[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

NL8102790A - Akoestisch bedienbare onderzoekboom onder water. - Google Patents

Akoestisch bedienbare onderzoekboom onder water. Download PDF

Info

Publication number
NL8102790A
NL8102790A NL8102790A NL8102790A NL8102790A NL 8102790 A NL8102790 A NL 8102790A NL 8102790 A NL8102790 A NL 8102790A NL 8102790 A NL8102790 A NL 8102790A NL 8102790 A NL8102790 A NL 8102790A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pipe
acoustic
valve
ring
column
Prior art date
Application number
NL8102790A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Halliburton Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Halliburton Co filed Critical Halliburton Co
Publication of NL8102790A publication Critical patent/NL8102790A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B47/00Survey of boreholes or wells
    • E21B47/12Means for transmitting measuring-signals or control signals from the well to the surface, or from the surface to the well, e.g. for logging while drilling
    • E21B47/14Means for transmitting measuring-signals or control signals from the well to the surface, or from the surface to the well, e.g. for logging while drilling using acoustic waves
    • E21B47/16Means for transmitting measuring-signals or control signals from the well to the surface, or from the surface to the well, e.g. for logging while drilling using acoustic waves through the drill string or casing, e.g. by torsional acoustic waves
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B17/00Drilling rods or pipes; Flexible drill strings; Kellies; Drill collars; Sucker rods; Cables; Casings; Tubings
    • E21B17/003Drilling rods or pipes; Flexible drill strings; Kellies; Drill collars; Sucker rods; Cables; Casings; Tubings with electrically conducting or insulating means
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B33/00Sealing or packing boreholes or wells
    • E21B33/02Surface sealing or packing
    • E21B33/03Well heads; Setting-up thereof
    • E21B33/035Well heads; Setting-up thereof specially adapted for underwater installations
    • E21B33/0355Control systems, e.g. hydraulic, pneumatic, electric, acoustic, for submerged well heads
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B34/00Valve arrangements for boreholes or wells
    • E21B34/02Valve arrangements for boreholes or wells in well heads
    • E21B34/04Valve arrangements for boreholes or wells in well heads in underwater well heads
    • E21B34/045Valve arrangements for boreholes or wells in well heads in underwater well heads adapted to be lowered on a tubular string into position within a blow-out preventer stack, e.g. so-called test trees
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B2200/00Special features related to earth drilling for obtaining oil, gas or water
    • E21B2200/04Ball valves

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Acoustics & Sound (AREA)
  • Geophysics (AREA)
  • Remote Sensing (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Testing Of Devices, Machine Parts, Or Other Structures Thereof (AREA)
  • Geophysics And Detection Of Objects (AREA)
  • Medicines Containing Antibodies Or Antigens For Use As Internal Diagnostic Agents (AREA)
  • Soil Conditioners And Soil-Stabilizing Materials (AREA)
  • Investigating Or Analyzing Materials By The Use Of Ultrasonic Waves (AREA)

