NL8102621A

NL8102621A - Inrichting voor het beschrijven en/of uitlezen van een registratiedrager.

Info

Publication number: NL8102621A
Application number: NL8102621A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1981-05-29
Filing date: 1981-05-29
Publication date: 1982-12-16
Also published as: JPH0221057B2; IT1151247B; FR2506982A1; ATA207782A; GB2099614B; IT8221490A0; FR2506982B1; CA1194228A; JPS57200952A; DE3218917C2; US4807211A; GB2099614A; DE3218917A1; AT373423B; AU8422982A

Description

1 t « PHN 10.068 1 N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Inrichting vobr het beschrijven en/of uitlezen van een registratiedrager.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beschrijven en/of uitlezen van een registratiedrager, bevattende een schijfvormig substraat met een stralingsgevoelige informatielaag en voorzien van volgens een spi-raalvormig of concentrisch sporenpatroon gerangschikte informatiegebieden, 5 welke registratiedrager is bestand voor het via een stralenbundel optekenen en/of weergeven van digitaal gecodeerde informatie met een vaste bitfrequen-tie in de informatiegebieden welke informatiegebieden een optisch detecteerbare eerste periodieke spoormodulatie, waarvan de periode overeenstemt met een frequentie, waarvoor het vermogensspectrum van de op te tekenen c.q.

10 cpgetekende digitaalgecodeerde informatie althans nagenoeg een nulpunt vertoont, vertonen voor het bij het optekenen en/of weergeven opwekken van een kloksignaal met een bitf requentie, en gesuperponeerd op de eerste periodieke spoormodulatie een tweede periodieke spoormodulatie waarbij de spoorpositie in radiële richting gemoduleerd is, vertonen voor het bij optekenen en/of 15 weergeven opwekken van een radieel volgsignaal, welke inrichting daarvoor omvat een optisch stelsel voor het projecteren van een lichtbundel op die informatiegebieden, een detector voor het detecteren van door de registratie-gebieden gereflecteerde c.q. doorgelaten straling en een leesschakeling voor het afscheiden van een uitgelezen informatiesignaal uit de gedetecteerde 20 straling waarbij op die registratiedrager de periode van de eerste periodieke spoormodulatie bij de tangentiële aftastsnelheid van de registratiedrager correspondeert met een eerste signaalfrequentie en de periode van de tweede periodieke spoormodulatie bij die bepaalde tangentiële snelheid van de registratiedrager correspondeert met een tweede s ignaalfrequentie en het fre-25 quentieverschil tussen de eerste ei tweede s ignaalf requentie constant is.

In de oudere nederlandse octrooiaanvragen no. 8000121 (PEN 9666) en no. 8000122 (PHN 9667), van diezelfde aanvraagster is een dergelijke inrichting beschreven, waarin het gebruik van de genoemde eerste periodieke spoormodulatie ter verkrijging van een kloksignaal is voorgesteld. In die 30 aanvragen is vcorgesteld on ter winning van een radieel volgsignaal door middel van filters en fasevergrendelde lussen het kloksignaal en een signaal met een met de periode van de tweede periodieke spoormodulatie overeenkomende frequentie te winnen, welk laatste signaal gewonnen wordt uit het 8102621 I * PHN 10.068 2 verschil tussen de signalen afkomstig van aan weerszijde van een zich in de spoorrichting uitstrekkende deellijn gelegen, delen van de detector, en deze beide signalen te benutten cm door middel van synchrone detectie een volgsignaal te winnen. Gebleken is dat deze in die oudere aanvrage voor-5 gestelde methode in de praktijk slechts bevredigend functioneert wanneer het spoor goed gevolgd wordt en niet wanneer van spoor gewisseld wordt. Volgens een aan de uitvinding ten grondslag liggend inzicht is dit te wijten aan het feit dat in de in het genoemd verschilsignaal aanwezige componenten, die door die tweede periodieke spoormodulatie veroorzaakt worden, 10 bij spoorwisseling achtereenvolgens twee tegengesteld gerichte fasesprongen optreden, waardoor die componenten niet geschikt zijn om door middel van een fasevergrendelde lus een referenties ignaal van synchrone detectie op te wékken.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde 15 soort met een tijdens spoorwisseling betrouwbare opwekking van een spoorvolg-signaal, aan te geven en wordt daartoe gekenmerkt,door een eerste band-doorlaatfilter voor signalen met de eerste frequentie ter winning van een kloks ignaal dat aan de leesschakeling wordt toegevoerd voor synchronisatie van het uitlezen van genoemde digitale informatie, een tweede banddoorlaat-20 filter afgestemd op een met de frequentie van een door de tweede periodieke spoormodulatie veroorzaakt signaal overeenkomende tweede frequentie, een door het kloksignaal gesynchroniseerde frequentie syntheseschakeling voor het opwekken van een signaal met een frequentie gelijk aan die tweede frequentie en een synchrone detectieschakeling voor menging van het door het tweede 25 banddoorlaatfilter doorgelaten signaal met het door de frequentie syntheseschakeling gegenereerd signaal ter verkrijging van een radieel volgsignaal. Deze inrichting kan nader gekenmerkt worden, doordat een door de leesschakeling bestuurde synchronisatieschakeling aanwezig is voor synchronisatie van de frequentie syntheseschakeling met uit de synchronisatiegebieden van de 30 registratiedrager uitgelezen informatie teneinde een correcte faserelatie tussen het gesynthetiseerde signaal en het door het tweede banddoorlaatfilter doorgelaten signaal te waarborgen, of als alternatief, doordat een bestuurbare fasedraaier is aangebracht ter correctie van de faserelatie tussen het gesynthetiseerde signaal en het door het tweede banddoorlaatfilter 35 doorgelaten signaal.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin,

