeltelijk lateraal of mediaal verlopen, zoals bijv. bij spier e.

Uit het bovenstaande blijkt dat zowel proximaal als distaai van het kniegewricht als tussen die grenzen zich rondom het kniegewrichts-15 gebied pezige uiteinden van op het kniegewricht inwerkende spieren bevinden, waarvan de tonus kan worden verhoogd door proprioceptieve innervering. Ook de rusttonus, d.i. de tonus van een onbelaste spier.

Een steunverband voor een kniegewricht dat in het bijzonder geschikt is voor toepassing van de uitvinding omvat een wikkel in de 20 vorm van een trapezium, waarvan de opstaande zijden zijn voorzien van half-ellipsvormige uitsparingen, welke wikkel, met behulp van zich langs de opstaande zijden bevindende bevestigingsmiddelen tot een huls kan worden gevormd met een opening voor het vrijlaten van de knieschijf, waarbij de proximale zijde van het steunverband, d.i. de 25 lange trapeziumzijde en de distale zijde van het steunverband, d.i. de korte trapeziumzijde van het steunverband althans in hun middengedeelten een concaaf naar binnen gebogen verloop bezitten en waarbij het steunverband is voorzien van een mediaal, ter hoogte van de opening bevestigd, uit een proximale en een distale zwachtel bestaand, 30 mediaal zwachtelpaar en een lateraal ter hoogte van de opening bevestigd, uit een proximale en een distale zwachtel bestaand lateraal zwachtelpaar, en waarbij de proximale en de distale zwachtels bevestigingsmiddelen bezitten waarmee zij resp. proximaal en distaal van de opening kunnen worden bevestigd. Dit steunverband voor een 35 kniegewricht heeft boven bestaande steunverbanden het voordeel dat 85 0 2 535 * -6- door het vanuit mediaal en lateraal aantrekken en bevestigen van de zwachtels de knies-chijf enigszins wordt gelicht van de met de knieschijf samenwerkende gewrichtsvlakken van de femur. Dit lichten geschied omdat door het naar elkaar toetrekken van de mediale en de 5 laterale zijde van de opening voor de knie, deze zijden tegen de knieschijf gaan drukken.

Door de aanwezigheid van de concave gedeelten van de proxi-male en de distale zijde van het steunverband, waardoor de dorsale zijde sterk is versmald wordt er een voordelige grote druk uitgeoef-10 fend op de dorsale zijde van de knie bij het aantrekken van de mediaal en lateraal bevestigde zwachtels. De concaaf verlopende gedeelten van de proximale en de distale zijde van het steunverband hebben nog als verder voordeel dat het hierdoor mogelijk wordt dat deze zijden van het steunverband, bij buiging van de knie, de daarbij optredende 15 toenemende afstand tussen de dorsaal liggende pezen van de m. biceps femoris (tweehoofdige dijbeenspier) en de m. semitendinosus (halfpezige spier) gedeeltelijk kunnen volgen. De concave gedeelten nemen dan namelijk een vlakker verloop aan waardoor er tevens een transversale verlenging optreedt. Bijzondere maatregelen met . 20 betrekking tot de mate van elasticiteit ter plaatse behoeven niet te worden genomen. Een en ander is van bijzonder belang indien volgens de uitvinding zich ter plaatse waar dit steunverband aanligt tegen de genoemde spieren oppervlakgedeelten met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt bevinden die de huid vasthouden. Bij strekken of buigen van de 25 knie zou er zonder het genoemde concave verloop een te grote, en daardoor pijn veroorzakende, verschuiving optreden tussen de huid en de pezen.

Ook zonder gebruik te maken van de proprioceptieve werking van de spieren biedt dit kniesteunverband reeds verlichting bij 30 ontstekingen van de kraakbeenbekleding van de gewrichtsvlakken tussen de knieschijf en de femur. Dit steunverband te voorzien van binnenop-pervlakgedeelten met verhoogde wrijvingscoëfficiënt is van voordeel omdat het verband als wikkel i.v.m. de stroefheid gemakkelijker om de knie is aan te brengen dan een huls. Doordat er rondom de opening een 35 oppervlak met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt aanwezig is wordt bij het aantrekken van de zwachtels een betere grip op de huid verkre- 8502 53 5 * '4 -7- gen waardoor de knieschijf ook beter wordt gelicht. Dit is van bijzonder belang omdat door de proprioceptieve werking van dit met nog andere oppervlakgedeelten met verhoogde wrijvingscoëfficiënt voorziene steunverband er een verhoogde tonus in de spieren wordt 5 teweeggebracht. Deze verhoogde tonus doet zich uiteraard ook voor in de pees van de m. quadriceps waarin de knieschijf als sesambeen is opgenomen. Hoe meer de m.quadriceps wordt gespannen hoe stijver de gewrichtsvlakken van de knieschijf op die van de femur worden gedrukt.