Description

<r ' ^ .. ·' \
Akoestisch hedienbare onderzoekboom onder water. j i j i j ! De uitvinding heeft betrekking op een stuur- j klep zoals een onderzoekboom onder water voor gebruik bij | een put onder water, waarbij de onderzoekboom opstelbaar is i binnen een eruptie-afsluiterblok onder water voor het beheer- j 5 . i sen van het stromen van fluxden door een onderzoekkolom opge- i | steld in een olieput buitengaats gedurende een produktie-onder-j- I ..... i zoek of dergelijke. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding j betrekking op een onderzoekboom onder water bestand om te wor-i i den bediend door een akoestisch signaal. j
Gedurende het boren of onderzoeken van putten| buitengaats is het gewenst om in de pijpenkolom een stuurklep j op te nemen welke opgesteld is in de buurt van een eruptie- j afsluiterblok. Dit eruptie-afsluiterblok rust normaal op de j zeebodem met de stuurklep opgesteld in het blok voor het sturen 15 ... ί
van het stromen van fluiden uit de olieput door de onderzoek- I
kolom of de boorkolom. !
Deze stuurkleppen voor onderzoekbomen onder j water worden bij voorkeur bediend door toepassen van hydraulische druk om tandemkleppen te bedienen voor het openen en 20 .
sluiten van de strommgsweg door de klepmechanismen. In het verleden was het gewoonte om hydraulische leidingen toe te passen welke vanaf het zeeoppervlak werden neergelaten om stu- ! rend hydraulisch fluidum aan te voeren voor het sturen van de tandemkleppen. Dergelijke stuurkleppen zijn bijvoorbeeld be- 25 | schreven in het Amerikaanse Reissue octrooi Re. 27 Λ7^ en het i ! Amerikaanse octrooischrift 3.9&Ί·6^7· Deze stuurinrichtingen I kunnen afzonderlijke stuurleidingen voor hydraulisch fluidum ! · i omvatten of concentrische buiskolommen welke reiken vanaf het i
: I
stuurtoestel naar het oppervlak. j 30 . !
Een andere onderzoekboom onder water waarbij j een hydraulische stuurleiding wordt toegepast, welke reeds op zijn plaats is ten opzichte van de eruptie-afsluiterblok is aangegeven in het Amerikaanse octrooischrift 116.272. j 81 02 7 9 0 - 2 - f j Ook is reeds toorgesteld dat zulke kleppen ί | kunnen worden bestuurd door akoestische signalen overgedragen langs de buiskolom vanaf het oppervlak. Dergelijke systemen zijn aangegeven in de Amerikaanse octrooischriften 3*9^1.308 | 5 en 4.073.3^1. j i e i j De akoestische onderzoekboom onder water vol-j
I I
| gens de uitvinding is voorzien van een verbeterd overdraagsystsem j voor akoestische signalen bij toepassen van akoestische I koppelorganen tussen de buisverbindingen. Een zelfstandige druk- 10 bron is aanwezig in een huis bij de onderzoekboom onder water en wordt in de put neergelaten met de rest van de onderzoekboom. De onderzoekboom onder water is ook voorzien van een in-j richting voor het ontvangen van akoestische signalen uitgezonden vanaf het oppervlak om daardoor de stroom fluidum te sturen 15 vanaf de drukbron om de kogelkleppen van de onderzoekboom j
te bedienen. I
De uitgevonden onderzoekboom onder water is ! j voorzien van een lichaam met daardoorheen een kanaal. Een af- j | sluitklep is beweegbaar tussen een open stand en een gesloten ! 20 stand voor het selectief openen en sluiten van het kanaal en j is opgesteld in het kanaal. Ook opgesteld binnen de onderzoek-' boom onder water is een signaalontvanger voor het ontvangen j van een akoestisch signaal welke omlaag wordt gezonden langs een pijpkolom welke de onderzoekboom onder water verbindt met een 25 constructie aan het wateroppervlak.
Een bedieningsmiddel is aanwezig en is werkzaam verbonden met de signaalontvanger voor het bedienen van de i afsluitklep zodat de afsluitklep wordt bewogen naar hetzij zijn open of zijn gesloten stand in antwoord op het akoestische | 30 commandosignaal.
| De pijpkolom omvat akoestische koppelorganen ! | verbonden tussen de naburige pijpstukken voor het overdragen I .
i van het akoestische signaal vanaf een eerste pijpstuk door de j akoestische middelen naar een tweede pijpstuk. j \ r 35 Verbeterde hydraulische verbindingsmiddelen ί 8102790 - 3 - ί . j
! en hydraulisch bediende grendelmiddelen zijn aanwezig zodat I
| | een deel van de onderzoekkolom hoven de afsluitklep snel kan j worden gekoppeld of worden ontkoppeld van het deel van de onder- | zoekboom welke voorzien is van de afsluitklep.
5 Deze en andere kenmerken en voordelen van de ] uitvinding zullen nader worden aangegeven in de volgende he- i . . . . . i schrijvmg met betrekking tot de tekening. j
Figuur 1 is een algemene langsdoorsnede van j een gebruikelijke onderzoekinstallatie waarbij de uitgevonden j 10 inrichting kan worden toegepast. j
Figuur 2 is een schema van de inrichting voor j i • · · 1 het uitzenden en ontvangen van akoestische signalen en van hetj hiermee verbonden hydraulische systeem voor het voeren van i hydraulisch fluïdum naar de hierdoor te bedienen onderdelen. j 15 Figuur 3A tot en met 31 zijn schema's van | dwarsdoorsneden van de uitgevonden onderzoekboom onder water.
Figuur 4 is een schema als volgens figuur 2, maar toont een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij het hydraulische fluïdum wordt geleverd door een elektrisch 20 aangedreven pomp opgesteld binnen het huis van de onderzoekboom onder water.
Figuur 5 is.een langsdoorsnede van twee pijp-stukken welke met elkaar zijn gekoppeld door een akoestische j | koppeling volgens de uitvinding.
25 Figuur 6 is een bovenaanzicht van.de akoes tische koppeling volgens figuur 5·
Figuur 7 is een doorsnede langs de lijn 7-7 j van figuur 6.
I Figuur 8 is.een langsdoorsnede van twee pijp- i 30 stukken met een andere uitvoeringsvorm van.de akoestische j koppeling. j
i Het kan van belang zijn om een beschrijving I
te geven van .de omgeving waarin .de uitvinding kan worden toe- j gepast. Gedurende het boren van een olieput, wordt het boorgat 35 gevuld met een boorspoeling. Een van.de doeleinden van deze | 81 02 7 9 0 - k - ; ’ i ί β i boorspoeling is om in de doorboorde formaties het mogelijk | ! hierin bevindende fluïdum in de formatie te houden. Om deze j . j | fluiden in de formatie te houden wordt de boorspoeling verzwaard | met verscheidene toegevoegde stoffen zodat de hydrostatische ! I 5 druk van de boorspoeling op de diepte van de formatie voldoende is om het fluïdum in de formatie te houden zonder dat dit fluïdum kan ontsnappen totin het boorgat.
I Wanneer het gewenst is om de produktiecapa- citeit van de formatie te onderzoeken, wordt een onderzoekkolom 10 in het boorgat neergelaten tot de diepte van de formatie en j het fluïdum in de formatie wordt toegestaan om in de kolom te ; stromen volgens een beheersd onderzoekprogramma.
Soms wordt lagere druk in de onderzoekkolom ! gehandhaafd wanneer deze wordt neergelaten in de boorput. Dit ! 15 wordt gewoonlijk gedaan door een formatie-onderzoekklep in de : gesloten stand te houden nabij het ondereinde van de onderzoek- j kolom. Wanneer de diepte van de formatie is bereikt, wordt een; | pakker gezet om het boorgat af te dichten en aldus de formatie : i j | af te sluiten van de hydrostatische druk van de boorspoeling | 20 in de ringvormige putruimte. De formatie-onderzoekklep aan het ondereinde van de onderzoekkolom wordt dan geopend en het | fluïdum uit de formatie, welke vrij is van de beperkende druk ] van de boorspoeling, kan in het inwendige yan de onderzoekkolom i stromen.
i 25 Op andere ogenblikken zijn de omstandigheden j zodanig dat het gewenst is om de onderzoekkolom boven de formal tie-onderzoekklep te vullen met vloeistof wanneer de onderzoekt kolom in de put wordt neergelaten. Dit kan zijn teneinde de j hydrostatische druk over de wanden van de onderzoekkolom gelijk 30 te maken om binnenwaarts instorten van de pijp te vermijden en/of kan dienen om de onderzoekkolom op druk te onderzoeken wanneer deze in de put wordt neergelaten. j
Het putonderzoekprogramma omvat perioden van j stromen uit de formatie en perioden waarbij de formatie wordt i | 35 afgesloten. Druk wordt gemeten gedurende het programma voor j 81 02 7 9 0 - 5 - • i latere analyse om de productievermogen van de formatie te te- j palen. Indien gewenst kan een monster van het fluïdum uit de formatie worden opgevangen in een monsterkamer. i
Aan het einde van het putonderzoekprogramma, j | 5 wordt een circulatieklep in de onderzoekkolom geopend en uit de i formatie afkomstige fluïdum in de onderzoekkolom wordt wegge- j j circuleerd, de pakker wordt losgenomen en de onderzoekkolom wordt | opgehaald.
Een kenmerkende opstelling voor het buitengaats 10 uitvoeren van een onderzoek aan het ondereinde van een boor- kolom is aangegeven in figuur 1. Zulk een opstelling bestaat uit een drijvend werkstation 10 gestationeerd boven een hoorplaats 12 onder water. De put omvat een boring 1U welke gewoonlijk bekleed is met een verhuizing 16 welke reikt vanaf j 15 le hoorplaats 12 naar een formatie 18 in de aarde. De verhuizing
16 is voorzien van een aantal perforaties aan zijn ondereinde j om verbinding te leveren tussen de formatie 18 en het inwendige van de boorput 20. S
Op de hoorplaats 12 onder water is de put- j 20 mondingsinstallatie 22 opgesteld welke voorzien is van eruptie-·· afsluitmechanismen. Een onderwaterleibuis 2h reikt vanaf de put-mondingsinstallatie naar een drijvend werkstation 10. Het drijvende werkstation 10 is voorzien van een werkdek 26 welke een boortoren 28 draagt. De boortoren 28 is voorzien yan een • | 25 lier 30. Een putmondafsluiting 32 is aanwezig aan het boven- j einde van de onderwaterleibuis 2b. De putmondafsluiting 32 maakt het mogelijk om in de onderwaterleibuis en in de boorput 1^· j i een formatie-onderzoekkolom 3^ neer te laten waarbij deze kolom | wordt neergelaten en geheven in de put door de lier 30.
j j 30 Een toevoerleiding 36 reikt vanaf .een hydrau- ! lische pomp 38 op het dek 26 van het drijvende station 10 en i ! reikt naar de putmondinstallatie 22 op een put beneden de erup- ; tie-af sluit er om op druk brengen van de ringvormige put ruimte i ; 4θ rondom de onderzoekkolom 3^· toe te staan. | I 35 De onderzoekkolom 3^ omvat een bovenste deel j 8102790 - 6 -
I I
I b2 welke reikt vanaf de hoorplaats 12 naar de putmondinstalla-; I tie 22. Een onderzoekkolom ^ onder water volgens de uitvin- i ding is opgesteld aan het einde van de “bovenste pijpenkolom b2\ en is neergelaten in de putmondinstallatie 22 om aldus het 5 onderste deel van de formatie-onderzoekkolom te dragen zoals | later nader zal worden beschreven. Het onderste deel van de ! formatie-onderzoekkolom reikt vanaf de onderzoekboom l+U naar de j formatie 18. Een pakkermechanisme W isoleert de formatie j 18 ten opzichte van fluiden in de ringvormige putruimte i+0. | 10 Een geperforeerd staartstuk 1+8" is aanwezig aan het ondereinde j van de onderzoekkolom 3^+ om communicatie voor fluiden mogelijkj te maken tussen de formatie 18 en het inwendige van de buis- j vormige formatie-onderzoekkolom 3^+. j