Fig. 1 ter illustratie een mogelijke uitvoeringsvorm van een 8102621

r I

EHN 10.068 3 registratiedrager voor toepassing in een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 een doorsnede van zo'n registratiedrager in de lengterichting van de sporen in een aantal fasen tijdens het vervaardigen van zo'n registratiedrager, 5 Fig. 3 de randcmvermogensspectra van een drietal mogelijke binaire informatiesignaalmodulaties,

Fig. 4a een inrichting voor het inschrijven van informatie op zo'n registratiedrager,

Fig. 4b een inrichting voor het uitlezen van zo'n registratie- 10 drager,

Fig. 5 een uitvoeringsvoorbeeld van een spoorvolgschakeling voor toepassing in een inrichting volgens de uitvinding, en

Fig. 6 een variatie op een gedeelte van de schakeling volgens fig. 5 toont.

15 Figuur 1 toont ter illustratie een mogelijke uitvoeringsvorm van een registratiedrager, zoals beschreven is in genoemde oudere octrooiaanvragen waarbij het principe volgens de uitvinding kan warden toegepast met in figuur 1a een bovenaanzicht van die registratiedrager, figuur 1b een gedeelte van een spoor 4 van die registratiedrager vergroot weerge-20 geven en figuur 1c een synchronisatiegebied van dat gedeelte vergroot weergegeven. Het registratiedragerlichaam 1 is voorzien van een spiraalvormig spoor 4. Dit spoor 4 is verdeeldin een groot aantal sectoren 7, bijvoorbeeld 128 per omwenteling. Elke sector 7 bevat een informatiegebied 9, dat bestemd is voor het opnemen van digitaal gecodeerde informatie en 25 een synchronisatiegebied 8. Een dergelijk synchronisatiegebied 8 bevat twee gedeelten, namelijk een indicatiegedeelte 10 en een adresgedeelte 11.

In het adresgedeelte 11 is alle voor het controleren van het inschrijf-proces benodigde informatie cpgeslagen.

Cm ervoor te zorgen dat de digitale informatie in een nauwkeurig 30 gedefinieerde baan wordt ingeschreven fungeert het spoor 4 als servospoor.

De servosporen 4, in het bijzonder in de informatiegebieden 9, zijn dus als groeven in het substraat 5 aangébracht, hierdoor is het mogelijk een voor het inschrijven van digitale informatie op de registratiedrager gerichte stralenbundel nauwkeurig met dit servospoor 4 te laten samenvallen, 35 met andere woorden de positie van de stralenbundel in radiale richting te regelen via een servosysteem dat gebruik maakt van het van de registratiedrager teruggekaatste licht.

Cm digitale informatie te kunnen optekenen is het registratie- 8102621 t

* O

PHN 10.068 4 dragerlichaam voorzien van een laagje materiaal 6, dat indien belicht met geschikte straling, een optische detecteerbare verandering ondergaat, zodat bij het aftasten van een op een dergelijke wijze ingeschreven infor-matiespoor door een uitleesstralenbundel een met de opgetekende informatie · 5 overeenkomende amplitude: imodulatie van de gereflecteerde stralenbundel ontstaat.

