NL8500349A - Sigarettefilter. - Google Patents

Description

*· s ! 3 ' bij het mondeinde van het filter begrensd wordt, welk mondstukmaterlaai rs middelen omvat om ventilatielucht in de groef te brengen, welke venti-- latielucht het enige fluïdum is dat door de groef stroomt indien het ~ filter gebruikt wordt in combinatie met een sigaret tijdens het normaal 5 ' trekken tijdens het roken.

Begrepen moet worden dat de onderstaande beschrijving van de voor-* beelden van de onderhavige uitvinding niet beperkend zijn en verscheidene wijzigingen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding zullen opkomen bij degenen bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van 10 het onderstaande·

In de tekening zijn enkele voorkeursuitvoeringen van de uitvinding afgebeeld en daarbij zijn:

Fig. 1 een dwarsdoorsnede-aanzicht van een filterelement volgens de onderhavige uitvinding waar de voorkeur aan gegeven wordt; 15 Fig. 2 een perspectivisch aanzicht, met bepaalde delen openge werkt, van het filterelement uit fig. 1 bevestigd aan een sigaret;

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht met bepaalde delen opengewerkt, van een ander filterelement volgens de onderhavige uitvinding waar de voorkeur aan gegeven wordt; 20 Fig. 4 een perspectivisch aanzicht, met bepaalde delen opengewerkt van het filterelement uit fig. 3, bevestigd aan een sigaret;

Fig. 5 een eindaanzicht van het filterelement uit fig. 3 zoals gezien in de richting van V-V in fig. 3;

Fig. 6 een doorsnede-aanzicht van een ander filterelement volgens 25 de onderhavige uitvinding waar de voorkeur aan gegeven wordt; en

Fig. 7 een perspectivisch aanzicht, met bepaalde delen opengewerkt van het filterelement uit fig. 6 bevestigd aan een sigaret.

In fig. 1 en 2 is een filterstop 2 volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. Deze filterstop 2 omvat een celluloseacetaatfilterele-30 ment 10 of enig ander filter vervaardigd van vezelachtig of geschuimd materiaal voor tabaksrook, dat bekend is in de stand der techniek, omgeven door een niet poreus omhulsel 12. Onderkend moet worden dat bij het gebruik van de uitdrukking "niet poreus omhulsel”, dit niet poreuze uitwendige oppervlakken van geschuimd materiaal omvat, die een geheel 35 zijn met het filterelement alsmede niet poreus omhulselmateriaal dat niet een geheel is met het filterelement. Een capillaire doorgang 13 voor rookstroming is concentrisch met de langsas van de filterstang 10 strekt zich in langsrichting van een einde (tabakseinde) naar het andere einde (mondeinde) van het filterelement 10 uit. De ca-40 pillaire doorgang 13 voor rookstroming kan bijvoorbeeld een extrusie-

* I

4 produkt zijn* De wand van de capillaire doorgang 13 kan hetzij doorlatend hetzij niet doorlatend zijn. Bovendien is de filterstop 2 voorzien van een veelheid van groeven 14 daarin die zich in langsrichting daar— langs uitstrekken van het mondeinde van filterelement 10 over een voor— 5 afbepaalde afstand die kleiner is dan de gehele lengte van het filter- -element 10. De filterstoppen 2 worden in het algemeen vervaardigd door het nemen van een standaardfilterstang celluloseacetaat of dergelijke» het omhullen van de stang met een niet poreus omhulselmateriaal, het vervolgens onderwerpen van de omhulde filterstang aan een vorm- of an-10 der behandelingsmiddel bedoeld om passende groeven daarin aan te brengen. Een dergelijke werkwijze is bekend als warmvormtechniek, die algemeen bekend is in de stand der techniek.

In fig. 2 is de filterstop 2 bevestigd aan een tabakskolom of sigaret 3 en is aangebracht om door mondstukpapier 16 omhuld te worden, 15 dat een veelheid van openingen 18 daarin omvat, die langs de omtrek filterstop 2 omgeven en voor het in lijn liggen met groeven 14 aangebracht zijn, waarbij ventilatielucht radiaal de groeven 14 binnentreedt door de openingen 18. Onderkend moet worden dat bij het gebruik van de uitdrukking "mondstukpapier**, dit in de handel verkrijgbaar mondstukpa-20 pier kan omvatten in combinatie met een luchtdoorlatend omhulsel dat gebruikt wordt bij het samenvoegen van het filter voor bevestiging aan een tabakskolom. Zoals afgebeeld in fig. 1 en 2 treedt ventilatielucht binnen door de openingen 18 in het mondetukmateriaal, gaat verder door de groeven 14 en naar de mond van de roker. De capillaire doorgang 13 25 voor rookstroming is aangebracht om de rook in het in het midden liggende deel van de filterstop 2 te concentreren om een stroom niet gefilterde en niet verdunde rook te richten naar de mond van de roker.