Het lagere deel van de formatie-onderzoekkolom 15 3¾ is verder voorzien van een tussenpijpgedeelte 50 en torsie-; overdragende, druk en volumebalancerende slipkoppelingen 52. j Een tussenpijpgedeelte ^b is aanwezig voor het uitoefenen van j gewicht voor het zetten van de pakker op het pakkermechanisme j 1+6 aan het ondereinde van de kolom. ; 20 Het isdikwijls gewenst om nabij het ondereindé van de onderzoekkolom een gebruikelijke circulatieklep 56 op te stellen welke kan worden geopend door rotatie of heen en weer bewegen van de onderzoekkolom of een combinatie hiervan of door het laten vallen van een zwaar gemaakte staaf in het inwendige i 25 van de onderzoekkolom 10. Onder de circulatieklep 56 kan.een I combinatie opgesteld zijn van een stuk met een monsterklep en | een klep 58 voor tegengestelde circulatie. j ί ! I Ook nabij het ondereinde van de formatie- j I onderzoekkolom 3I+ is opgesteld. een formatie-onderzoekklep 60 | : 30 welke bij voorkeur een onderzoekklep is van het soort welke i bedienbaar is door de druk in.de ringvormige putruimte. Onmidel-lijk boven de formatie-onderzoekklep 60 kan een boorpijponder- | zoekklep 62 zijn opgesteld.
Een drukweergeeftoestel 6b is opgesteld onder : 35 de formatie-onderzoekklep 60. Het drukweergeeftoestel 6b is ! ; ' _ ____ | 81 02 7 9 0 Λ - 7 - I bij voorkeur een van het soort welke een volledig geopende I doorgang levert door het midden van het drukweergeeftoestel om
een volledige doorgang te bieden over de gehele lengte I
van de formatie-onderzoekkolom. j 5 Het kan gewenst zijn om extra formatie-onder-; zoektoestellen in de onderzoekkolom 3I+ toe te voegen. Bijvoor-j beeld indien gevreesd wordt dat de onderzoekkolom 3l+ kan vast-; raken in het boorgat 1H, is het gewenst om een schaarmechanisme
toe te voegen tussen de drukweergever 6k en de pakker 1+6. Het I
10 schaarmechanisme wordt gebruikt om slagen uit te delen aan de ! onderzoekkolom om bij te dragen tot het lostrekken van een vastgelopen onderzoekkolom ten opzichte van het boorgat in het geval dat de onderzoekkolom zou kunnen vastlopen. Bovendien kan i ,. | het gewenst zijn om een veiligheidskoppeling toe te voegen ;
15 tussen het schaarmechanisme en de pakker 1+6. Zulk een veilig- I
heidskoppeling staat toe om de onderzoekkolom 3l+ los te nemen j van de pakker 1+6 in geval dat het schaarmechanisme niet in staat j is om een in de formatie vastgelopen onderzoekkolom vrij te maken.
20 De opstelling van het drukweergeeftoestel kan naar wens worden gevarieerd. Bijvoorbeeld kan het drukweergeeftoestel worden opgesteld beneden de geperforeerde staartstuk 1+8 in een huis voor het neerlaten van een ankerschoen. Bovendien kan een twee-de drukweergever onmiddellijk boven de 25 formatie-onderzoekklep 60 worden opgesteld om verdere gegevens te leveren om bij te dragen in het evalueren van.de put.
i · ; Figuur 2 toont de uitgevonden akoestische I onderzoekkolom 1+1+ onder water schematisch.
In het bovenste linker deel van figuur 2 is j j 30 de onderzoekkolom 3l+ schematisch aangegeven. Opgesteld op het j | werkdek 26 volgens figuur 1.is een oppervlaktestuurstation 66 j welke door elektrische verbindingen '68 is verbonden met.een j ! < ' . i akoestische zender 70 welke akoestisch gekoppeld is met de on-; ! derzoekkolom 3l+ voor het zenden van een akoestisch signaal omldag 35 langs de onderzoekkolom 3l+. j 8102790 - 8 -
I............'...................'...........................~....................................... I
j Zoals is aangegeven in figuur 1 is de onder- | zoekboom 1+1+ onder water opgesteld op een tussengelegen plaats ! binnen de onderzoekkolom 3^·· De rest van figuur 2 toont schematisch de inwendige onderdelen van de onder zo ekboom 1+1+ en het j 5 is duidelijk dat deze onderdelen zijn opgesteld binnen de on derzo ekkolom 3b in de put.
De onderzo ekkolom 1+1+ onder water omvat in het algemeen een toevoerdeel 72 voor hydraulisch aandrijffluïdum, j een tandemkogelafsluitklepdeel 7^-j een gecombineerde grendel ! 10 en hydraulische verbindingsdeel 76 en een stuurklepdeel 78 voor het voeren van hydraulische fluïdum onder druk vanaf de bron j 72 naar het afsluitklepdeel 7I+ en het grendel- en hydraulische verbindingsdeel 76. j
Het toevoerdeel 72 voor hydraulische fluïdum I 15 omvat een eerste zone 80 welke gevuld kan worden met een hy- ! draulisch fluïdum zoals olie en een tweede zone 82 welke gevuld kan worden met een fluïdum onder druk zoals stikstofgas. j t i
Een drijvende zuiger 81+ scheidt de eerste en i tweede zones 80 en 82 voor het overdragen van druk van fluïdum i 20 in de ene zone aan fluidum in de andere zone. Een ledige afvoer- kamer 86 is aanwezig voor het ontvangen van afgewerkt hydraulisch fluidum.
Het afsluitklepdeel -7b omvat eerste en tweede hydraulische cilinderdelen 88 en 90 voor het bedienen van eer-25 ste en tweede kogelkleppen voor het sluiten van een doorgang door de onderzoekkolom 3l+.
Een eerste elektrisch bediende driewegelektromagnetische klep 92 van de stuurklep 78 regelt het stromen van hydraulisch fluidum naar en van het afsluitklepdeel jb· Een j ! 30 tweede elektrisch bediende drievegelektramagnetische klep 9^ [ I regelt de stroom van hydraulisch fluidum naar en van een hydrau- I ' ! j lisch werkende vergrendeling van het grendel- en hydraulische j ; verbindingsdeel 76. Deze grendel omvat in het algemeen , een | i middel voor het snel koppelen en ontkoppelen van een deel van j
! ' . , I
35 de onderzoekkolom 3¾ boven het afsluitklepdeel Jb van een.deel! i ................. _........................................................................... .............................................! 81 02 7 90 - 9 - van de onderzoektoom welke voorzien is van het afsluitklep-; deel Jh, zodat in geval van "bijvoorbeeld slecht weer, de | afsluitklepdeel 7^+ kan worden gesloten en op zijn plaats kan j worden gelaten binnen de putmondinstallatie 22 terwijl dat I 5 deel van de onderzoekkolom 3^ dat boven de putmondinstallatie 22 is gelegen, kan worden ontkoppeld en weggenomen. |
Een fluidumkanaal 96 verbindt de olietoevoer-j zone 80 van het fluidumtoevoerdeel 72 met de eerste elektro- j magnetische klep 92. Een tweede kanaal 98 verbindt de eerste 10 elektromagnetische klep 92 met de afvoerkamer 86. Een eerste aandrijfleiding 100 voor de afsluitklep verbindt de elektro-I magnetische klep 92 op hydraulische parallelle wijze met de | bovenzijden van elk van de hydraulische cilinders 88 en 90.
j Eveneens verbindt een tweede aandrijfleiding 102 voor de afsluit- 15 klep de eerste elektromagnetische klep 92 op hydraulisch parallelle wijze met de ondereinden van elk van de hydraulische cilinders 88 en 90. \
\ De onderzoekboom Ml onder water is voorzien I
! . 1 I van een signaalontvanger 101 welke akoestisch gekoppeld is j 20 met de onderzoekkolom 3^ voor het ontvangen van een akoestisch! signaal welke omlaag langs de onderzoekkolom 3k is uitgezonden.
De signaalontvanger 101 omvat middelen voor.het decoderen van het ontvangen signaal en voor het omzetten van dit signaal in een elektrisch signaal welke wordt uitgezonden over elektrische; 25 verbindingen 10k naar de eerste elektromagnetische klep 92 om de eerste elektromagnetische klep 92 naar een van zijn drie standen te bewegen.
| In een eerste stand als aangegeven door het ! linker blok 106. van de schematisch getekende elektromagnetisch^ j 30 klep 92, staat de leiding 96 in .verbinding met .de leiding 100 | en.de leiding 102 is in verbinding met.de leiding 108 zodat hy- ! draulisch fluïdum onder druk wordt gevoerd yanaf.de olietoevoef I 80 naar de boveneinden van.de hydraulische cilinders 88 en 90 | 1 om de kleporganen van.de afsluitklepdeel 7^ te sluiten. Hydrau-; ! 35 lisch fluïdum onder lage druk wordt vanaf.de ondereinden van dé 81 02 7 9 0 - 10 - ! ..........— .............. ......... ......................................................................... ......... .......... ...............; I · I ; ! hydraulische cilinders 88 en 90 teruggevoerd naar de afvoer- j kamer 86. j
In een tweede stand van de eerste elektromag-; netische klep 82 als weergegeven door het rechter blok 108 van 5 de schematisch getekende klep 92, staat de leiding 96 in ver- ! binding met de leiding 102 en de leiding 100 staat in ver- ! binding met de leiding 98 zodat hydraulisch fluïdum onder druk! wordt gevoerd naar de ondereinden van de cilinders 88 en 90 ! waardoor de afsluitklep van het afsluitklepdeel 74 wordt ge- ; 10 opend. Afgewerkte hydraulisch fluïdum wordt vanaf de bovenein-j den van de zuigers 88 en 90 teruggevoerd naar de afvoerkamer 86 via de leidingen 100 en 98.
Wanneer geen stroom wordt geleverd naar de : i elektromagnetische klep 92 is deze door een veer gecentreerd j 15 in een derde stand als aangegeven door het derde blok 110 waarbij geen hydraulisch fluïdum wordt toegestaan om te stro- j men naar of van de hydraulische cilinders 88 en deze cilinders! zijn daardoor hydraulisch op hun plaats vergrendeld.
i
Stroom naar de akoestische ontvanger 101 en de 20 eerste elektromagnetische klep 92 wordt geleverd door batterijen 112. j
Wanneer het gewenst is om de hydraulisch bestuurde grendelmiddelen van het grendel- en hydraulische verbindingsdeel 76 te bedienen, wordt een akoestisch signaal uitgezonden i 25 vanaf de akoestische zender J0 en ontvangen door een tweede deèl 101a van de signaalontvanger 101, waarbij het tweede .deel 101a een tweede elektromagnetische klep 94 stuurt om hydraulische fluïdum te leveren aan een boven- of ondereinde van de hydrau-i ... . . i lische cilinder 114 van de grendelmiddelen om.de grendelmidde-j
! 30 len hydraulisch te grendelen of te ontgrendelen. J
I In de figuren 3A tot en met 31 is de construe-!·
j tie van de onderzoekboom 44 onder water in detail aangegeven. I
I ..... j
Opgemerkt wordt echter dat de figuren 3A tot en met 31 gedeel-' I ' ' ' 1 . # . . . i ! telijk schematisch zijn. j ,.......35 De onderzoekboom 44 omvat.een lichaam II6 j * 8102790 - 11 - I onder water welke voorzien is van een overlangse boring of ! j stroomkanaal 118 hierdoorheen. j I Het toevoerdeel 72 voor hydraulisch fluïdum I is in het algemeen aangeduid in de figuren 3A en 3B. Het af- j I 5 sluitklepdeel 7^ is in het algemeen aangegeven in figuur 3F ! | tot en met 31. Het grendel- en hydraulische verbindingsdeel j 76 is algemeen aangegeven in de figuren 3D en 3E. De stuurklep^ j deel J8 is in het algemeen aangegeven in figuur 3C.
i | Het toevoerdeel 72 voor hydraulische fluïdum j 10 in combinatie met het afsluitklepdeel 7^ welke voorzien is van! eerste en tweede kogelkleppen 120 en 122 bestuurd door de eer-| ste en tweede hydraulische cilinders 88 en 90 kan als geheel j worden aangeduid als een bedieningsmiddel welke werkzaam behoort | bij de signaalontvanger 101 voor het bedienen van het afsluit-j j 15 klepdeel j8 om de kogelkleppen 120 en 122 te voeren in de geweri- j ste geopende of gesloten standen in antwoord op het akoestische commandosignaal ontvangen door de signaalontvanger 101.