Zoals uit het voorgaande blijkt bevatten de voor de gebruiker bestemde registratiedragers, waarin dus nog geen informatie in de informatiegebieden is ingeschreven, een groefstructuur in deze informatiegebieden 10 binnen de sectoren. Bovendien bevat een dergelijke registratiedrager binnen elke sector een in een optisch detecteerbare reliëfstructuur uitgevoerd synchronisatiegebied 8. Figuur 1b toont vergroot een gedeelte van een spoor 4, waaruit de opeenvolging van een aantal informatiegebieden 9 en synchro-nisatiegebieden 8 blijkt. Hierbij bestaan de synchronisatiegebieden 8 uit 15 een reliëfstructuur, bestaande uit een opeenvolging van verdiepingen, afgewisseld door tussengebiedjes.

Fig. 2 toont in fig. 2a t/m 2d schematisch in een doorsnede in de lengterichting van de servosporen 4 een gedeelte van zo'n servospoor 4 met een gedeelte van het synchronisatiegebied 8 en een gedeelte van het 20 informatiegebied 9 met in fig. 2a zo'n doorsnede bij een onbeschreven voorgefabriceerde plaat volgens een bekende techniek, in fig. 2b die doorsnede nadat in het informatiegebied 9 digitale informatie 14 is ingeschreven, in figuur 2c zo'n doorsnede bij een onbeschreven voorgefabriceerde plaat waarin volgens genoemde oudere aanvrage klokinformatie is aangebracht en in fig.

25 2d de doorsnede volgens fig. 2c nadat in het informatiegebied 9 informatie 14 is ingeschreven. Fig. 2e toont schematisch het verkregen signaal bij uitlezing van het in fig. 2d in doorsnede getoonde stuk van het spoor 4 en fig. 2f toont schematisch een bovenaanzicht van een stuk van spoor 4 nadat informatie is ingeschreven op een andere manier dan in fig. 2b en 2d is 30 getoond.

De voorgefabriceerde plaat is voorzien van de servogroef 4, aangebracht in een substraat 5 bijvoorbeeld door middel van een laserbundel. In het synchronisatiegebied 8 kan dan door modulatie van de intensiteit van de laserbundel een informatie bevattende reliëfstructuur met "putten" 35 13 aangehracht worden. Het geheel, evenals gemakshalve het gedeelte van de registratiedrager 1 buiten de groeven 4, kan daarna met de reflecterende informatielaag 6 bedekt worden. In deze voorgefabriceerde registratiedrager kan in het informatiegebied 9 informatie worden ingeschreven door, bijvoor 8102621 ESN 10.068 5 * * beeld door middel van een laserbundel, gaten 14 in de reflecterende informatielaag 6 aan te brengen. Zo'n beschreven registratiedrager toont fig. 2b. Bij het schrijven van informatie, dit is het aanbrengen van de gaten 14 evenals bij het, bijvoorbeeld door middel van een laserbundel, 5 uitlezen van deze informatie is het van belang dat het schrijven c.g. lezen van die informatie gesynchroniseerd wordt met behulp van een kloksignaal, waarover de synchronisatiegebieden 8 informatie kunnen bevatten. Om tijdens het schrijven en lezen continu, dus ook tijdens het schrijven c.q. lezen in de informatiegebieden 9, over een goed synchroon kloksignaal te kunnen 10 beschikken wordt zoals is beschreven in genoemde oudere aanvrage de servo-groef 4 van een structuur voorzien die een modulatie van het van de informatiedrager gereflecteerde licht tijdens het volgen van het servospoor 4 tijdens lezen c.g. schrijven teweegbrengt.

Deze aangebrachte structuur moet echter zodanig zijn dat deze 15 het uitlezen van informatie niet verstoort. Dat dit mogelijk is wordt toegelicht aan de hand van fig. 3 die de randemvermogensspectra geeft van een drietal mogelijke binaire informatiesignaal modulaties zoals beschreven is in genoemde oudere aanvrage.

Mat de verwijzing a is een modulatie aangegeven bekend onder de 20 aanduiding "biphase" modulatie, met de verwijzing b een modulatie bekend onder de aanduiding "Millermodulatie" en met verwijzing c een modulatie bekend onder de aanduiding "quadphase-moöulatie".