Verder verwijzend naar fig. 1 en 2 blijkt dat de filterstop 2 bovendien een kraag 20 omvat, begrensd door een dunne in hoofdzaak cilin-30 drische wand 22. De kraag 20 is aangebracht bij het mondeinde van het filterelement 10 en coaxiaal daarmee, waardoor in een uitsparing 24 bij het mondeinde van hét filterelement 10 voorzien wordt. De uitwendige diameter van de wand 22 van de cilindrische kraag is in hoofdzaak gelijk aan de diameter van de filterstop 2, en de inwendige diameter van 35 de wand 22 van de kraag is groot genoeg teneinde tenminste een deel van C. de open einden van de groeven 14 bij het mondeinde van het filterele-. ment 10 open te houden naar de uitsparing 24. Dat wil zeggen de dikte an_^de^ci^ndrische wand 22 is minder dan de diepte van een groef 14.

De kraag 20 is door mondstukpapier 16 bevestigd aan het filterelement 40 10, welk mondstukpapier zich uitstrekt voorbij het mondeinde van de Cv 7 -— het: mondeinde van het filterelement. De band 219 kan vervaardigd worden van vezelachtig of geschuimd materiaal, dat bekend is in de stand der *v,t§chgiek;»:t zoals bijvoorbeeld celluloseacetaat. De uitwendige diameter ***4ΗΜΚ cilindrische, filter band 219 is in hoofdzaak gelijk aan de diame-' 3 ter. yap^ het lilt er element 210, en de inwendige diameter van de cilin- t ^T^rJtsghó fflte|bandK219 is voldoende klein zodat de open einden van de g|seven 214vhij.het mondeinde van het filterelement 210 bedekt worden deoir.de fllterband 219. Dat wil zeggen de wand van de cilindrische band 219.is tenminste even dik als de diepte van een groef 214. Bovendien is 10 een kraag 220, begrensd door een dunne, in hoofdzaak cilindrische wand 222, concentrisch aangebracht binnen de fllterband 219. De uitwendige diameter van de wand 222 van de kraag is in hoofdzaak gelijk aan de inwendige diameter van de fllterband 219. Bij voorkeur is de kraag 220 vervaardigd van een ondoorlatend materiaal, zoals een kunststof, en 15 wordt de fllterband 219 op zijn plaits gehouden met de kraag 220. De cilindrische band 219 filtermateriaal is door mondstukpapiér 216 bevestigd aan het filterelement 210, welk mondstukpapiér zich ultstrekt voorbij het mondeinde van de filterstang 202 in langs de omtrek overlappend verband met het uitwendige oppervlak van de cilindrische band 20 219.

Indien de sigaret 3 gerookt wordt, stroomt niet gefilterde, niet verdunde rook door de capillaire doorgang 213 met een geconcentreerde stroom, die door de uitsparing 224 en in de mond van de roker gaat. Tegelijkertijd beweegt het grootste deel van de rook, dat door de uitspa-25 ring 224 gaat in de mond van de roker en rook die door het filterelement 210 beweegt in de gebieden daarvan tussen aangrenzende groeven 214, door de cilindrische fllterband 219. Ventilatielucht stroomt in de groeven 214 en in de cilindrische fllterband 219 waar. het .tenminste gedeeltelijk mengt, met ,de rook die eveneens door de cilindrische filter-30 band 219 beweegt, en van de fllterband .219 in de mond van de roker j'Z 'Stroomt.. ,;v; , j .-· · . ; : . ·. Air.

Onderkend moet, worden: 4f t V er schillende wijzigingen uitgevoerd kunnen worden aan dè bi jzondere afgebeelde en beschreven uitvoeringen, zonder .de .principes- ven de onderhavige^ uitvinding te verlaten. .~' 'rjr' V^D n “r i ·ΛΤ·*··νθ'0 ^8®·ΤίΙ ïfc v.2.’ **···?:„ $&} r-ite ïU tiio-jjAffïsnAï as·: -nsbbJyD Tft iti&s pv ;· '!'Α:·Άtriiï'i7-5 V '"£ bnj&SiZ ;?·£ TSA 'TVS.%>'£·· 't iï'VftV** -,-Ό'Γ·'^^ . S-T;^erjTÜOÜEj . BADofilêmi^^-W ---- - — ·.