| Het toevoerdeel 72 voor hydraulische fluïdum | volgens de figuren 3A en 3B omvat een bovenste overgang 12k, een 20 onderste overgang 126 en een uitwendige cilindervormig huis 128 waarvan een boveneinde 130 bevestigd is aan de bovenste overgang 12k door de schroefdraadverbinding 132 en waarvan een ondereinde 13^ is verbonden met .de onderste overgang 126 door de schroefdraadverbinding 136.
25 Een inwendige cilindervormige doorn 138 is concentrisch opgesteld binnen het huis 128 en is met zijn boven-j en ondereinden lUo en 1^2 verbonden met respectievelijk de boven- ' j
; ste en onderste overgangen 12h en 126. De bovenste en onderste I
overgangen 12^ en 126, een inwendig cilindervormig oppervlak 11U 30 van het huis 128 en een uitwendig cilindervormig oppervlak 1¾-6 j I van de doorn 138 begrenzen tussen zich een ringvormige holte 1^8.
i ' | i Een vast ringvormig.scheidingsorgaan 150 is | I verbonden tussen de inwendige en uitwendige cilindervormige j oppervlakken iV^.en 1U6 voor het scheiden van de ringvormige hol-| 35 te 1H8 in eerste en tweede ringvormige holtedelen 152 en 15^-· 81 02 7 9 0 - 12 -
j I
; De reeds met "betrekking tot figuur 2 beschre-l I ven drijvende zuiger 81+ is meer in detail aangegeven in figuurj
I 3B en kan in het algemeen "beschreven worden als een beweeg- I
! j baar ringvormig scheidend orgaan 81+. De drijvende zuiger 81+ is' 5 voorzien van afdichtorganen 156 en 158 voor het afdichtend aan- i . ! i raken van de inwendige en uitwendige cilindervormige oppervlak- i ken 1M+ en 1l+6 van het huis 128 en de doorn 138 voor het schei- i j den van de eerste ringvormige holtegedeelte 152 in eerste en j tweede ringvormige zones 80 en 82 welke corresponderen met het: | 10 deel 80 met hydraulische olie en met het deel 82 met stikstof j ! onder druk welke reeds zijn beschreven met betrekking tot figuur | 2.
! De toevoerzone 80 voor hydraulische fluïdum- I ! \ is gedeeltelijk begrensd door de inwendige doorn 138, het
15 uitwendige huis 128 en een onderzijde van de drijvende zuiger I
j 81+. De zone 82 met stikstof onder druk wordt gedeeltelijk be- ' I paald door het uitwendige huis 128, de inwendige doorn 138 en
! de bovenzijde van de drijvende zuiger 81+. I
De tweede ringvormige holtedeel I5I+ is het 20 afvoerdeel 86 welke reeds is beschreven met betrekking tot j j figuur 2.
ί
Opgesteld onder de onderste overgang 126 is een huis 157 voor .de regelklep. De onderdelen van .het regel-klepdeel 78 zijn opgesteld binnen een ringvormige ruimte 159 25 tussen het huis 157 en een drijvende doorn 160. Een boveneinde 161 van de drijvende doorn I60 is bevestigd aan de onderste | i overgang 126 door een schroefdraadverbinding 163.
I De eerste en tweede elektromagnetische klep-" ! - ! pen 92 en 9^ zijn aangegeven aan de linker en rechter zijden i 30 yan het bovenste deel van figuur 3C binnen het huis 157- j
Het kanaal 96 volgens figuur 2,.welke.de hydrau-lische olietoevoerzone 80.verbindt met .de eerste stuurklep 92, ; is opgesteld in de onderste overgang 126 en de drijvende doorn
I 160 welke in het volgende nader zal worden beschreven. I
j 35 Het kanaal 98 voor het terugvoeren van afge- j 81 02 7 9 0 - 13 - werkte hydraulische fluïdum vanaf de eerste elektromagnetische I klep 92 naar de afvoerkamer 96 is opgesteld in de drijvende | doorn 160, de onderste overgang 126, het huis 128 en de vaste ·; i ringvormige scheiding 150. |
Op gelijke wijze leidt een toevoerkanaal | 5 | 162 hydraulisch fluïdum vanaf de toevoer 80 voor hydraulisch | fluïdum naar de tweede elektromagnetische klep 9^· en een | terugvoerkanaal l6h voert hydraulisch fluïdum met lage druk I | | vanaf de tweede elektromagnetische klep naar de afvoerkamer ! 86. ! ; 10. ,| j Het is duidelijk dat de kanalen 96, 98, 162 dn :16k schematisch in de figuren 3A tot en met 3C zijn aangege- | .ven.
Het huis 128 omvat een "bovenste huisdeel 166 , _ . en,een onderste huisdeel 168. Een ondereinde 170 van het boven- 15 :
Ste huisdeel J 66 is "bevestigd aan de vaste ringvormige schei- j . ding J50 en een "boveneinde 172 van het onderste huisdeel' 168 j is ook bevestigd aan.de vaste ringvormige scheiding 150. j i
Ook omvat.de inwendige doorn 138 een boven- j ste inwendig doorndeel· 17^· en een onderste inwendig doorndeel 176. Een ondereinde J78 van het bovenste inwendige doorndeel 17^· is bevestigd aan de vaste ringvormige scheiding 150 en een boyeneinde 180 van het onderste inwendige doorndeel 176 is ook bevestigd aan.de vaste ringvormige scheiding 150. ! I · 2^ Het ondereinde van het stuurklephuis 156 heeft een ringyormige schuifschoen 182 wélke door een las I8t hier-! aan beyestigd is. Afdichtorganen 186 zijn opgesteld tussen een ; j j' inwendig oppervlak van.de schoen 182 en een uitwendig opper- ! | Vlak van.de drijvende doorn 160. De onderdelen van het regel- j : klepdeel 78 opgesteld in het huis 157 zijn gemakkelijk bereik-j ; baar door verbreken van de schroefverbinding 188 tussen het ; i stuurklephuis 157 en de onderste overgang 126 en door vervolgens omlaag Schuiven yan het stuurklephuis 157 ten opzichte van de j drijvende doorn 160, waardoor.de onderdelen opgesteld binnen | .qi- het huis 157 worden vrijgegeven voor gemakkelijke toegang en j 81 02 7 9 0 - ik -
................ ..... .................. I
onderhoud. i
Zoals eerder werd opgemerkt, zijn de eerste i i en tweede stuurkleppen 92 en 9^· opgesteld hinnen de ringvormige i ruimte 159 tussen het stuurklephuis 157 en de drijvende doorn I 5 160 als aangegeven in figuur 3C. Eveneens hinnen die ringvormige ruimte 359 opgesteld is de batterij 112 en de ontvanger 101 j voor akoestische signalen als eerder beschreven met betrekking: tot figuur 2. Deze onderdelen zijn niet aangegeven in de figuren 3B of 3C. j 10 De drijvende doorn 160 en de hierboven opge- | stelde onderdelen als aangegeven in de figuren 3A., 3B en 3C ku!n-nen algemeen worden aaugeduid als een bovenste deel 190 van j het lichaam 116. van de onderzoekboom onder water. j
De drijvende doorn 160 is ontvangen binnen j 15 een ontyangbuis 192 als aangegeven in de figuren 3C tot en met 3E. De ontvangbuis 192 en de hieronder opgestelde onderdelen j yan het lichaam 116 van de onderzoekboom onder water kunnen in het algemeen worden aangeduid als een onderste lichaamsdeel 19^ van het lichaam 116. De afsluitklepdeel jk is opgesteld in' 20 het onderste lichaamsdeel 19^· j i
Het grendel- en hydraulische verbindingsdeel I 76 volgens de figuren 3C tot en met 3E levert een middel voor j het koppelen en ontkoppelen van de bovenste en onderste lichaamsdelen J90 en 19^ van het lichaamsdeel 116 van de onderzoekboom! 25 onder* water. Hierdoor kan het toevoerdeel 72 voor hydraulisch fluïdum worden losgenomen en opgehaald naar het werkdel 26 I van het drijvende werkstation 10, terwijl het onderste lichaams- ί j ! deel J9^ met de afsluitklep 72 hierin bevestigd blijft aan de j : putmondinstallatie 22 opgesteld op de hoorplaats 12 op de zeebödem.
I I
30 Het grendel- en hydraulische verbindingsdeel | : j
. j6 omynt zowel.een hydraulisch vërbindingstoestel voor het verf binden yan fluidumkanalen in het bovenste lichaamsdeel 190 I
.met fluidumkanalen in .het onderste lichaamsdeel 19^· en omvat I ..een mechanische grendel voor hét .verbinden van het bovenste 35 lichamfsdeel en.het onderste lichaamsdeel om deze bij elkaar te 81 02 7 9 0 - 15 - ............................ ........ ‘ ............................................ ........ ........................................... >
houden. I
Het .eerder met betrekking tot figuur 2 beschreven kanaal 100 welke de.eerste elektromagnetische klep 92 i i verbindt met de 'boveneinden van de hydraulische cilinders 88 5 en 90 is aangegeven in de figuren 3C tot en met 31. Ook aan- j gegeven in deze figuren 3C tot en met 31 is het kanaal 102 j welke de ondereinden van de hydraulische cilinders 88 en 90 ! verbindt met de eerste elektromagnetische klep 92. j
Het grendel- en hydraulische verbindingsdeel i 10 76 omvat een hydraulische verbinding 196 volgens de figuren 3D‘ en 3E welke een middel levert voor het koppelen en ontkoppelen; van de delen van de kanalen 100 en 102 binnen het bovenste j i lichaamsdeel 190 met de delen van de kanalen 100 en 102 in het'· | onderste lichaamsdeel 19U. j ! 15 Met betrekking tot de hydraulische verbinding; ! ' | | I96 en in het bijzonder beschreven met betrekking tot het deel I ' ! yan hethydraulische kanaal 100 volgens figuur 3E, kan de i I drijvende doorn 1β0 in.het algemeen worden beschreven als een eerste cilindervormig orgaan met eën eerste hydraulisch gedeelte 20 798 in een radiaal uitwendig oppervlak daarvan.
De ontvangbuis 192 voor de drijvende doorn kan in .het algemeen worden beschreven als een tweede cilinder-.vormig Orgaan met.een tweede hydraulische poort 200 opgesteld in , een radiaal inwendig oppervlak daarvan.
25 Een eerste cilindervormige schuifklep 202 is opgesteld om de drijvende doorn 1β0 en beweegbaar ten op- zichte van.de drijvende doorn tussen open en gesloten standen | waarbij de .eerste hydraulische poort 198 in de drijvende doorn ; I60 respectievelijk .geopend en gesloten is.
| 30 De . eerste schuifklep 202 is. aangegeven in figuur 3E in zijn geopende stand ten opzichte van de drijveh-i . de doorn 160.
: Een tweede cilindervormige.schuifklep 20h is ! opgesteld binnen een radiaal inwendig oppervlak van de ontvang- . ' i ' ...35 buis J92, voor de drijyende doorn en beweegbaar ten opzichte j 81 02 7 9 0 - 16 - ! ! van deze ontvangbuis 192 tussen open en gesloten standen, waarbij de tweede hydraulische poort 200 respectievelijk geopend en gesloten is. De schuifklep 20U is aangegeven in zijn geopende stand in figuur 3E.
5 Een koppelmiddel is aanwezig om de eerste en tweede schuifkleppen 202 en 20^ naar hun respectievelijke ge- ; opende standen als volgens figuur 3E te schuiven wanneer de : drijvende doorn 160 wordt gestoken in de ontvangbuis 192 van j' de doorn door bewegen van de drijvende doorn 160 in een neer-10 waartse richting ten opzichte van de ontvangbuis 192. !
De eerste schuifklep 202 heeft een eerste j I kleppoort 206 welke hierin aanwezig is voor verbinding met de
! eerste hydraulische poort 198 wanneer de eerste schuifklep I
| 202 in zijn geopende stand is. j I 15 De tweede schuifklep 20^ heeft een tweede klep- ! poort 208 hierin opgesteld voor verbinding met de tweede hy- j draulische poort 200 van de tweede schuifklep 20^ wanneer dézej tweede schuifklep in zijn geopende stand is. !
De eerste en tweede schuifkleppen 202 en 20^ j 20 zijn zodanig opgesteld en geconstrueerd dat de eerste en tweede kleppoorten 206 en 208 met elkaar in verbinding staan wanneer de eerste en tweede schuifkleppen 202 en 20^ zich bevinden in hun respectieve open standen als aangegeven in figuur 3E. Het kanaal 102 is ten opzichte van de verbindingsmiddelen 196 op 25 een wijze geconstrueerd welke veel gelijkt op de hydraulische kanaal 100, zodat soortgelijke poorten in de schuifkleppen 202 en 20^4- in verbinding staan met het kanaal 102 wanneer de schuifkleppen in hun open standen zijn.