Door het lichten met behulp van de zwachtels van het voorgestelde 10 steunverband wordt deze actie enigszins gecompenseerd hetgeen voor de gebruiker van het steunverband comfortabeler is.

Het steunverband kan nog worden verbeterd door rondom de half-ellipsvormige uitsparingen kussenvormige verhogingen aan te bre-gen aan het binnenoppervlak van het steunverband waardoor nog weer een 15 betere grip op de huid rondom de knieschijf kan worden verkregen. Dit effect kan worden verhoogd door de plaats waar het binnenoppverlak rondom de half-ellipsvormige uitsparingen is voorzien van oppervlakgedeelten met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt te laten samenvallen met de plaats waar zich rondom de half-ellipsvormige uitsparingen de * 20 kussenvormige verhogingen bevinden.

Een zich aan de dorsale zijde van het steunverband bevindende en zich tussen de proximale en distale zijde uitstrekkende mid-denstrook van het steunverband wordt bij voorkeur kussenvormig uitge-voerd. Dit heeft het voordeel dat in de knieholte na het aanleggen van 25 het steunverband meer druk op de gewrichtsholte kan worden aangebracht. Bovendien kan het proprioceptief te innerveren weefsel ter plaatse beter worden bereikt.

Zoals gezegd bestaat het steunverband in hoofdzaak uit een elastisch materiaal. Dit kan een geweven textiel materiaal zijn op 30 basis van katoen, wol- of kunststoffilamenten dat in alle richtingen elastisch is. Het materiaal met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de huid is zoals gezegd bij voorkeur natuurlijk zeemleer.

Andere materialen die in droge toestand en in vochtige toestand ook een verhoogde of wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de huid ver-35 tonen in vergelijking met het elastische materiaal zijn ook geschikt.

8502535

► V

-8-

Af te raden vallen echter die materialen die bij vochtig worden een lagere wrijvingscoëfficiënt verkrijgen omdat daardoor de beoogde werking onzeker wordt. Bijv. sommige kunstrubbers vertonen dit laatste verschijnsel.

5 De uitvinding zal thans aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden verduidelijkt.

In de tekening is:

Fig. 1. een zeer schematisch aanzicht van het verloop van zich dorsaal van een rechterknie bevindende spieren (pezen); 10 Fig. 2. een zeer schematisch aanzicht van het verloop van zich ventraal van de knie bevindende spieren (pezen);

Fig. 3. een bovenaanzicht (buitenoppervlak) van een steunverband voor een rechter kniegewricht volgens de uitvinding;

Fig. 4. een onderaanzicht (binnenoppervlak) van het steunverband 15 volgens fig. 3;

Fig. 5. een doorsnede volgens lijn V-V in fig. 4;

Fig. 6. een doorsnede.volgens lijn VI-VI in fig. 4;

Fig. 7. een vooraanzicht van een rechterknie met steunverband volgens de uitvinding en 20 Fig. 8. een achteraanzicht van de rechterknie uit fig. 7.

In Fig. 1 resp. Fig. 2 is de dorsale resp. de ventrale zijde van een rechter kniegewricht aangegeven. De verwijzingscijfers in deze figuren zijn hieronder aangegeven met daarachter het onderdeel dat zij aanduiden.

25 1. femur (dijbeen) 2. tibula (scheenbeen) 3. fibula (kuitbeen) 4. gewrichtsvlak van de femur 5. gewrichtsvlak van de tibula 30 6. patella (knieschijf) 7. m. rectus femoris (rechte dijspier) 8. m- vastus lateralis (laterale brede dijspier) 9. m. vastus medialis (mediale brede dijspier) 10. m- sartorius (kleermakersspier) 8502 53 5 -9- - % * ·η 11. m. gracilis (slanke dijspier) 12. nu semitendinosus (halfpezige spier) 13. nu semimembranosus (halfvliezige spier) 14. caput longum van de m. biceps femoris (tweehoofdige dijbeenspier) 3 15. caput breve van de m. biceps femoris (tweehoofdige dijbeenspier) 16. caput mediale van de m. gastrocnemius (kuitspier).