# b-c·· - Ol··

Claims (10)

1. 8 m v I et-tó: -V CONCLUSIES ·’’ Vdft -i 1. Filter voor een sigaret, met het kenmerkei dat dezè:> bïwaVf “· een poreuze filterstang met cilindrische vorm meti ο&ρϊ1ΐ3&Γ^%0π(ϊΓ-- sagang voor rookstroming concentrisch gevormd?tên: ópzïchte^van''de^langsas 5 van de filterstang en zich in langsrichting daardöóf*'uitstriékkênd^ u een ondoorlatend omhulsel dat zichin langsrichting iahgs^ègStèing uitstrekt en de stang omgèeft waarbij doorstroomde têgencrvérliggëndé-einden van de stang vrijgelaten worden, welk?:omhuls el*11énmlnStë^eètt'5’^ * r zich in langsrichting uitstrekkende groef heeft ingebed in de filtlr-10 8tang waarbij het deel van het omhulsel dat de groef begrenst ondoorla tend blijft, waarbij de tenminste ene groef: open eindigt bij het mond** einde van de stang en zich daarvan üitstrekt over een afstand kleiner dan de lengte van de filterstang; en mondstukmateriaal dat zich in langsrichting van het omhulsel uit** 15 strekt en dit omgeeft, welk mondstukmateriaal zich over een vooraf bepaalde afstand voorbij het mondeinde van de filterstang uitstrekt, waardoor een uitsparing begrensd wordt bij het mondeinde van het filter, welk mondstukmateriaal middelen omvat om ventilatielucht in de groef in te brengen, welke ventilatielucht het enige fluïdum is dat 20 door de groef stroomt indien het filter gebruikt wordt in combinatie met een sigaret tijdens het normaal trekken tijdens het roken.
2. 2. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstukmateriaal luchtdoorlatend is.
3. 3. Filter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk- 25 materiaal ondoorlatend voor lucht is, waarbij het mondstukmateriaal bepaalde openingen daarin heeft die in stromende verbinding met de groeven staan. '· · ’*>· ^.• Filter'volgens'een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat':daze nsén -coaxiaal aangebrachte kraag in-da uitsparing omvat. 30 ·? -5. ^11 ter volgens -conclusie 4, met hst" kenmerk, -dat de kraag zich nabij het inwendige oppervlak van het mondstukmateriaal bevindt. 'b·:·.,6v Filter ^volgens conclusie 4 of 5, > met het ieënmerk f dat de wand . van/deukraag ondoorlatend is. f ^ r**1 -;*···
4. 7. Filter volgens een van- de conclusies 4-6, met het k,enmerk?' d£t 35 de kraag bovendien omvat: een in het midden open kernorgaan, dat concentrisch is met de ci-' llndrische wand, waarbij de kern in stromende verbinding staat met de capillaire doorgang voor rookstromlng bij het mondeinde van de filter-' BAD ORIGINAL stang; en 40 waarbij het gebied begrensd tussen het kernorgaan en de wand van 1 * ι Λ I *5¾^¾^ώ^β^F¾êca¾S l&t stromende verbinding staat met de groeven'-bij , m^HélLïidé Vhtr de ïilterstang . £ώ' 3ïèsd f&Xté^1 volgend conclusie 7, met het kenmerk, dat een deel ¥an Hiët^n^deinde Vkh^de^f lltêrstop in stromende verbinding met de open ~ 5 kern staat en dat éenFander' deel van het mondeinde van de filterstéhg v —άY^%t^omehdePverbinding- staat met tiet gebied begrensd tussen het kern-7^t^n*ètt?idfe «randt Vatf-dè cilindrische kraag. ti<'9v*volgfeiis"'cöncliiöie 7 of 8, met het kenmerk» dat de kraag bhvéMién'béanbtganen omvat, die zich uitstrekken tussen de kern en de - j ^ . Λ;-7 10 wand van dé cilindrische kraag . • -10iPïltér volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de kraag radiaal naat"'binnen öjr afstand' 'ligt* van' het mondstukmateriaal met fil’ter-materiaal aangébraCht^l-n' de rüimtV tussen hét'mondstukmateriaal en de kraag. : :J :r-' T ·'*'· ·: ri '"·- : - 15 11· Filter volgens conclusie iO,rmet het kenmerk, dat het filter- materiaal in de ruimte tussen het mondstukmateriaal en de kraag het open einde van de tenminste ene groef bij het mondeinde van' de filter-stang bedekt. .