De volgende beschrijving van de verbindings-I 30 middelen is begrijpelijk bij eerst beschouwen van de oriëntatie i van de onderdelen voorafgaand aan het insteken van de drijvende i doorn 160 in de ontvangbuis 192. De drijvende doorn 160 is' j | opgesteld boven de ontvangbuis 192. De eerste schuifklep 202 j is verbonden met de drijvende doorn 160 en bevindt zich in de j 35 laagste stand.ten opzichte van de drijvende doorn 160 welke j 81 02 7 9 0 - 17 - j de eerste hydraulische poort 198 hierin sluit. De tweede | schuifklep 20¾ is opgesteld binnen de ontvangbuis 192 en | bevindt zich in de hoogste stand ten opzichte hiervan en sluit!
. . . I
de tweede hydraulische poort 200 hierin. j
5 De verbindingsmiddelen omvatten eerste aan- J
grijpmiddelen 210 op de eerste schuifklep 202 voor het aan- j grijpen van de tweede schuifklep 20¾ op een omhooggericht oppervlak 212 daarvan en voor het vasthouden van de eerste schuif- ! klep 202 ten opzichte van de tweede schuifklep 20U· wanneer de | 10 drijvende doorn 160 omlaag wordt bewogen ten opzichte van de ί
eerste en tweede schuifkleppen 202 en 20¾ om de eerste schuifklep te openen. I
De verbindingsmiddelen omvatten verder een schroefveer 21¾ om de tweede schuifklep 20¾ omhoog te drukken 15 naar zijn gesloten stand. De verbindingsmiddelen omvatten ook ; een tweede aangrijporgaan 216 op de drijvende doorn 160 j voor het aangrijpen van een tweede omhoog gekeerd oppervlak j 218 van de tweede schuifklep 20¾ en om deze tweede schuif- j klep omlaag ten opzichte van de ontvangbuis 192 te drukken naar i 20 de open stand van de tweede schuifklep 20¾ wanneer de drijven-| dedoorn 160 wordt gestoken in de ontvangbuis 192. |
De eerste schuifklep 202 omvat een verende kraagyinger 220 met een radiaal buitenwaarts reikende schouder 222 welke voorzien is van de eerste aangrijporganen 210 welke 25 een taps oppervlak op de schouder 222 is. De verende kraag- vinger 220 is verend beweegbaar in radiaal binnenwaartse rich- ! ting zodat bij uitoefenen van een bepaalde kracht op de eerste ! i ! schuifklep 202 in neerwaartse richting, de schouder 222 van | j de verende kraagvinger 220 voorbij een corresponderende schou-j ; 30 der 22¾ veert waarbij de schouder radiaal binnenwaarts uit- j steekt van de tweede schuifklep 20¾. De corresponderende schou- ; der 22¾ omvat de omhoog gekeerde tapse oppervlak 212 welke een ; j ! bovenste deel· van de schouder 22¾ vormt. j
De corresponderende schouder 22¾ van de tweede; ! 35 schuifklep 20¾ is opgesteld op een radiaal buitenwaarts verende! 81 02 7 9 0 - 18·- ! kraagvinger 226 van de tweede schuifklep 20j I Het is duidelijk dat de eerste schuifklep 20¾ | voorzien is van een aantal verende vingers 220 welke radiaal | op afstand van elkaar zijn gelegen om het boveneinde van de j 5 eerste schuifklep 202. Eveneens omvat de tweede schuifklep 20¾ i I een aantal radiaal op afstand van elkaar gelegen, afzonder- j I i i lijke verende kraagvingers welke allen een overlangse doorsnede i j hebben als de verende kraagvinger 226 getekend aan de linker zijde van figuur 3D.
10 De radiaal binnenwaarts verende kraagvinger 220 van de eerste schuifklep 202 is voorzien van een tweede taps oppervlak 228 op de schouder 222 daarvan voor het aangriji-pen van een omlaag gericht oppervlak 230 van de eorresponderenj-de schouder 22¾ van de tweede schuifklep 20¾ wanneer de drij- j 15 vende doorn 160 omhoog weg wordt getrokken van de ontvangbuis |192 en om de eerste schuifklep 20¾ vast te houden wanneer de drijvende doorn 160 omhoog wordt bewogen ten opzichte van de ont- | vangbuis 192 zodat de eerste schuifklep wordt bewogen naar j zijn gesloten stand. j 20 Zoals is beschreven, wanneer de eerste schuif klep 202 in zijn gesloten stand is, wordt deze klep omlaag bewogen uit de stand volgens de figuren 3D en 3E ten opzichte van de drijvende doorn 1βθ, zodat de eerste kleppoort 206 buiten aansluiting met de eerste hydraulische poort 198 wordt 25 bewogen.
.De eerste schuifklep 202 omvat ook een aantal omlaag gerichte kraagvingers zoals de kraagvinger 232 welke voór-| zien is van een omlaag gericht oppervlak 23¾ voor verend aan- -j grijpen van een radiaal buitenwaarts reikende schouder 236 30 van de drijvende doorn 160. Het omlaag gerichte oppervlak 23¾ ! I van de kraagvinger 236 levert een losneembaar vastzetmiddel ' ! 23¾ voor het losneembaar vastzetten van de eerste schuifklep ; 202 in zijn geopende stand totdat de tweede schuifklep 20¾ omhoog wordt bewogen in zijn gesloten stand en het tweede tapsé : 35 oppervlak 228 van de radiale binnenwaarts verende kraagvinger ; 81 02 7 9 0 - 19 - j 220 van de eerste schuifklep 202 in aangrijping is met de cor-; | responderende schouder 22 k van de tweede schuifklep 20k wan- ; I neer de drijvende doorn 160 uit de ontvangbuis 192 wordt ge- ! trokken. j | j j 5 Als eerder opgemerkt is een schroefveer 21U [
I aanwezig om de tweede schuifklep 20^ omhoog te duwen ten op- I
zichte van de ontvangbuis 192. Wanneer de drijvende doorn 160 wordt teruggetrokken uit de ontvangbuis 192, beweegt de ! i schroefveer 21 ^ de tweede schuifklep 20k omhoog naar zijn ge- j 10 sloten stand. . j
Omhoog bewegen van de tweede schuifklep 20b \
; _ 'I
wordt beperkt door aangrijpen van een boveneinde 238 daarvan j met een omlaag gericht oppervlak 21+0 van de ontvangbuis 192.
Totdat het boveneinde 238 in aanraking komt 15 met het omlaag gerichte oppérvlak 2^0 is er geen beweging van .
de drijvende doorn l6o ten opzichte van hetzij de eerste of dei tweede schuifklep 202 en 20b wanneer de doorn 160 wordt getrok-j· ken uit de ontvangbuis 192. Echter zodra de boveneinden 238 ! in aanraking komen met het oppervlak 2^0, wordt het omhoogge- ! 20 richte oppervlak 228 van de schouder 222 van de kraagvingers 220 van de eerste schuifklep 202 in aanraking met het omlaag-gerichte oppervlak 230 van de binnenwaarts reikende schouder 22l+ van de kraagvinger 226 van de tweede schuifklep 20U. Deze aanraking van de oppervlakken 228 en 230 houdt dan de eerste 25 schuifklep 202 ten opzichte van de drijvende doorn 160 vast en de ondereinden van de omlaag reikende kraagvingers 232 van de eerste schuifklep 202 veren over de radiaal buitenwaarts reikende schouder 226 van de drijvende doorn 160 waardoor de doorn 1Ö0 omhoog beweegt ten opzichte van de eerste schuifklep | 30 202 naar de gesloten stand van de eerste schuifklep 202. Het | gebruik van schuifkleppen, in tegenstelling met bijvoorbeeld i . , | veerbelaste kogelkleppen, zoals deze dikwijls m de bekende in- ; richtingen zijn toegepast, levert een middel voor het ontkoppe-!· len van de kanaaldelen in de drijvende doorn l60 ten opzichte j ; 35 vun.de kanaaldelen in de ontvangbuis 192 terwijl binnenkomst j 81 02 7 9 0 - 20 - ! van enig verontreinigend fluïdum in deze kanalen wordt ver meden gedurende het koppelen en ontkoppelen daarvan.
Ook wordt opgemerkt dat het sluiten van de tweede schuifklep 204 hydraulisch de kogelkleppen 120 en 122 5 vergrendelt in ongeacht de stand welke zij dan innemen. i
De grendel- en hydraulische verbindingsdeel j6 omvat een vergrendelorgaan 242 volgens het lagere deel van ·; figuur 3C aan het bovenste deel van figuur 3D. De vergrendel- i. middelen 242 leveren een middel voor het losneembaar koppelen 10 van de drijvende doorn 160 met de ontvangbuis 192 wanneer deze> doorn wórdt gestoken in de ontvangbuis, zodat de vergrendel- ! middelen losgenomen dienen te worden voordat de doorn kan ! .
| worden getrokken uit de ontvangbuis.· ! | Grendelmiddelen 176 omvatten een grendelschou-j-
I I
15 der 244 op de drijvende doorn 160. Een aantal radiaal binnen- j I waarts verende kraagvingers 246 reiken omhoog vanaf de ontvang buis 192 en omvatten een grendelhaak 248 op het boveneinde j yan elke kraagvinger 246 voor het aangrijpen van een grendel- j schouder 244 om de doorn 160 te koppelen met de ontvangbuis 20 192.
Omhoogreikende kraagvingers 246 zijn bevestigd aan een kraag 24o met schroefdraad welke geschroefd is op de rest yan de ontvangbuis 192 door de schroefverbinding 252.
Een hydraulisch bedienbare ringvormige wig 251· 25 is opgesteld om de drijvende doorn 160 voor het aangrijpen van een taps oppervlak 256 van de grendelhaak 248 ën om deze haak I radiaal buitenwaarts te doen bewegen buiten aangrijping met de | grendelschouder 244.
I · i Een ringvormige schouder 258 is bevestigd aan i 30 een uitwendig oppervlak van de drijvende doorn 160. De ring- j' vormige wig 254 wordtgedragen op een cilindervormige verschuif- : ί i bare huls 260., Afdichtorganen 262 dichten af tussen de zuiger 258 en het inwendige oppervlak van de schuifcilinder 260. De zuiger 258 en.de cilinder 260 vormen de hydraulische cilinder 35 214 welke schematisch in figuur 2 is aangegeven. \ 81 02 7 9 0 i - 21 -
Hydraulisch fluïdum onder druk wordt gevoerd | van de tweede elektromagnetische klep 9^ naar hetzij een hoveneinde 26k van de zuiger 258 of een ondereinde 266 van de I
j zuiger 258. j i .
j 5 Het fluidum wordt gevoerd van de tweede elektro- j magnetische klep 9^ naar het "boveneinde 26k van de zuiger I 258 door een doorgang 268 welke schematisch in figuur 2 en meer i ! | in detail in figuur 30 en 3D is aangegeven. Fluidum wordt gevoèrd
| van de tweede elektromagnetische klep 9k naar het ondereinde I
10 266 van de zuiger 258 door een kanaal 269.
Uit het centrale deel van figuur 3C blijkt j | dat de drijvende doorn 160 voorzien is van een eerste deel 270' j en een tweede deel 272 welke met elkaar zijn verbonden door ! i \ \ de sehroefdraadverbinding 27^·· ! I 15 Aan een boveneinde 277 "van het tweede deel ! 272 van de doorn 160 zal de schematische weergave van de kana len 268 en 269 schijnen een gebrek aan te geven in de verbinding tussen die delen van de kanalen 268 en 269 welke gelegen zijn in het eerste deel 270 met die delen van de kanalen 268 en 20 269 welke gelegen zijn binnen het tweede deel 272 van de drij vende doorn 160.
In werkelijkheid sluit bijvoorbeeld het kanaai 268 aan via de eerste en tweede delen 270 en 272 van de drijvende doorn 160. De verbinding tussen die delen van het kanaal i 25 268 wordt geleverd door een overlangs kanaal opgesteld in het j | radiaal uitwendige deel van heb eerste deel 270 van de drijven- j | de doorn 160 op een radiaal buitenwaartse plaats welke op af- j ! stand buitenwaarts is gelegen van de centrale as van de drijven!- ! i de doorn I60 gelijk aan de buitenwaartse afstand waarop die j i 30 delen 276 en 278 van de kanalen 100 en 102 liggen als aangegevén in het midden van figuur 3C. De bovenste en onderste delen van i I de kanalen 268 staan in verbinding met het radiaal buitenste j j kanaal gelegen achter het deel 278 van het kanaal 102 door ra- j | . diaal gerichte kanalen (niet getekénd). j | 35 Het zal weer duidelijk zijn dat de weergave j 81 02 7 9 0 - 22 - ! van de kanalen volgens de figuren 3A tot en met 31 schema- j tisch is vanwege de ingewikkeldheid en de moeilijkheid om deze | kanalen volledig op exacte wijze aan te geven op de manier | waarin zij werkelijk geconstreerd zijn. Er zijn vanzelfspre- ; ! 5 kend vele wijzen waarop de kanalen gevormd kunnen zijn in de i verschillende delen van de onderzoekboom onder water.