17. caput laterale van de m. gastrocnemius (kuitspier).

18. nu plantaris (voetzoolspier) 19. nu popliteus (kniekuitspier) 10 20. ligamentum collaterale tibiale (binnenste zijdelingse gewrichts band)

De spieren 7 t/m 19 reiken vanaf hun oorsprong alle tot voorbij de gewrichtsvlakken 4 en 5 tussen de femur 1 en de tibula 2.

Indien de tonus van deze, rondom het kniegewricht liggende spieren min 15 of meer gelijktijdig wordt verhoogd worden de gewrichtsvlakken 4 en 5 naar elkaar toe getrokken. Het middel waarmee deze min of meer gelijktijdige tonusverhoging plaats kan vinden is voor een rechter kniegewricht het steunverband dat in de fig. 3 t/m 6 is weergegeven.

Het bestaat uit een in hoofdzaak trapeziumvormige wikkel 21, die ver-20 vaardigd is uit een textiel materiaal dat in twee richtingen rekbaar is. De opstaande zijden 22 en 23 zijn voorzien van half-ellipsvormige uitsparingen 24 en 25.

De lange of proximale zijde 26 van het steunverband heeft een concaaf naar binnen gebogen verloop 27. De korte of distale zijde 28 van het 25 steunverband heeft een concaaf naar binnnen gebogen verloop 29. Bij het vormen van de wikkel 21 tot een huls om de knie, maken de zijden 22 en 23 een overslag. Als bevestigingsmiddelen tussen de opstaande zijden 22 en 23 dient klittenband, waarbij, zoals bekend, een oppervlak met haken zicht vasthecht aan een oppervlak met ogen. Hierna zal het 30 oppervlak met haken met 'haakband' en het oppervlak met ogen met 'oog-band' worden aangeduid. Voor de bevestiging van de opstaande zijden 22 en 23 is oogband aangebracht op de plaatsen 30 en 31 op het buitenoppervlak van het steunverband (Fig. 3) en is haakband aangebracht op de plaatsen 32 en 33 van het binnenoppervlak van het steunverband 35 (Fig. 4).

35 0 2 53 5 -10-

De overslag ter plaatse tussen oogband 30 en haakband 32 is dus tegengesteld aan die tussen oogband 31 en haakband 33. Zie ook Fig. 7. Bij het vormen van de wikkel 21 om de knie met behulp van de beschreven klittenbandbevestiging vormen de uitsparingen 24 en 25 een opening 5 34 voor het vrijlaten van de knieschijf 6. Zie Fig. 7. De wikkel 21 is voorzien van een mediaal, op de plaats 35 bevestigd, uit een proximale zwachtel 36 en een distale zwachtel 37 bestaand mediaal zwachtelpaar en een lateraal, op de plaats 38 bevestigd, uit een proximale zwachtel 39 en een distale zwachtel 40 bestaand lateraal zwachtelpaar.

10 De zwachtels bezitten bevestigingsmiddelen waarmee zij distaai of proximaal ten opzichte van de opening 34 aan de uit de wikkel gevormde huls worden bevestigd. Deze bevestigingsmiddelen bestaan hier ook weer uit klittenband. De zwachtel 39 is aan de naar de wikkel toegekeerde zijde voorzien van haakband 41 en op de van de wikkel afgekeerde zijde 15 van oogband 42. De zwachtel 40 is aan de naar de wikkel toegekeerde zijde vorzien van haakband 43. De zwachtel 36 is aan de naar de wikkel toegekeerde zijde voorzien van haakband 44. De zwachtel 37 is aan de van de wikkel afgekeerde zijde voorzien van oogband 45 en op de naar de wikkel toegekeerde zijde van haakband 46. Het buitenoppervlak van 20 de wikkel is voorzien van oogband 47 en van oogband 48.