Uit fig. 3 is eenvoudig te zien dat deze modulatietechniéken als gemeenschappelijke eigenschap hebben dat het daarmee verkregen binaire 25 signaal geen sterke frequentiecomponenten bezit bij relatief lage frequenties, bijvoorbeeld frequenties lager dan 0,2 fo. Uit fig. 3 blijkt verder dat bij de frequentie 2 fo en bij gebruik van modulatiemethode c ook bij frequentie fo nulpunten in het spectrum optreden. Het is dus mogelijk cm de registratiedrager van een klokstructuur met frequentie 2 fo te voorzien 30 zonder dat deze met het informatiesignaal interfereert. Nulpunten bij frequentie 2 fo treden ook cp bij andere modulatiemethoden. Bij gebruik van quadphase-modulat.ie (modulatie c) alsook sommige andere modulatiemethoden - zoals de modulatiemethode die beschreven is in de niet-voor-gepubliceerde aanvrage no. 8006165(PHN 9881) - is frequentie fo voor dat 35 doel zeer bruikbaar, welke frequentie met de bitfrequentie 1/T overeenkomt, waardoor deze quad-phase modulatie zeer aantrekkelijk wordt. Ook bij modu-latiemethode b kan in sommige gevallen een structuur met frequentie fo aangebracht worden, andat de componenten van het spectrum van modulatie b 8102621 * 4 PHN 10.068 6 bij die frequentie relatief gering zijn. Verder is het theoretisch mogelijk cm de structuur een met een frequentie hoger dan 2 fo corresponderende modulatie te geven wat echter in de praktijk meestal niet realiseerbaar is. Immers net het oog op een maximale infonnatiedichtheid zullen de af-5 metingen van de putten 13 en 14/ die bij een bepaalde rotatiesnelheid van de plaat 1 minimaal corresponderen met een bittijd h T, zo dicht mogelijk bij het oplossend vermogen van het gebruikte schrijf/leessysteem gekozen worden zodat een oppervlakte-structuur overeenkomend met frequenties hoger dan 2 fo nauwwelijks detecteerbaar zal zijn. Ook zijn met specialemodulatie-10 technieken nulpunten in vermogensspectra bij andere frequenties dan fo of 2 fo, bijvoorbeeld bij \ fo te verkrijgen.

Fig. 1c toont een met de doorsnede volgens fig. 2a corresponderende doorsnede van een registratiedrager volgens de uitvinding waar het oppervlak althans ter plaatse van het spoor 4 van een reliëf structuur met hoogte " * 15 d voorzien is. Een mogelijkheid cm deze te realiseren is het moduleren van de laser waarmee het synchronisatiegebied 8 en de groef 4 van informatiegebied 9 gemaakt is. In dit voorbeeld is dat in het synchronisatiegebied 8 alleen tussen de putten 13 gedaan door begrenzing van de intensiteit van de laserbundel. Het is echter in principe ook mogelijk cm de bodem van de 20 putten van een reliëfstructuur te voorzien. Zoals fig. 2d toont kan ook bij de plaat volgens de uitvinding informatie worden ingeschreven door het aanbrengen van gaten 14 in de de reliëfstructuur bedekkende reflectielaag 6. Fig. 2e toont een voorbeeld van een verkregen signaal bij uitlezen van een reliëf volgens fig. 2d. Dit signaal vertoont minima ter plaatse 25 van de putten c.q. gaten 13 en 14 en een met de modulatie structuur (d in fig. 2c) corresponderende amplitude modulatie met frequentie fo op de maxima. De modulatiestructuur bodem van de gaten 14 draagt nauwelijks tot het signaal bij daar deze door het verwijderen van de reflecterende laag 6 nauwelijks nog licht reflecteert. In dit verband valt cp te merken 30 dat het bijvoorbeeld ook mogelijk is cm qp een reflecterend substraat 5 een niet-reflecterende laag 6 aan te brengen die plaatselijk verwijderd wordt. Hierdoor zal de modulatie met frequentie fo juist op die plaatsen 14 waar de niet-reflecterende laag verwijderd is goed uitgelezen worden.

In fig. 2a-2d zijn de putten 13 c.q. gaten 14 getoond als gaten 35 c.q. putten uit één stuk, dus wanneer het meer dan één bit betreft als een langgerekte sleuf met een met het aantal achtereengeschakelde bits corresponderende lengte. Het is échter ook mogelijk cm elke bit als een afzonderlijke put c.q. gat aan te brengen. Fig. 2f illustreert dat, en 81 0 2 6 2 1 EHN 10.068 7 toont een spoor 4, waarin met onderscheidenj ke arceringen de klokmodu-latiestructuur is aangegeven. In het synchronisatiegebied 8 kunnen de putten 13 dan bijvoorbeeld midden op de maxima c.g. minima van de structuur zijn aangebracht en zijn eveneens met de reflecterende laag 6 bedekt 5 wat door het door die putten 13 doorlopende arcering gesymboliseerd wordt.