5. 12. Filter volgens een van de voorgaande conclusies, met het ken-20 merk, dat dit bovendien omvat een in hoofdzaak cilindrische band fil- termateriaal, coaxiaal aangebracht in de uitsparing, waarbij de band flltermateriaal het open einde van de tenminste ene groef bij het mondeinde van de filterstang bedekt.
6. 13. Filter volgens een van de voorgaande conclusies, met het ken-25 merk, dat het niet poreuze omhulsel een geheel is met de poreuze fil- ter stang.
7. 14. Filter volgens een van de voorgaande Conclusies’, ‘met hét keh- · merk, dat de wand van dé capillaire doorgang voor rookstroom ondoorlatend is.
8. 15. Filter volgens een van de conclusies/1-13, met, het kenmerk^: dat de wand van dè capillaire doorgang voor rookstroming doorlatend.: is.
9. 16. Filter voor een sigaretÏ' met- het kenmerk, dat deze'omvat: een poreuze filterstang met cilindrische vórm" met<ββή; capillaire 35 doorgang voor róbkströmiag, concentrisch'geédinml"ten bpzi'chteivaa- de -lang sas van de f ilterstang eh zich ialangWriChting-^ éindenaer het andere einde van dé” filtersténg;s bitstrékkend; een oïrioor latend tooisel' zic^ in Ïat^srichting uits^èk1tóró laögs .BAD OBIfiÖI^>en de' sta«^%mgevend," waarbij doorstroómdé Cegëncw etliggende < ·>*» 'Λ d V>:': ' r'j ζ,Γ·’ : - : ' ' ' -i. »-v ü·.· # ·· 40 einden van de stang vrijgelaten worden, welk omhulsel tenalnste Wétt £* 10 « V f 0ich, in langsrichting uitstrekkende groef heeft ^ά:ρχφ^^4# jffl$£r-stang en waarbij het deel van het omhulsel·43¾ ^g^e'f* an£; 4aorlatend blijft, waarbij de tenminste ene^j^oj^ ejen; heeft bij,chet mondeinde van de stang en eggp 5 gf&gfiüd kleiner dan de lengte van. de iil|:eratang^& sns> c v; een in hoofdzaak cilindrische band filr„ei^^:e^^ly7<^^3^^^^a^ge- 'j : · * j’v* *»-* -V t' bracht bij het mondeinde van de filter stang-, ^aarhfjk.het 4^«nd£g£;£p-.,_pervlak van de cilindrische filterband een ^itsparing begrenst.hf j Het . mondeinde van de filterstang, en..4e filterband het. open einde; vajjc4$} 10 tenminste ene groef bij het mondeinde van de .filters tang.. bedekt; en , jj mondstukmateriaal dat zich in^ langsrichting van^ tvet- omhulsel uit-strekt en dit. .omgeeft alsmede de cilindrische.; ƒilterband^ omgeef t, welk mondstukmateriaal luchtdoorlatend, is en.stroming van ventilatielucht daardoor mogelijk maakt in de groef, welke ventilatielucht het enige 15 fluïdum is dat door 4 e; groef, stroomt, indien het filter gebruikt wordt in combinatie met een f ilter ti jdens het; „normaal trekken. ., .17*. Filter . .volgens cpnclusie 16', met het kenmerk, dat de wand van de filterband tenminste even dik is als de diepte van de groef bij het mondeinde yan jde.,filterstang. , , 20 , 18.. Filter v.olgens,conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat dit bovendien een kraag omvat concentrisch, aangebracht binnen de cilindrische filterband, .waarbij de uitwendige diameter van de kraag in hoofdzaak gelijk is aan de inwendige diameter van de filterband. * .19Filter volgens een van de conclusies 16-18, met het kenmerk, 25 dat de filterband bevestigd is aan de kraag.
10. 20. Filter volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de - .it/Ovr Viί*-ί.ί 1 -v:.v tb bozw s*:' ζΗ^***'^ -30Λ -.2VI?> . - Ceas.fc«rΓοαο <· ** nsc o»» *f5*s/-av . *. --Vri!.: '<v ; .;· «£2«©bijsaiiBo-ï3εjwï.,.3o&r λ** &·.&*· · *> · · > • > .i :: .i*;· -% ΖιΖτ&ϊ'.. pHc' ·! * '<· * **';* ** . ··**· %.. ij.i, i*wv«e & · Tir*»3r 7 » *4' ·β·φ3?-ϊλ:iI? ^‘**vj*r.%f* 1 . «myygvptc' ^ ^ *'> ... ïï,·;: irrisi.· .i j. ?w ,,,·?»;« '··«< nsjralsgi.i·*"'' 0¾ »»!' ί·3&9?'·ϊ·. *'"«. ·* * :. .j- i^ ? ' i-** .