Het aanbrengen en bevestigen van het steunverband alsmede het aantrekken en bevestigen van de zwachtels geschiedt als volgt. Haakband 32 van de wikkel op oogband 30 van de wikkel, haakband 33 van de wikkel op oogband 31 van de wikkel. Haakband 41 van zwachtel 39 op 25 oogband 47 van de wikkel, haakband 44 van zwachtel 36 op oogband 42 van zwachtel 39, haakband 46 van zwachtel 37 op oogband 48 van de wikkel en haakband 43 van de zwachtel 40 op oogband 45 van de zwachtel 37. Door het steeds onder het uitoefenen van afwisselend vanaf mediaal en lateraal gerichte trekkrachten tijdens het bevestigen van de wikkel 30 en de zwachtels wordt bevorderd dat het steunverband op de juiste wijze wordt aangebracht. Dit is van bijzonder belang voor de ligging van de binnenoppervlakgedeelten met een verhoogde wrljvlngscoëfficiënt ten opzichte van de huid. De oppervlakgedeelten met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de huid zijn in fig. 4 getekend.

35 Langs de proximale zijde 26 bevinden zich de zeemleer oppervlakgedeelten 8502535 -11- 49, 50 en 51. Aan de distale zijde 28 bevinden zich zeemleer oppervlakgedeelten 52, 53 en 54. Om de half-ellipsvormige openingen 24 en 25, uitgezonderd op de plaatsen waar de haakband 33 en 32 zijn aangebracht bevinden zich de zeemleer oppervlakgedeelten 55 en 56, 5 zodanig dat na het vormen tot een huls zich rondom de gevormde opening 34 (zie fig. 7) een zeemleeroppervlakgedeelte bevindt. Tussen de proximale zijde 26 en de distale zijde 28 bevinden zich de stroken 57 en 58. Deze stroken 57 en 58 vormen ook zeemleer oppervlakgedeelten. Zij vallen in de getekende uitvoering gedeeltelijk samen met de zich 10 om de half-ellipsvormige uitsparingen 24 en 25 bevindende zeemleer oppervlakgedeelten 55 en 56.

Om de half-ellipsvormige uitsparingen 24 en 25 zijn kussenvormige verhogingen 59 en 60 aangebracht, die in fig. 6 in doorsnede zijn weergegeven. In de getekende uitvoering vallen de zeemleer oppervlak-15 gedeelten 55 en 56 met de kussenvormige verhogingen 59 en 60 samen.

Een zich tussen de proximale zijde 26 en de distale zijde 28 van het steunverband uitstrekkende middenstrook 61 waarvan de omtrek in fig. 4 met abcd is aangeduid bezit een kussenvormige uitvoering. In fig. 5 en 6 is te zien dat de middenstrook 61 de vorm heeft van een plat kussen. 20 Tevens blijkt uit de fig. 5 en 6 dat de kussenvormige verhogingen 60 en 59 als ook de kussenvormige middenstrook 61 wordt verkregen door een veerkrachtige vulling 62. De afmetingen van de middenstrook in tranversale richting is zodanig dat het huidoppervlak aan de dorsale zijde van het kniegebied waaronder de met 12, 13 en 14 in fig. 1 25 aangegeven spieren zijn gelegen kan worden bedekt.

In fig. 7 is het vooraanzicht van een rechter knie met aangelegd steunverband getekend. Fig. 8 toont het achteraanzicht.

Het binnenoppervlak van het steunverband bedekt met zijn oppervlakgedeelten met verhoogde wrijvingscoëfficiënt de huidoppervlakken in 30 het kniegewrichtsgebied waaronder zich de ia de figuren 1 en 2 getekende spieren met hun pezen bevinden. Doordat het steunverband strak om het kniegewrichtsgebied kan worden aangebracht, waarbij de achterzijde door het aantrekken van de zwachtels goed in de knieholte kan worden getrokken staan de pezen van de op het kniegewricht inwerkende 35 spieren onder druk. Bij iedere beweging van het onderbeen ten opzichte 85 0 2 5 3 5 -12- van het bovenbeen vindt er een drukkende masserende werking van de pezen plaats. Het gebogen verloop 27 en 29 van resp. de proximale 26 en de distale zijde 28 van het steunverband aan de dorsale van de knie (zie fig. 8), waardoor het steunverband ter plaatse wordt 5 versmald bevordert het aanbrengen van druk op de aan de dorsale zijde van het kniegewricht gelegen pezen in belangrijke' mate. Het aantrekken van de zwachtels vermeerdert de omtreksdruk op de knieschijf waardoor deze van zijn gewrichtsvlakken met de femur wordt gelicht.