Als eerder opgemerkt omvat de afsluitklep-deel een bovenste kogelkleporgaan 120 en een onderste kogel- kleporgaan 122. Het bovenste kogelkleporgaan 120 wordt bediend· i 10 door een zuiger 276 van de eerste hydraulische cilinder 88 j i | en de tweede kogelkleporganen 122 wordt bediend door een zuiger j 278 van de tweede hydraulische zuiger 90.
| He details van de constructie van het afsluitj-
I klepdeel 7¾ van de onderzoekboom Ak onder water zijn in hoge I
! » ‘ j 15 mate gelijksoortig aan de constructiedetails van de gelijk- | soortige onderdelen van de onderzoekboom onder water als aan- ] ! gegeven in het Amerikaanse octrooischrift h.116.272 in de fi- ! guren 3D en 3E daarvan. .
Zoals hierboven opgemerkt is de onderzoek- ] ! 20 boom bk slechts schematisch in de figuren 3A tot en met 31 aani gegeven en daardoor kan de getekende constructie in kleine details, yarieren ten opzichte van de constructie volgens het Amerikaanse octrooischrift l·.116.272 maar de belangrijkste werkprincipes van de afsluitklepdelen zijn in essentie hetzelfde.
25 Een belangrijk kenmerk van de afsluitklep- deel jh welke opgemerkt dient te worden is dat de inwendige j diameter van de boring 118 afneemt bij het tapse inwendige op- ! pervlak 280 volgens figuur 3F. Dit is vanwege de begrenzingen | j ' ' ‘ ' ! I op.de uitwendige diameter van de onderzoekboom beneden de ge- j : 30 groefde hanger 350 als gevolg van de afmeting van de verhuizing l6 waarvoor de onderhavige uitvoeringsvorm is ontworpen. Voor j een verhuizing 16 met grote diameter kunnen de dimensies wor- I den vergroot zodat de verminderde inwendige diameter niet nodig is. Die.delen van de onderzoekboom hk boven de schroefdraad- | ' 35 verbinding 228 volgens figuur 3F zijn van een standaardontwerp; 81 02 7 9 0 - 23 - I ; I en verandert niet ongeacht de afmeting van de verhuizing 16.
j Die delen van de onderzoekhoom 1*4 beneden de verbinding 282 | worden gewijzigd voor verschillende afmetingen van de verbui- j | zing 16.' | ! . ! l 5 In figuur 4 is een alternatieve uitvoeringsvorm S van de uitgevonden onderzoekboom 300 onder water aangegeven.
£
De onderzoekboom 300 verschilt van de onderzoekboom vol- I' j gens figuur 2 in de eerste plaats doordat het toevoersysteem ! voor hydraulisch fluïdum gewijzigd is om de drijvende zuiger 8^ 10 en de kamers 80 en 82 te vervangen door een hydraulische pomp j 302 aangedreven door een elektromotor 30U welke stroom ontvangt j | van een batterij 306 en wordt bestuurd door signalen uit een j ontvanger 101 en 101a via elektrische verbindingen 308 en 310.! Dë pomp 302, de motor 30U en de batterij 306 .
15 zijn opgesteld binnen het gebied van de onderzoekpomp IA
welke wordt ingenomen door de eerste en tweede zones 80 en 82 en de drijvende zuiger 8^ in de uitvoeringsvorm volgens figuur\ I' 2.
De pomp 302 is bij voorkeur een cilindervormige 20 pomp met een aantal overlangs heen en weer beweegbare zuigers.
De inrichting volgens de figuren 5 tot en met 8 dient voor het leveren van akoestische koppeling tussen de j .
naburige pijpsëgmenten van de onderzoekkolom 3¼. Bijvoorbeeld j als aangegeven in figuur 5 is de onderzoekkolom 3^ samengesteld! 25 uit een aantal pijpstukken zoals een eerste stuk 320 en een tweede stuk 322. De pijpstukken 320 ën 322 zijn gebruikelijke boorpijpen met pennen en bussen.
i ·
Een ondereinde van het pijpstuk 320 is getekend met een pen 32^ met schroefdraad daaraan en met een omlaag ge-| 30 richte schouder 326.
ί Een boveneinde van een tweede pijpstuk 322.is j i ' - j i getekend met een bus 328 en een omhoog gerichte schouder 330 j tegenover de schouder 326. |
Een akoestische koppeling 332 is verbonden j i 35 tussen de eerste en tweede pijpstukken 320 en 322 voor het over!- 81 02 7 9 0 -21+- ! dragen van het eerder beschreven akoestische signaal vanaf j het eerste pijpstuk via de akoestische koppeling 332 naar het ! tweede pijpstuk.
. , I
Soortgelijke akoestische koppelingen zijn aah-I . . i 5 wezig tussen alle naburige pijpstukken van de onderzoekkolom i 3I+ tussen de akoestische zender 70 en de akoestische ontvanger! 101. ! . i ! ! De reden waarom de akoestische koppeling 332 | ! gewenst is, is dat de schroefdraadverbindingen tussen de pijp-' | 10 stukken gewoonlijk vettig en vuil zijn en deze dunne laag i ! vet dempt het akoestische signaal aanzienlijk wanneer het sig-i ! naai hierdoorheen wordt overgedragen. Het grote aantal verbin-' j dingen tussen de pijpstukken binnen een onderzoekkolom 3I+ kan j daardoor aanzienlijk dempen van het akoestische signaal veroorf 15 zaken. Door het leveren van een overdraagweg voor het akoes tische signaal door de akoestische koppeling 322, welke een betrekkelijk schone aanraking heeft met de schouder 326 en 330 van de pijpstukken 320 en 322, wordt.dit dempprobleem aan-l i zienlijk verbeterd.
20 Figuur 6 geeft een doorsnede van één van de akoestische koppelingen 332 die in het algemeen kan worden aangeduid als een metalen ring. De metalen ring heeft een dwarsdoorsnede volgens figuur,7. Zoals blijkt uit figuur 7 heeft de akoestische koppeling 332 een dwarsdoorsnede van een vlakke 25 plaat welke aanzienlijk breder is over een dimensie 33b in een radiale richting dan het dik is als aangegeven door de dimensie 336 in een richting evenwijdig aan de hartlijn 338 van de. ring 332.· !
De akoestische koppeling 332 is aanvankelijk i . 30 gevormd met een aantal vervormde delen 3^0 en 3^2 welke ver- ! schoven -zijn in een richting evenwijdig aan de as 338 vanuit een I uiteindelijke vlakke vorm volgens figuur 5 van de ring 332. De ! vervormde delen 3^0 en 3^-2 zijn bestemd om te worden samengedrukt tussen de schouders 326 en 330 om zich aan te passen aan de j i ; 35 uiteindelijke vlakke vorm.
81 02 79 0 - 25 - ! Bij voorkeur zijn de vervormde delen 340 en ! 342 en een aantal extra vervormde delen zodanig opgesteld op | ! de ring 332 dat een continu ringvormig patroon wordt gevormd i j van vaste regelmatige golven. Met andere woorden, de ring j 5 332 ziet eruit alsof een serie staande golven hierin zijn aan-: gebracht. !
Deze aanvankelijke vervormig levert een veren1-I de eigenschap aan de ring 332 waardoor de ring steviger in . j • . ’ i aanraking komt met de schouders 326 en 330 van de pijpstukken j 10 320 en 322.
In figuur 8 is een andere uitvoeringsvorm van de akoestische koppeling aangegeven welke bestaat uit een akoestisch^ koppeling 340 welke een ring is met een aanvankelijk cirkelvormige dwarsdoorsnede, opgesteld in een ringvormige 15 groef 342 in het eindgedeelte 322 van het eerste pijpstuk 320.1
De ring 340 is ook in bovenaanzicht aangegeven in figuur 9 I en heeft een spleet 344 opgesteld tussen beide einden 346 en j 348. j
Zoals aangegeven in figuur 8 staat de ring 340 ! 20 eveneens in aanraking met het tweede pijpstuk 322.
'· i
In het algemeen is de werking van de onderzoek- i boom 44 onder water volgens de uitvinding als volgt. Eerst j
'I
wordt de onderzöekboom 44 gekoppeld met een pijpkolom om een J onderzoekkolom 34 tot stand te brengen zoals eerder is getekend 25 en beschreven met betrekking tot figuur 1. Vervolgens wordt de ! I pijpkolom en de onderzoekboom 44 neergelaten vanaf de drijven- | de constructie 10 naar de put onder water welke bepaald is door de verhuizing 14. De onderzoekboom 44 wordt dan opgesteld binnen de eruptie-afsluiters van de putmondinstallatie 22 en | ! 30' zijn stand hierin wordt in hoofdzaak bepaald door het terecht \ - komen van een gegroefde hanger 350 volgens figuur 3F tegen een i inwendig uitstekend deel van de putmondinstallatie 22 zoals ! i opzich bekend is. De verbinding van de onderzoekboom onder water met .de eruptie-afsluiter is nader beschreven in het Amerikaanse: 35 octrooischrift 4.116.272. j 8102790 - 26 -
Π............. I
Vervolgens wordt een akoestisch commandosignaal vanaf het oppervlak uitgezonden door middel van de besturing ; 66 aan het oppervlak eh de zender TO welke een akoestisch sig-j naai induceert in de onderzoekkolom 3l. Het akoestische signaall 5 verplaatst zich omlaag over de onderzoekkolom 3l en wordt ontvangen door de ontvanger 101 voor het akoestische commando-! signaal in de onderzoekboom kb onder water. j
Vervolgens wordt het afsluitklepdeel γ!+ in ! I \ ! antwoord op het akoestische commandosignaal bediend om de kogel-' 10 kleporganen 120 en 122 naar hun open of gesloten standen te | bewegen. '
Wanneer het gewenst' is om de ondergrondse | ! formatie 18 te onderzoeken, worden de afsluitkleppen geopend j ! zodat fluïdum kan stromen uit de formatie 18 omhoog door de | 15 onderzoekkolom 3¾ naar de drijvende constructie 10. Wanneer het ! .
gewenst is om het onderzoek te beëindigen, wordt het afsluit- j ! klepdeel 7^ gesloten om het fluidumkanaal 118 door de onderzoekboom ΠΠ te sluiten. j
Wanneer ruw weer het gewenst maakt om de j
; I
20 onderzoekkolom 3l snel vrij te maken van de putmondinstallatie 22, is het gewenst om de kleppen van het afsluitklepdeel 7l te sluiten en om het bovenste deel van de onderzoekkolom boven de putmondinstallatie 22 te ontkoppelen van het lagere deel van de onderzoekkolom welke verbonden is met en opgesteld is beneden i 25 de putmondinstallatie 22. Dit wordt bij voorkeur gedaan terwijl de kogelkleppen in gesloten stand worden gehouden binnen het afsluitklepdeel 7k.
Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door ! zenden van een tweede akoestisch commandosignaal omlaag door j ' 30 de onderzoekkolom 3¾ naar het deel 101a van de ontvanger 101 j ; van de onderzoekboom Hl. Vervolgens wordt de losneembare grendel j ' j 2l2 bediend om .de drijvende doorn 160 vrij te maken van de ont-| i vangbuis 192 in antwoord op het tweede akoestische commando- !.
• ' i, signaal. j' : 35 Het boyenste deel van de onderzoekkolom 3l met! 81 02 7 9 0 + i - 27 - inbegrip yan.het bovenste lichaamsdeel 90 yan.de onderzoek- I boom 44 wordt dan buiten aanraking bewogen yan het onderste ! lichaamsdeel 194 van de onderzoekboom 44 en het deel yan de j onderzoekkolom met inbegrip van het bovenste lichaamsdeel 190 !.
| 5 kan dan worden opgehaald naar de drijvende constructie 10, i terwijl het onderste lichaamsdeel 194 en het hieraan bevestigde deel van.de onderzoekkolom met inbegrip van het afsluit-klepdeel Jk verbonden blijft met het eruptie-afsluiterblok j yan de putmondinstallatie 22 op de meebodem. ; 10 Hierdoor kan de put worden afgesloten en kan j de drijvende constructie 10 hiervan ontkoppeld worden geduren-'; de ruw weer om de mogelijkheid van breken van de onderzoekkolom 34 en uitblazen van de put gedurende ruw weer te vermijden. j i i i i
I . I
| i i i j i |
i S
1 I
i I i 1 81 02 7 9 0 ' i