In het informaties tuk 8 kunnen de informatiegaten 14 cp de maxima en minima van de klokinformatiestructuur worden aangebracht in de reflecterende laag 6. Als alternatief is het mogelijk - zoals informatiegebied 9 in fig. 2f toont - cm gaten 14 op de nulpunten van de informatiestructuur aan te brengen.

10 De plaats van de putten 13 c.q. gaten 14 is in dit verband niet essentieel mits de faserelatie met de klokinformatiestructuur vast en bekend is. Ook de vorm van de informatiestructuur is van weinig belang. Zo kan deze in plaats van de in fig. 2 getoonde kanteelvorm zeer goed een sinusvormig verloop hebben wat bij vervaardiging middels een gemoduleerde laserbundel 15 zeer goed mogelijk is. Van belang is alleen dat die kloksynchronisat ie-stinctuur een goed detecteerbare frequentiecomponent bij frequentie fo c.q. 2 fo vertoont en geen sterke componenten binnen het spectrum van het ingeschreven c.q. in te schrijven synchronisatie- c.q. digitale informatie-signaal vertoont, wat in het algemeen het geval is wanneer de klokinformatie-20 structuur d een grondfrequentie fo c.q. 2 fo heeft met slechts harmonischen van hogere orde, de eerstvolgende harmonische is dan 2 fo c.q. 4 fo, die zoals fig. 3 toont buiten het van belang zijnde gedeelte van het infor-matiespectrum valt.

Ter illustratie van de realisatie van de structuren volgens 25 fig. 2 toont fig. 4 achtereenvolgens schematisch in fig. 4a een inrichting voor het inschrijven van informatie in de registratiedrager volgens fig.

2c en fig. 4b een inrichting voor het uitlezen van zo'n beschreven regis-stratiedrager.

Pig. 4a toont schematisch een inrichting cm de voorgefabriceerde 30 plaat 6 van informatie te voorzien onder gelijktijdig uitlezen van de klók modulatiestructuur. Deze inrichting omvat de roterende plaat 1, en een laser 15 waarvan de bundel 16 via een halfdoorlatende spiegel 17 en een focus er ingsqptiek 18 op de plaat 1 wordt geprojecteerd. Een gereflecteerde bundel 60 wordt met een cel 27, bijvoorbeeld een fotodiode gedetecteerd 35 en cmgezet in een electrisch signaal waaruit met banddoorlaatfilter 28 de ccmponent met frequentie fo (c.q. 2 fo) zijnde afkomstig van de vooral in het spoor 4 aangebrachte klbkmodulatiestructuur, uitgefilterd wordt. Eventueel kan dit signaal nog aai een fasevergrendelde lus 29 toegevoerd 81 0 2 6 2 1 ? * PHN 10.068 8 worden die de filtering verbetert, de constantheid van het kloksignaal vergroot en eventuele kortdurige signaaluitvalsstoringen compenseert.

Aan uitgang 31 is dan het kloksignaal- ^aanwezig. Datainförmatie kan ingeschreven worden door het impulsvomig moduleren van de laserbundel 16, 5 direct door een modulator in de bundel te plaatsen, of door zoals in fig.

4a is weergegeven de laser 15 zelf te moduleren met een schrijfmodu-latorschakeling 25, waarvan via ingang 26 de informatie wordt toegevoerd en die met het kloksignaal op uitgang 31 gesynchroniseerd wordt.

Uit de gereflecteerde bundel 60 wordt via het lichtgevoelige 10 element 27 ei een leesschakeling 30 de in de synchronisaties tukken aanwezige informatie uitgelezen welke informatie aan een uitgang 32 verschijnt. Deze leesschakeling 30 kan eveneens met het kloksignaal van uitgang 31 gesynchroniseerd worden. Deze informatie kan gébruikt worden cm mede de schakeling 25 te synchroniseren alsmede cm de juiste positie op de plaat 15 te zoeken. Deze informatie wordt mede benut in een in fig. 4a niet getoonde servoregeling voor het in radiële positie plaatsen van de optiek 18 en spiegel 17 voor het beschrijven van het gewenste gedeelte van spoor 4, almede voor het regelen van de aandrijving van plaat 1, wat in fig. 4a met de stippellijn 62 gesymboliseerd wordt.