85 0 2 53 5

Claims (10)

1. Steunverband voor een kniegewricht omvattend een, in hoofdzaak uit elastisch materiaal vervaardigde wikkel of huls, die zich na het aanleggen uitstrekt tussen een grens proximaal en een grens distaai van het kniegewricht gelegen, welk steunverband een 5 opening bezit voor het vrijlaten van de knieschijf en welk steun verband eventueel is voorzien van een of meer zwachtels voor het aanbrengen van druk op delen van het kniegewrichtsgebied, met het kenmerk, dat het binnenoppervlak van het steunverband is voorzien van oppervlakgedeelten met een in vergelijking met de rest van het 10 binnenoppervlak verhoogde wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de huid en dat die oppervlakgedeelten zich op die plaatsen bevinden die, na het aanleggen van het steunverband, aanliggen tegen in het gewrichtsgebied gelegen huidoppervlakken, waaronder zich proprioceptief te innerveren weefsel van de spieren en pezen 15 bevindt, die zich vanuit het onder- en bovenbeen tot voorbij de kniegewichtsvlakken tussen de femur en de tibula uitstrekken.

2. Steunverband volgens cocnlusie 1, met het kenmerk, dat de oppervlakgedeelten met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt ten opzichte van de huid bestaan uit zeemleer.

3. Steunverband volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat althans een oppervlakgedeelte met een verhoogde wrijvingscoëf-iciënt discontinu is.

4. Steunverband volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de oppervlaktegedeelten met een verhoogde wrijvingscoëfficiënt ten 25 opzichte van de huid zich bevinden langs de met de proximale en de distale grens van het steunverband samenvallende proximale zijde en distale zijde van het steunverband, rondom de opening voor de knieschijf en op, zich tussen de proximale en distale zijde van het steunverband uitstrekkende stroken, die mediaal en lateraal 30 van de opening en nabij de opening zijn gelegen.

5. Steunverband geschikt als steunverband voor een kniegewricht volgens conclusie 4, welk steunverband een, in hoofdzaak in de vorm van een trapezium gevormd wikkel omvat, waarvan de opstaande 85 02 5 3 5 -14- zijden zijn voorzien van half-elüpsvormige uitsparingen, welke wikkel, met behulp van zich langs de opstaande zijden bevindende bevestigingsmiddelen tot een huls kan worden gevormd met een opening voor het vrijlaten van de knieschijf, met het kenmerk, dat 5 de proximale zijde van het steunverband, d.i. de lange trapezium- zijde en de distale zijde van het steunverband, d.i. de korte tra-peziumzijde van het steunverband althans in hun middengedeelten een concaaf naar binnen gebogen verloop bezitten en dat het steunverband is voorzien van een mediaal, ter hoogte van de opening 10 bevestigd, uit een proximale en een distale zwachtel bestaand, mediaal zwachtelpaar en een lateraal ter hoogte van de opening bevestigd, uit een proximale en een distale zwachtel bestaand lateraal zwachtelpaar, waarbij de proximale en de distale zwachtels bevestigingsmiddelen bezitten waarmee zij resp. proxi-15 maal en distaai van de opening kunnen worden bevestigd.

6. Steunverband volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat om de half-ellipsvormige uitsparingen kussenvormige verhogingen zijn aangebracht op het binnenoppervlak van het steunverband.

7. Steunverband volgens een der conclusies 4-6, met het kenmerk, dat 20 aan de dorsale zijde van het steunverband, een zich tussen de proximale en de distale zijde uitstrekkende middenstrook van het steunverband, kussenvormig is uitgevoerd.

8. Steunverband volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de plaats waar de kussenvormige verhogingen zijn aangebracht om de 25 half-ellipsvormige uitsparingen samenvalt met de plaats waar zich rondom de opening een oppervlaktegedeelte met een verhoogde wrij-vingscoëfficiënt bevindt.

9. Steunverband volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het steunverband is uitgevoerd volgens één der conclusies 5-8.

10. Steunverband zoals in hoofdzaak beschreven en/of aan de hand van de tekening is toegelicht. 3502 5 33