Claims (29)

1. Onderzoekkolom voor een boorput bestaande j uit een pijpkolom met tenminste een eerste en een tweede pijp-’ ! stuk en een akoestische koppeling tussen de eerste en tweede ! 5 pijpstukken voor het overdragen van een akoestisch commando- | signaal vanaf het eerste pijpstuk door de akoestische koppe- I I ling naar het tweede pijpstuk en i | een onderzoekkolom onder water verbonden I met het pijpstuk waarbij de onderzoekkolom voorzien is van een! 10 lichaam met daardoorheen een stroomkanaal; een afsluitklep beweegbaar tussen een open en een gesloten stand voor het selectief openen en sluiten van het stroomkanaal in het lichaam van de onderzoekboom onder water 15 een ontvanger voor het ontvangen van het akoestische commandosignaal en j bedienmiddelen welke bedienbaar zijn gekoppeld met de ontvanger, voor het in werking stellen van de afsluit- i klep zodat de afsluitklep wordt bewogen in de gewenste geopen- ! 20 de of gesloten stand in antwoord 'op het akoestische commando- signaal.
2. Onderzoekkolom volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de akoestische koppeling bestaat uit een ring opgesteld tussen een schouder van het einde met een pen van een van 25 de eerste of tweede pijpstukken en een tegenovergelegen schouder op het einde met een bus van de andere van de eerste en tweede pijpstukken. I 3· Onderzoekkolom volgens conclusie 2, gekenmerkt ! doordat.de ring aanvankelijk voorzien is van een vervormd ge- I 30 deelte volke verschoven is in een richting evenwijdig aan de hart lijn van de ring uit . een uiteindelijk vlak van de ring, waar- I · ; bij het vervormde deel bestemd is om te worden samengedrukt I tussen.de schouders om aan te passen aan een uiteindelijk vlak-1; i ke vorm van de ring. j :,35 Onderzoekkolom volgens conclusie 3, gekenmerkt 81 02 7 9 0 i - 29 - I doordat de ring een dwarsdoorsnede heeft van een vlakke plaat : welke aanzienlijk "breder is in een radiale richting dan het ; dik is in een richting evenwijdig aan de hartlijn, waarbij de j ring aanvankelijk voorzien is van eén aantal van de vervormde : 5 delen welke zodanig zijn opgesteld dat zij een continu ringvorj- mig patroon vormen van regelmatige vaste golven. j ! 5· Onderzoekkolom volgens conclusie 1, i | gekenmerkt doordat de akoestische koppeling voorzien is van j een ring ontvangen in een ringvormige groef in een eindgedeel-:’ 10 te van het eerste of tweede pijpstuk en voor het aangrijpen j van een eindgedeelte van de andere van de eerste of tweede pijp-stukken. · ! ' j
6. Onderzoekkolom volgens conclusie 5j gekenmerkt doordat de ring een aanvankelijke cirkelvormige 15 dwarsdoorsnede heeft.
7. Onderzoekkolom volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de ring voorzien is van een spleet tussen de einden van de ring.
8. Onderzoekkolom volgens conclusie 1, 20 gekénmerkt doordat de aandrijving bestaat uit een bron van. hydraulisch fluidum onder druk, hydraulisch beweegbare middelen verbonden met de afsluitklep voor het bewegen-van de afsluit- j klep tussen zijn open en gesloten standen en een stuurklep voor het voeren van het hydraulische fluidum onder druk vanaf de 25 bron naar de aandrijfmiddelen.
9· Onderzoekkolom volgens conclusie 8, I :gekenmerkt doordat .de aandrijfmiddelen voorzien zijn van zui- | ' · | ' ge.rs voor het bewegen van de afsluitklep tussen de open en | gesloten standen wanneer een drukverschil wordt uitgeoefend over ; 30 de zuigers. I ] 10. Onderzoekkolom volgens conclusie 9j j | . i ί gekenmerkt doordat de stuurklep voorzien is van een elektro- ! j j ί; magnetisch bediende stuurklep welke beweegbaar is tussen een j. | eerste stand voor het voeren van hydraulisch fluidum onder druk j 35 ' naar een eerste zijde van de zuiger om de afsluitklep naar zijn 81 02 7 9 0 - 30 - I ί ι open stand te bewegen, en een tweede stand voor het voeren van1, ! hydraulisch fluidum onder druk naar een tweede zijde van de ! { | zuiger om de afsluitklep naar zijn gesloten stand te drukken,
11. Onderzoekkolom volgens conclusie 10, i 5 gekenmerkt doordat de elektromagnetisch bediende stuurklep door een veer wordt gecentreerd in een derde stand waarbij de stroom van hydraulisch fluidum naar en van de zuiger wordt geblok- j i keerd zodat de zuiger hydraulisch vergrendeld is op zijn plaats wanneer de stuurklep in de derde stand zich bevindt.
12. Onderzoekboom volgens conclusie 11, gekenmerkt doordat de afsluitklep-middelen bestaan uit een eerste en een tweede afsluitklep en de zuigermiddelen bestaan uit eerste en tweede zuigers verbonden met respectievelijk de i l eerste en tweede afsluitklep en 15 waarbij de bedieningsmiddelen verder voorzien zijn van een eerste hydraulisch kanaal voor het voeren van hydraulisch fluidum onder druk.naar de eerste zijden van dè’ eerste en tweede zuigers en een tweede hydraulisch kanaal voor i het voeren van hydraulisch fluidum onder druk naar de tweede | . . , i 20 zijden van de eerste en tweede zuigers welke eerste en tweede i zuigers hydraulisch parallel geschakeld zijn. I j
13. Onderzoekboom volgens conclusie 8, j gekenmerkt doordat de bron voor hydraulisch fluidum onder druk I bestaat uit een eerste zone bestemd Om te worden gevuld met j i 25 hydraulisch fluïdum, een tweede zone bestemd om te worden gevuld j met een tweede fluidum onder druk en een drijvende zuiger welkë | de eerste en tweede zones scheidt voor het oyerdragen van druk j i van fluidum in de ene zone op fluidum in de andere zone.
14. Onderzoekkolom volgens conclusie 13, j 30 gekenmerkt doordat het lichaam van de onderzoekboom onder wa- i j ter voorzien is van een uitwendig cilindervormig deel en een j | concentrisch inwendig cilindervormig deel waarbij de eerste en ' i ' - . i ] tweede zones van de bron voor hydraulisch fluïdum worden bepaald \ door de uitwendige en inwendige cilindervormige delen en ! ,35 waarbij de drijvende zuiger ringvormig is en 81 02 7 9 0 - 31 - I voorzien is van uitwendige en inwendige afdichtorganen om af i . te dichten tussen de drijvende zuiger en de uitwendige en in- ! wendige cilindervormige delen. ί . „ i
15. Onderzoekkolom volgens conclusie 8, ! I ' I j 5 gekenmerkt doordat de bron voor hydraulisch fluïdum onder j ; i | druk voorzien is van een hydraulische pomp voor het onder druk; krengen van het hydraulische fluïdum.
16. Onderzoekkolom volgens conclusie 15, gekenmerkt doordat de hydraulische pomp elektrisch wordt aan- j 10 gedreven.
17. Onderzoekkolom volgens conclusie 8, | gekenmerkt doordat het lichaam in de onderzoekhoom onder water ! ί bestaat uit een bovenste lichaamsdeel en een onderste lichaams- j . deel, . i 15 waarbij de onderzoekboom verder voorzien is · van een grendel welke bedienbaar verbonden is met de signaal- i ontvanger voor het losneembaar koppelen van de bovenste en ! onderste lichaamsdelen zodat het bovenste lichaamsdeel kan worden ontkoppeld van het onderste lichaamsdeel in antwoord op \ 20 het akoestische commandosignaal. i 18.Onderzoekkolom volgens conclusie 17, gekenmerkt doordat de grendelmi ddelen bestaan uit een schouder op éên van de bovenste of onderste lichaamsdelen; Γ ! een veerbelaste grendelhaak verbonden met de I 25 andere van de boyenste of onderste lichaamsdelen voor het aan-! grijpen van de schouder op de bovenste en onderste lichaamsdelen met elkaar te verbinden en j ! losneemmiddelen voor hét bewegen van de gren- ' delhaak buiten aangrijping met de schouder in antwoord op 3. het akoestische commandosignaal.
19. Onderzoekkolom volgens conclusie 18, gékenmerkt doordat de losneemmiddelen hydraulisch aandrijfbaar | zijn en de onderzoekkolom onder water verder voorzien is van I een tweede stuurklep voor het voeren van hydraulisch fluidum 35 onder druk naar de losneemmiddelen. j 81 02 7 9 0 - 32 -
20. Onderzoekkolom volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat het lichaam van de onderzoekhoom onder water hierin voorzien is van een hydraulisch kanaal voor het voeren van hydraulisch fluïdum vanaf de bron daarvoor naar de ! hydraulisch aangedreven beweegmiddelen; j waarbij het lichaam van de onderzoekhoom voorj-zien is van een bovenste lichaamsdeel en een onderste lichaams- . deel, waarbij de-afsluitklepmiddelen opgesteld zijn in het i onderste lichaamsdeel en |. i de onderzoekhoom verder voorzien is van een i · I · . . i ^ hydraulische verbindingsklep voor het aansluiten van een eer- | ste deel van het hydraulische kanaal opgesteld in het bovenste! | lichaamsdeel , met een tweede deel van het hydraulische kanaal opgesteld in het onderste lichaamsdeel wanneer de bovenste en onderste lichaamsdelen zijn gekoppeld, en voor het afsluiten van.de eerste en tweede delen van het hydraulische kanaal om binnenkomst van verontreinigend fluïdum uit de put hierin te vermijden wanneer de bovenste en onderste lichaamsdelen ont- i koppeld zijn. I
21. Onderzoekkolom volgens conclusie 20, 2Q gekenmerkt doordat de verbindingsklep bestaat uit een eerste schuifklep verbonden met het bovenste lichaamsdeel en beweegbaar tussen open en gesloten standen voor het openen en het sluiten van het eerste deel van het hydraulische kanaal; j een tweede schuifklep verbonden met het onder-! . ste lichaamsdeel en beweegbaar tussen open en gesloten standen ! voor .het openen en sluiten van het tweede lichaamsdeel van het . . ^ .1 hydraulische kanaal, waarbij een van de, eerste of tweede schuif- j kleppen concentrisch gestoken is in de andere schuifklep en I koppelmiddelen voor het bewegen van de eerste : i 1 ! . en tweede schuifkleppen naar hun respectieve open standen wan- i (30 i 'i neer de bovenste en onderste lichaamsdelen met elkaar gekop- i peld zijn en voor het bewegen van de .eerste en tweede schuif- ! , kleppen naar hun respectieve gesloten standen wanneer de hoven-1 ; ste en onderste lichaamsdelen ontkoppeld zijn. I , 81 02 7 90 - 33 -
22. Onderzoekboom volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat in het lichaam van de onderzoekboom onder water een kamer is opgesteld voor het ontvangen en opslaan van hydraulisch fluïdum dat teruggevoerd is van een lage druk- 5 zijde van de hydraulische aandrijfluiddelen.
23. Putkolom, gekenmerkt door een pijpkolom : | met inbegrip van een aantal gekoppelde pijpstukken met akoes·2- I tische koppelingen opgesteld tussen de naburige pijpstukken; ; j overdraagmiddelen verbonden met een bovenste: j 10 deel van de pijpkolom voor het overdragen van een akoestisch ! commandosignaal omlaag door de pijpkolom via de akoestische i koppelingen; i I een ondergronds toestel welke in werking j | stelbaar is door het akoestische commandosignaal welke uitge-j I ... ! · 1. zonden is langs de pijpkolom via de akoestische koppelingen; ' [ een ontvanger voor het signaal en verbonden ; met de pijpkolom voor het ontvangen van het akoestische commandosignaal welke omlaag uitgezonden is langs de pijpkolom via i de akoestische koppelingen en I 20 aandrijfmiddelen welke bestuurbaar behoren· bij de signaalontvanger voor het in werking stellen van het ondergrondse toestel in antwoord op het akoestische commando-signaal welke uitgezonden is omlaag door de pijpkolom via de akoestische koppelingen. 25 2b. Pijpkolom volgens conclusie 23, gekenmerkt doordat elk van de akoestische koppelingen bestaat uit een metalen ring opgesteld tussen een schouder van een j einde met ëen pen vanéén van de pijpstukken en een tegehover | i S i | i gelegen schouder van een einde met een bus van een ander; pijp- 30 stuk. I j 25· Pijpkolom volgens conclusie 2k, ! gékénmérkt doordat de ring aanvankelijk voorzien is van een veryormd gedeelte welke verschoven is in een richting evenwijdig aan de hartlijn yan.de ring vanaf een uiteindelijk vlak van de! 35. ring, waarbij het vervormde deel bestemd is om te worden samen·- 81 02 7 9 0 - 3b - gedrukt tussen de schouders om zich aan te passen aan de uit—| eindelijke vlakke vorm van de ring·. !
26. Pijpkolom volgens conclusie 25, . i gekenmerkt, doordat de ring in dwarsdoorsnede de vorm heeft van . . ' . ' i 5 een vlakke plaat welke aanzienlijk "breder is in radiale rich-! ί ting dan dik in de richting evenwijdig aan de hartlijn en ’ !1 waarbij de ring aanvankelijk voorzien is van een aantal van de vervormde delen welke zodanig zijn opgesteld dat zij een continu ringvormig patroon vormen van regelmatige, vaste gol-10 ven.
27. Pijpkolom volgens conclusie 23, gekenmerkt doordat elk van de akoestische koppelingen voor- i zien is van een metalen ring gestoken in een ringvormige groef i 1 | in een eindgedeelte van een van de pijpstukken en in aanraking 15 met een eindgedeelte van hetuandere pijpstuk. j
28. Pijpkolom volgens conclusie 27, j gekenmerkt doordat de ring aanvankelijk een cirkelvormige | dwarsdoorsnede heeft. I
29. Pijpkolom volgens conclusie 27, j 20. gekenmerkt doordat de ring voorzien is van een spleet opgesteld i ! tussen twee einden van de ring.
30. Werkwijze voor het onderzoeken van een put onder water, gekenmerkt door samenstellen van een pijpkolom uit tenminste een eerste en tweede pijpstuk waarbij het 25 eerste pijpstuk bevestigd wordt aan het tweede pijpstuk; aanbrengen van een akoestische koppeling tussen ! de eerste en tweede pijpstukken en bevestigen van een onderzoejk- | bogm aan de pijpkolom en neerlaten van de pijpkolom met de i onderzoekboom vanaf een constructie aan het wateroppervlak naar 30 de put onder water; ; verbinden van de onderzoekboom onder water met een eruptie-afsluiterblok; overdragen van een akoestisch ! commandosignaal vanaf.de constructie aan het wateroppervlak i ; omlaag langs de pijpkolom door het eerste pijpstuk en vervol- ; ; 35 gens door de akoestische koppeling en daarna door het tweede j 81 02 7 9 0 * - 35 - j I pijpstuk en ontvangen van het akoestische commandosignaal bij de onderzoekboom onder water en bedienen van een afsluitklep j van de onderzoekboom onder water om de afsluitklep naar zijn i ! geopende of gesloten stand te bewegen in antwoord op het i I 5 akoestische commandosignaal. i
31. Werkwijze volgens conclusie 30, waarbij de fase van het samenvoegen verder is gekenmerkt door het samenvoegen van de pijpkolom uit een aantal pijpstukken en i | doordat de fase van het verbinden van een akoestische koppeling ! i 10 is verder gekenmerkt door het verbinden van akoestische koppe-j lingen tussen alle naburige pijpstukken opgesteld tussen een ! bron voor het uitzenden van het akoestische commandosignaal en een ontvangpunt voor het akoestische commandosignaal. |
32. Werkwijze volgens conclusie 30, ! 15 gekenmerkt doordat de fase van het verbinden van een akoes- j tische koppeling verder is gekenmerkt door het verbinden van de akoestische koppeling tussen tegenover elkaar gelegen I schouders van een einde met een pen van éên van de eerste en tweede pijpstukken en een einde met een bus van de andere van ; ! 20 de .eerste en tweede pijpstukken.
33. Werkwijze volgens conclusie 32, I | gekenmerkt doordat de fase van het verbinden van een akoestische koppeling bestaat uit het samendrukken van een ringvormige akoestische koppeling met een aanvankelijk vervormd gedeelte .25 tussen de tegenover elkaar gelegen schouders van de eerste en tweede pijpsegmenten en daardoor vormen van de ringvormige i akoestische koppeling tot een uiteindelijke vlakke vorm. ! 3^. Werkwijze volgens conclusie 30, gekenmerkt doordat de fase van het verbinden van een akoes- | I . ' . i , . 30 tische koppeling omvat de maatregelen van plaatsen van een ; i . j , ! ringyormige akoestische koppeling met een aanvankelijke cirkelj- : VOtmiige dwarsdoorsnede in een ringvormige groef in een eind- j j ! ^ .. ! | gedeelte van .een van de.eerste en tweede pijpstukken en m aan raking brengen van de ringvormige akoestische koppeling met een !· 35 eindgedeelte van de andere van de eerste en tweede pijpstukken1 8102790 ► .-36- wanneer het eerste pijpstuk wordt "bevestigd op het tweede i | pijpstuk.
35· Werkwijze volgens conclusie 30, : gekenmerkt doordat de onderzoekboom onder water verder voor- j 5 zien is van een "bron van hydraulisch fluïdum onder druk, hy draulische aandrijfmiddelen verkonden met de afsluitklep om de1 afsluitklep te "bewegen-tussen zijn gesloten en open standen, ; en een stuurklep voor het voeren van hydraulisch fluïdum onderdruk vanaf de bron voor fluïdum onder druk naar de aandrijf- -j 10 middelen, waarbij de bron voor fluïdum onder druk opgesteld is in een bovenste deel van de onderzoekboom onder water, en j de afsluitklep opgesteld is in een lagérdeel van de onderzoekboom onder water, waarbij de bovenste en lagere delen losneembaar aè,n elkaar gekoppeld zijn door.een losneembare grendel, waarbij dei 15 werkwijze verder bestaat uit: j uitzenden van een tweede akoestisch signaal vanaf het station aan het wateroppervlak, ontvangen van het tweede akoestische commandosignaal aan de onderzoekboom onder j W"ater en .losnemen van de losneembare koppeling in antwoord op j 20 , het tweede akoestische commandosignaal. j
36. Werkwijze volgens conclusie 35, 'i ^gekenmerkt door bewegen van het bovenste deel van de onderzoek4 .boom onder water buiten aanraking met· het onderste deel en j ophalen yan.de pijpkolom en.het bovenste deel van de onderzoek-25 boom onder water naar de constructie aan het wateroppervlak j terwijl het onderste deel van de onderzoekboom met inbegrip van | de afsluitklep verbonden blijft met de eruptie-afsluiterblok · | van . de put. | 37·.Werkwijfce voor het overdragen van een' 30. akoestisch signaal door een pijpkolom, gekenmerkt door samen- i voegen van .de pijpkolom uit ..tenminste een eerste en tweede pijji- I stuk waarbij .het.eerste pijpstuk is bevestigd aan het tweede ! pijpstuk en.een akoestische koppeling gekoppeld is tussen de ! . eerste en tweede pijpstukken waarbij .het' akoestische signaal i . !, 35 wordt gezonden door het eerste pijpstuk, vervolgens door de 1 81 02 7 9 0 - 37 - I akoestische koppeling en tenslotte door de tweede pijpstuk.
38. Werkwijze volgens conclusie 37, j j gekenmerkt doordat de fase van het samenvoegen bestaat uit j het samenvoegen van de pijpehkolom uit een aantal pijpstuk-! 5 ken en de fase van het aanbrengen van een akoestische koppe ling bestaat uit het aanbrengen van akoestische koppelingen tussen alle naburige pijpstukken opgesteld tussen een uitzend- j I bron voor het akoestische signaal en een ontvangpunt voor het I akoestische signaal. 10 39· Werkwijze volgens conclusie 37, gekenmerkt doordat de fase van het verbinden van een akoestische koppeling verder bestaat uit het verbinden van een akoestische! ! . ί ! koppeling tussen de tegenover elkaar gelegen schouders van een' ! einde met.een pen van êên van de eerste en tweede pijpstukken i 115 en een einde met een bus van de andere van de eerste en tweede! ! pijpstukken. I kO. Werkwijze volgens conclusie 39, i gekenmerkt doordat de fase van het aanbrengen van een akoes- · . tische koppeling bestaat uit het samendrukken van een ring-20 vormige akoestische koppeling met een aanvankelijk vervormd .gedeelte tussen de tegenover elkaar, gelegen schouders van de eerste en tweede pijpstukken en daardoor aanpassen van de ringvormige akoestische koppeling tot een uiteindelijke vlakke vorm. 7+1. Werkwijze volgens conclusie 37, j 25 gekenmerkt doordat.de fase van het aanbrengen van een akoes tische koppeling bestaat uit de fasen van het plaatsen van een j ringvormige akoestische koppeling met een aanvankelijke cirkel- ! yormige dwarsdoorsnede in een ringvormige groef in een eind- ! gedeelte van.één van de eerste en tweede pijpstukken en in aan- j 30 raking brengenvan .de ringvormige akoestische koppeling met j i een eindgedeelte van de andere van de eerste en tweede pijp- | stukken wanneer de eerste pijpstuk wordt bevestigd aan het tweé-. de pijpstuk. j I . . i 81 02 7 90
NL8102790A 1980-06-13 1981-06-10 Akoestisch bedienbare onderzoekboom onder water. NL8102790A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US15930780 1980-06-13
US06/159,307 US4375239A (en) 1980-06-13 1980-06-13 Acoustic subsea test tree and method