20 Verder is de inrichting nog voorzien van een spoorvolg- schakeling 33 die uit het signaal van detector 27 een volgsignaal afleidt cm via besturing van de hoek ten opzichte van de bundel 16 van spiegel 17 dé bundel 16 op het spoor 4 gericht te houden, wat in fig. 4a met lijn 61 gesymboliseerd wordt.

25 Fig. 4b toont een inrichting voor het uitlezen van een beschreven plaat 1, welke inrichting in de praktijk meestal met die volgens fig. 4a gecombineerd zal zijn. De inrichting omvat wederom een laser 15 waarvan de bundel 16 via spiegel 17 en optiek 18 op de plaat 1 geprojecteerd wordt. De gereflecteerde bundel 60 wordt met fotodiode 27 detetecteerd en het 30 verkregen electr'isch signaal wordt door bandfilter 28 met doorlaatfrequen-tie fo en een qp frequentie fo af gestemde fasevergrendelde lus 29 geleid, zodat aan uitgang 31 het kloksignaal met frequentie fo (c.q. 2 fo) beschikbaar is. Uit het door fotodiode 17 geleverde electrische signaal wordt met uitleesschakeling 33 de in de plaat geregistreerde informatie gedecodeerd, 35 zodat aan een uitgang 34 daarvan de digitale informatie en de in de syn-chronisatiegebieden 8 vervatte informatie ter beschikking staat. Deze uitleesschakeling wordt met het kloksignaal aan uitgang 31 gesynchroniseerd. Daarnaast kan met behulp van een spoorvolgschakeling 33 81 0 2 6 2 1 EHN 10.068 9

Λ V

P1.....1 ' een spoorvolgsignaal uit de door fotodiode 27 gedetec teerde bundel afgeleid worden cm spiegel 17 zodanig te besturen dat de hundel 16 precies het spoor 4 volgt. De plaataandrijfrnotor 21 kan in een servoregeling, bijvoorbeeld bestaande uit tachogenerator 22, referentie-5 bron 24 en servoversterker 23, opgencmen zijn cm het toerental te regelen waarbij deze regeling gekoppeld kan zijn met de uitleesschakeling 30.

Verder cmvat de inrichting nog een regelmechanisme 35 cm de optiek 18 samen met spiegel 17 en detector 27 - welk geheel in fig. 6c met 36 is aangeduid - in radiële richting te verplaatsen zodat naar keuze een bepaald deel 10 van de plaat kan worden uitgelezen gestuurd door aan èen ingang 37 van regelmechanisme 35 ingevoerde informatie, alsmede door de aan uitgang 32 van de leesschakeling 30 uit de synchronisatiegebieden verkregen informatie.

Een spoorvolgsignaal kan verkregen worden door het spoor 4 15 een radiële slingering te geven met bij nominale snelheid van de plaat een hoekfrequentie wrr, waardoor het door deze detector 27 geleverde

W

signaal componenten met hoekfrequentie w^, alsook met hoekfrequentie Aw= wc“VJ , het verschil tussen de hoekfrequentie wc van het met de kloksynchronisatiestructuur overeenstemmend signaal en de hoekfrequentie 20 ww van het met de radiële slingering overeenstemmend signaal, welke componenten een amplitude vertonen die een functie is van de afstand tot de hartlijn van spoor 4. Volgens genoemde oudere octrooiaanvrage no. 8000121 (EHN 9666) kan hieruit een spoorvolgsignaal gewonnen worden door synchrone detectie met een signaal met hoekfrequentie ww of 25 waarbij deze signalen uit het door fotodiode 27 gedetecteerde signaal worden gewonnen. Het blijkt echter dat deze methode slechts voldcet wanneer het spoor goed gevolgd wordt. Bij uitwijkingen naar andere sporen zoals bij het opzoeken van een bepaald spoor optreedt, blijkt deze ' methode niet te functioneren, cmdat er bij spoorwisseling fasesprongen 30 in die gewonnen signalen met hoekfrequentie ww of optreden. Dit kan volgens de uitvinding ondervangen worden door de frequentie van de spoor-slingering synchroon met de frequentie van de klokinformatiestructuur te kiezen en voor het opwekken van een spoorvolgsignaal die frequentie ww van de spoorslingering of genoemde verschilfrequentieA te synthetiseren

W

35 uit de frequentie van de klokinformatiestructuur, waarin, oidat dat een tangentieel variërende structuur is, genoemde fasesprongen niet optreden.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een spoorvolgschakeling 8102621

• V

PHN 10.068 10 ( 33 in figuren 4a en 4b) voor toepassing in een inrichting volgens de uitvinding. Uit het door de fotodiode 27 verkregen signaal wordt net het banddoorlaatfilter 28 en de fasevergrendelde lus 29 aan punt 31 het met de kloksynchronisatiestructuur overeenstemmend kloksignaal met hoekfrequen-5 tie w geleverd. Dit kloksignaal stuurt een frequentiesyntheseschakeling

V

63, bijvoorbeeld een frequentiedeler of een met dat kloksignaal vergrendelde oscillator, die een signaal met een met de hoekfrequentie wc van de spoors 1 ingering of met genoemde verschilfrequentie ^ overeenstemmende w -frequentie levert. Het banddoorlaatfilter 64, afgestemd op de hoekfrequen-10 tie ww respectievelijk^ w wordt een component met een met de afstand tot de hartlijn van het spoor 4 variërende amplitude uitgefilterd en met synchrone detector 65 met behulp van het van frequentiesyntheseschakeling 63 afkomstige signaal gedemoduleerd. Via laagdoorlaatfilter 66 verschijnt dan aan een uitgang 67 een signaal dat een maat is voor de spoorvolgfout.

15 Noodzakelijk voor een goede werking is een correcte faserelatie tussen het gesynthetiseerde signaal en de slingerfrequentie respectievelijk de genoemde verschilfrequentie. Een mogelijkheid hiertoe is het synchroon aanbrengen van de spoorslingering met informatie in de genoemde synchroni-satiegebiëden 8. Met die informatie kan dan de frequentiesynthese-20 schakeling 63 gesynchroniseerd worden, bijvoorbeeld in het geval dat de schakeling 63 een frequentiedeler is door het terugstellen van in die deler opgenomen bistabiele elementen qp commando van die informatie.

Hiertoe is in de schakeling volgens fig. 5 de frequentiesyntheseschakeling 63 gekoppeld met de leesschakeling 30.

25 Een andere methode cm een correcte faserelatie te verkrijgen is het opnemen van de stuurbare fasedraaier 68 na de frequentiesyntheseschakeling 63. Een stuursignaal voor die fasedraaier kan bijvoorbeeld verkregen worden door gébruik te maken van het feit dat de amplitude van het aan uitgang 67 aanwezige spoorvolgsignaal een maximale amplitude 30 heeft wanneer genoemde faserelatie correct is. Hiertoe is een stuurketen 71 aangebracht tussen uitgang 67 en fasedraaier 68. Bij de schakeling volgens fig. 5 wordt gebruik gemaakt van een enkelvoudige fotodiode 27.

Zoals bekend is uit onder andere genoemde octrooiaanvrage no.

(PHN 9666) kan met voordeel gebruik gemaakt^worden van een fotodiode 27, 35 die door verdeling langs een tangentMe en /radiële lijn in vier sectoren a, b, c en d verdeeld is, waarbij met tangentiale en radieel gerefereerd wordt aan de registratiedrager.

Fig. 6 toont een bij gebruik van zo'n fotodiode 27 te modificeren 81 0 2 6 2 1 PHN 10.068 11 ..............

m gedeelte van de schakeling volgens fig. 5. Met een versterker 72 wordt het verschil bepaald tussen de som van de signalen van de sectoren a en b en de som van de signalen afkanstig van de sectoren c en d. Aan punt 69 wordt dus een signaal geleverd dat evenredig is met het verschil tussen de 5 door beide ter weerszijde van een radiële deellijn van de fotodiode 27 gelegen delen geleverde signalen. Dit signaal is erg gevoelig voor variaties van het spoor 4 in tangentiële richting, dus voor het kloksignaal.

Met versterker 71 wordt de scm van de door alle vier de delen a, b, c en d geleverde signalen bepaald en geleverd aan punt 70 en de leesschakeling 10 30. Verder kan nog een versterker 73 aanwezig zijn voor het leveren van het verschil afkomstig van de ter weerszijde van een tangentiële deellijn gelegen delen (a+c) respectievelijk (b+d), welk signaal erg gevoelig is voor variaties in radiële richting van het spoor 4 en onder andere een indicatie van de polariteit van de spoorafwijking leveren kan, bijvoorbeeld 15 ter bepaling van de juiste polariteit van het spoorvolgsignaal aan uitgang 67 bij gébruik van de fasecorrectie met fasedraaier 68 en regelschakeling 71, hetgeen noodzakelijk is omdat zonder polariteitsindicatie de faseins telling 180° fout zijn kan.

20 25 30 35 8102621

Claims

1. Inrichting voor het beschrijven en/of uitlezen van een registratiedrager bevattende een schijf vormig substraat met een stralingsgevoelige informatielaag en voorzien van volgens een spiraalvormig of concentrisch sporenpatroon gerangschikte informatiegebieden, welke 5 registratiedrager is bestemd'voor het via een stralenbundel optekenen en/of weergeven van digitaal gecodeerde informatie met een vaste bit-frequentie in de informatiegebieden, welke informatiegebieden een optisch detecteerbare eerste periodieke spoormodulatie, waarvan de periode overeenstemt met een frequentie, waarvoor het vermogensspectrum van de op te 10 tekenen c.q. opgetekende digitaal gecodeerde informatie althans nagenoeg een nulpunt vertoont, vertonen voor het bij het optekenen en/of weergeven opwekken van een kloksignaal met bitfrequentie en gesuperponeerd op de eerste periodieke spoormodulatie een tweede periodieke spoormodulatie waarbij de spoorpositie in radiële richting gemoduleerd is vertonen, voor 15 het bij optekenen en/of weergeven opwekken van een radieel volgsignaal, welke inrichting daarvoor omvat een optisch stelsel voor het projecteren van een lichtbundel op die informatiegebieden, een detector voor het detecteren van door de registratiegebieden gereflecteerde c.q. doorgelaten straling en een leesschakeling voor het afscheiden van een uitgelezen 20 informatiesignaal uit de gedetecteerde straling waarbij op die registratiedrager de periode van de eerste periodieke spoormodulatie bij de tangen-tiële af tastsnelheid van de registratiedrager correspondeert met een eerste signaal frequentie en de periode van de tweede periodieke spoormodulatie bij die bepaalde tangentiële snelheid van de registratiedrager 25 correspondeert met een tweede signaalfrequentie en het frequentieverschil tussen de eerste en tweede signaalfrequentie constant is, gekenmerkt, door een eerste banddoorlaatfilter voor signalen met de eerste frequentie ter winning van een kloksignaal dat aan de leesschakeling wordt toegevoerd voor synchronisatie van het uitlezen van genoemde digitale informatie, een 30 tweede banddoorlaatfilter afgestemd op een met de frequentie van een door de tweede periodieke spoormodulatie veroorzaakt signaal overeenkomende tweede frequentie, een door het kloksignaal gesynchroniseerde frequentie-syntheseschakeling voor het opwekken van een signaal met een frequentie gelijk aan die tweede frequentie en een synchrone detectieschakeling 35 voor menging van het door het tweede banddoorlaatfilter doorgelaten signaal met het door de frequentiesyntheseschakeling gegenereerde signaal ter verkrijging van een radieel volgsignaal.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 8102621 EHN 10.068 13 een door de leesschakeling bestuurde synchronisatieschakeling aanwezig is voor synchronisatie van de frequentiesyntheseschakeling met uit de synchranisatiegébieden van de registratiedrager uitgelezen informatie teneinde een correcte faserelatie tussen het gesynthetiseerde signaal 5 en het door het tweede banddoorlaatfilter doorgelaten signaal te waarborgen

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een bestuurbare fasedraaier is aangebracht ter correctie van de faserelatie tussen het gesynthetiseerde signaal en het door het tweede banddoorlaat- 10 filter doorgelaten signaal.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn voor het zodanig besturen van de fasedraaier dat de amplitude van het uitgangssignaal van de synchrone detectieschake-ling maximaal is.

5. Inrichting volgens één of meer de conclusies 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de tweede frequentie overeenstemt met de periode van de tweede periodieke spoonnodulatie bij een nominale tangentiële af tastsnelheid van de registratiedrager.

6. Inrichting volgens één of meer der conclusies 1 t/m 4, 20 met het kenmerk, dat de tweede frequentie gelijk is aan het verschil tussen de eerste frequentie en de met de periode van de tweede periodieke spoormodulatie bij nominale tangentiële aftastsnelheid van de registratiedrager overeenstemmende frequentie. 25 30 35 81 0 2 6 2 1