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8102790A true NL8102790A (nl) 1982-01-04

Family

ID=22571999

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8102790A NL8102790A (nl) 1980-06-13 1981-06-10 Akoestisch bedienbare onderzoekboom onder water.

Country Status (8)

Country Link
US (1) US4375239A (nl)
AU (1) AU7068381A (nl)
DE (1) DE3121951A1 (nl)
DK (1) DK255781A (nl)
FR (1) FR2484524A1 (nl)
GB (1) GB2081776A (nl)
NL (1) NL8102790A (nl)
NO (1) NO812000L (nl)

Families Citing this family (78)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2117948A (en) * 1982-03-22 1983-10-19 Ml Aviation Co Ltd Initiation of devices by high- frequency sound waves
US4636934A (en) * 1984-05-21 1987-01-13 Otis Engineering Corporation Well valve control system
US4726424A (en) * 1985-04-17 1988-02-23 Raulins George M Well apparatus
FR2582048B1 (fr) * 1985-05-15 1988-09-16 Elf Aquitaine Dispositif de commande et de surveillance d'une tete de puits immergee dans un liquide
US4768594A (en) * 1986-06-24 1988-09-06 Ava International Corporation Valves
US4796699A (en) * 1988-05-26 1989-01-10 Schlumberger Technology Corporation Well tool control system and method
US5008664A (en) * 1990-01-23 1991-04-16 Quantum Solutions, Inc. Apparatus for inductively coupling signals between a downhole sensor and the surface
US5050681A (en) * 1990-07-10 1991-09-24 Halliburton Company Hydraulic system for electronically controlled pressure activated downhole testing tool
US5149984A (en) * 1991-02-20 1992-09-22 Halliburton Company Electric power supply for use downhole
US5251703A (en) * 1991-02-20 1993-10-12 Halliburton Company Hydraulic system for electronically controlled downhole testing tool
US5101907A (en) * 1991-02-20 1992-04-07 Halliburton Company Differential actuating system for downhole tools
US5127477A (en) * 1991-02-20 1992-07-07 Halliburton Company Rechargeable hydraulic power source for actuating downhole tool
US5319610A (en) * 1991-03-22 1994-06-07 Atlantic Richfield Company Hydraulic acoustic wave generator system for drillstrings
US5332035A (en) * 1991-07-15 1994-07-26 Halliburton Company Shut-in tools
US5279363A (en) * 1991-07-15 1994-01-18 Halliburton Company Shut-in tools
US5234057A (en) * 1991-07-15 1993-08-10 Halliburton Company Shut-in tools
FR2679293B1 (fr) * 1991-07-16 1999-01-22 Inst Francais Du Petrole Dispositif d'actionnement associe a une garniture de forage et comportant un circuit hydrostatique en fluide de forage, methode d'actionnement et leur application.
GB9116477D0 (en) * 1991-07-30 1991-09-11 Exploration & Prod Serv Improved sub-sea test tree apparatus
US5860478A (en) * 1991-07-30 1999-01-19 Exploration & Production Services (North Sea) Ltd. Sub-sea test tree apparatus
GB9116487D0 (en) * 1991-07-31 1991-09-11 Marconi Gec Ltd Data transmission
USRE38052E1 (en) 1992-05-01 2003-04-01 Sensor Dynamics, Limited Sensing apparatus for sensing pressure or temperature in oil wells, including transmitter relaying pressure or temperature information to a remote control point
US5318130A (en) * 1992-08-11 1994-06-07 Halliburton Company Selective downhole operating system and method
US5293937A (en) * 1992-11-13 1994-03-15 Halliburton Company Acoustic system and method for performing operations in a well
EP0597704A1 (en) * 1992-11-13 1994-05-18 Halliburton Company Flow testing a well
US5273112A (en) * 1992-12-18 1993-12-28 Halliburton Company Surface control of well annulus pressure
US5355960A (en) * 1992-12-18 1994-10-18 Halliburton Company Pressure change signals for remote control of downhole tools
US5412568A (en) * 1992-12-18 1995-05-02 Halliburton Company Remote programming of a downhole tool
US5329811A (en) * 1993-02-04 1994-07-19 Halliburton Company Downhole fluid property measurement tool
GB9324334D0 (en) * 1993-11-26 1994-01-12 Sensor Dynamics Ltd Apparatus for the remote measurement of physical parameters
US5411097A (en) * 1994-05-13 1995-05-02 Halliburton Company High pressure conversion for circulating/safety valve
US5555945A (en) 1994-08-15 1996-09-17 Halliburton Company Early evaluation by fall-off testing
CA2155918C (en) 1994-08-15 2001-10-09 Roger Lynn Schultz Integrated well drilling and evaluation
US5503230A (en) * 1994-11-17 1996-04-02 Vetco Gray Inc. Concentric tubing hanger
US5732776A (en) * 1995-02-09 1998-03-31 Baker Hughes Incorporated Downhole production well control system and method
US6442105B1 (en) 1995-02-09 2002-08-27 Baker Hughes Incorporated Acoustic transmission system
CA2197260C (en) * 1996-02-15 2006-04-18 Michael A. Carmody Electro hydraulic downhole control device
US6532839B1 (en) * 1996-03-29 2003-03-18 Sensor Dynamics Ltd. Apparatus for the remote measurement of physical parameters
US6230645B1 (en) 1998-09-03 2001-05-15 Texaco Inc. Floating offshore structure containing apertures
US5983822A (en) * 1998-09-03 1999-11-16 Texaco Inc. Polygon floating offshore structure
US6253857B1 (en) * 1998-11-02 2001-07-03 Halliburton Energy Services, Inc. Downhole hydraulic power source
AU5601899A (en) * 1998-11-02 2000-05-04 Halliburton Energy Services, Inc. Downhole hydraulic power source
US6349772B2 (en) * 1998-11-02 2002-02-26 Halliburton Energy Services, Inc. Apparatus and method for hydraulically actuating a downhole device from a remote location
US6257338B1 (en) 1998-11-02 2001-07-10 Halliburton Energy Services, Inc. Method and apparatus for controlling fluid flow within wellbore with selectively set and unset packer assembly
EP1228290A4 (en) * 1999-11-05 2005-03-23 Halliburton Energy Serv Inc FORMATION TESTER, METHOD AND DEVICE FOR TESTING AND MONITORING THE CONDITION OF THE TESTER
US7096976B2 (en) * 1999-11-05 2006-08-29 Halliburton Energy Services, Inc. Drilling formation tester, apparatus and methods of testing and monitoring status of tester
GB2362398B (en) * 2000-05-16 2002-11-13 Fmc Corp Device for installation and flow test of subsea completions
BR0202248B1 (pt) * 2001-04-23 2014-12-09 Schlumberger Surenco Sa “Sistema de comunicação submarina e método utilizável com um poço submarino
US6695061B2 (en) * 2002-02-27 2004-02-24 Halliburton Energy Services, Inc. Downhole tool actuating apparatus and method that utilizes a gas absorptive material
GB2448262B (en) * 2003-12-17 2008-11-19 Fmc Technologies Electrically operated THRT
US7156169B2 (en) * 2003-12-17 2007-01-02 Fmc Technologies, Inc. Electrically operated actuation tool for subsea completion system components
AU2003297412B2 (en) * 2003-12-17 2008-02-21 Fmc Technologies, Inc. Electrically operated actuation tool for subsea completion system components
US20050217845A1 (en) * 2004-03-30 2005-10-06 Mcguire Lindell V Tubing hanger running tool and subsea test tree control system
US8826988B2 (en) 2004-11-23 2014-09-09 Weatherford/Lamb, Inc. Latch position indicator system and method
WO2006115471A1 (en) * 2005-04-20 2006-11-02 Welldynamics, Inc. Direct proportional surface control system for downhole choke
GB0804306D0 (en) 2008-03-07 2008-04-16 Petrowell Ltd Device
WO2010030266A1 (en) * 2008-09-09 2010-03-18 Welldynamics, Inc. Remote actuation of downhole well tools
US9359853B2 (en) * 2009-01-15 2016-06-07 Weatherford Technology Holdings, Llc Acoustically controlled subsea latching and sealing system and method for an oilfield device
WO2010129478A1 (en) * 2009-05-04 2010-11-11 Schlumberger Canada Limited Subsea control system
US8839868B2 (en) * 2009-10-02 2014-09-23 Schlumberger Technology Corporation Subsea control system with interchangeable mandrel
CA2891734C (en) * 2009-11-06 2017-08-22 Weatherford Technology Holdings, Llc Method and apparatus for a wellbore accumulator system assembly
US8800662B2 (en) * 2011-09-02 2014-08-12 Vetco Gray Inc. Subsea test tree control system
US9194203B1 (en) 2013-03-08 2015-11-24 Trendsetter Engineering, Inc. Subsea latch tool for connecting subsea components
US9255450B2 (en) 2013-04-17 2016-02-09 Baker Hughes Incorporated Drill bit with self-adjusting pads
BR112015021109A2 (pt) * 2013-12-05 2020-10-27 Slim Drilling Serviços De Perfuração S.A. tubo de injeção de fluido com gola, para coluna de ensaio, com sistema de travamento por batente em gaveta de cabeça de poço de perfuração
US9458689B2 (en) 2014-02-21 2016-10-04 Onesubsea Ip Uk Limited System for controlling in-riser functions from out-of-riser control system
GB2527768B (en) 2014-06-30 2017-10-25 Interventek Subsea Eng Ltd Test tree and actuator
CA2953739C (en) 2014-06-30 2022-08-30 Interventek Subsea Engineering Limited Rotary actuator
US10041305B2 (en) * 2015-09-11 2018-08-07 Baker Hughes Incorporated Actively controlled self-adjusting bits and related systems and methods
US10273759B2 (en) 2015-12-17 2019-04-30 Baker Hughes Incorporated Self-adjusting earth-boring tools and related systems and methods
US9631448B1 (en) * 2016-08-03 2017-04-25 Schlumberger Technology Corporation Distibuted control system for well application
CN106368248B (zh) * 2016-10-21 2018-08-31 天津大学前沿技术研究院有限公司 一种带自动扶正气囊的深海地基勘察座底装置
CN106284267B (zh) * 2016-10-21 2018-08-31 天津大学前沿技术研究院有限公司 一种近海地基勘察与检测综合平台
GB2554497B8 (en) * 2017-06-29 2020-03-11 Equinor Energy As Tubing hanger installation tool
US10633929B2 (en) 2017-07-28 2020-04-28 Baker Hughes, A Ge Company, Llc Self-adjusting earth-boring tools and related systems
US10745995B2 (en) * 2017-10-13 2020-08-18 Onesubsea Ip Uk Limited Fluid tolerant subsea manifold system
WO2020153961A1 (en) 2019-01-24 2020-07-30 Halliburton Energy Services, Inc. Locally powered electric ball valve mechanism
US11867022B2 (en) 2019-01-24 2024-01-09 Halliburton Energy Services, Inc. Electric ball valve mechanism
CN115075764B (zh) * 2022-06-29 2023-06-13 西南石油大学 一种电驱大通径水下测试树

Family Cites Families (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US469283A (en) * 1892-02-23 Electric hose-coupling
US2178931A (en) * 1937-04-03 1939-11-07 Phillips Petroleum Co Combination fluid conduit and electrical conductor
US3205477A (en) * 1961-12-29 1965-09-07 David C Kalbfell Electroacoustical logging while drilling wells
US3170137A (en) * 1962-07-12 1965-02-16 California Research Corp Method of improving electrical signal transmission in wells
US3381766A (en) * 1964-11-09 1968-05-07 Clyde E. Bannister Drilling system
US3568715A (en) * 1968-02-08 1971-03-09 Otis Eng Co Well tools
US3518608A (en) * 1968-10-28 1970-06-30 Shell Oil Co Telemetry drill pipe with thread electrode
US3518609A (en) * 1968-10-28 1970-06-30 Shell Oil Co Telemetry drill pipe with ring-control electrode means
US3696332A (en) * 1970-05-25 1972-10-03 Shell Oil Co Telemetering drill string with self-cleaning connectors
US3961308A (en) * 1972-10-02 1976-06-01 Del Norte Technology, Inc. Oil and gas well disaster valve control system
US3860742A (en) * 1973-04-04 1975-01-14 Jonas Medney Connection of plastic pipes with ground wires embedded therein
US4001773A (en) * 1973-09-12 1977-01-04 American Petroscience Corporation Acoustic telemetry system for oil wells utilizing self generated noise
US3879097A (en) * 1974-01-25 1975-04-22 Continental Oil Co Electrical connectors for telemetering drill strings
US3967647A (en) * 1974-04-22 1976-07-06 Schlumberger Technology Corporation Subsea control valve apparatus
US3955623A (en) * 1974-04-22 1976-05-11 Schlumberger Technology Corporation Subsea control valve apparatus
US4021773A (en) * 1974-10-29 1977-05-03 Sun Oil Company Of Pennsylvania Acoustical pick-up for reception of signals from a drill pipe
US4065747A (en) * 1975-11-28 1977-12-27 Bunker Ramo Corporation Acoustical underwater communication system for command control and data
US4009753A (en) * 1976-03-22 1977-03-01 Schlumberger Technology Corporation Subsea master valve apparatus
US4116272A (en) * 1977-06-21 1978-09-26 Halliburton Company Subsea test tree for oil wells
US4314365A (en) * 1980-01-21 1982-02-02 Exxon Production Research Company Acoustic transmitter and method to produce essentially longitudinal, acoustic waves

Also Published As

Publication number Publication date
GB2081776A (en) 1982-02-24
NO812000L (no) 1981-12-14
AU7068381A (en) 1981-12-17
US4375239A (en) 1983-03-01
DK255781A (da) 1981-12-14
FR2484524A1 (fr) 1981-12-18
DE3121951A1 (de) 1982-02-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8102790A (nl) Akoestisch bedienbare onderzoekboom onder water.
NL8102625A (nl) Inrichting voor het leveren van hydraulische fluidum aan een werktuig in een boorgat.
US4347900A (en) Hydraulic connector apparatus and method
AU742862B2 (en) System and method for deploying a plurality of tools into a subterranean well
US7240736B2 (en) Drilling and producing deep water subsea wells
US6003834A (en) Fluid circulation apparatus
US20130319102A1 (en) Downhole Tools and Oil Field Tubulars having Internal Sensors for Wireless External Communication
NO344267B1 (no) Kommunikasjon mellom systemer ved jordoverflaten og nedi et brønnhull
US20100139909A1 (en) Intelligent Well Control System for Three or More Zones
US20110061854A1 (en) Subsea assembly
MX2012004587A (es) Junta tubular de desconexion instrumentada.
NO334813B1 (no) Gruspakkekomplettering med fluidtapsstyring og fiberoptisk våtforbindelse.
EP0890013B1 (en) Monobore riser bore selector
NO341483B1 (no) Fremgangsmåte for styring av trykket i ringrommet under brønnboring
WO2001088331A1 (en) Device for installation and flow test of subsea completions
GB2447581A (en) Articulated drillstring entry apparatus
AU711005B2 (en) Single bore riser system
NL8100957A (nl) Verbeterd terugslagklepstelsel.
US10890044B2 (en) Tubular wellhead assembly
US20180119516A1 (en) Fluid flow control systems and methods
US11414949B2 (en) Deepwater riser intervention system
AU2012382058A1 (en) Downhole tools and oil field tubulars having internal sensors for wireless external communication
WO1998050676A1 (en) Shearable multi-gage blowout preventer test tool and method
Nilssen Troll high rate production test, planning and execution

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed