NL8003256A - Overgangskoppeling, in het bijzonder voor railvoertuigen. - Google Patents

Description

-1- & «r·-» f YO 0569

Overgangskoppeling, in het bijzonder voor railvoertuigen.

De uitvinding heeft betrekking op een overgangskoppeling, in het bijzonder voor railvoertuigen, met automatische midderihuf-ferkoppeling, welke twee evenwijdig lopende lagers met een deze r verbindende pen heeft, welke in de bek van de trekhaak gehangen 5 is, en welke aan weerskanten via een afgeveerd stangenstelsel in de horizontale stand wordt gehouden, waarbij dit stangenstelsel enerzijds op de trekhaak steunt, anderzijds op de middenbufferkoppeling scharaierbaar is.

Uit het Duitse octrooischrift 863.822 is een dergelijke 10 overgangskoppeling bekend, welke bij een onbeweeglijke trekhaak direkt kan funktioneren. Door de internationaal ingevoerde, zwenk-bare ondersteuning van de trekhaak en de vorming van de nok van de trekhaak kan het voorkomen, dat bij het uitzwenken van de trekhaak de overgangskoppeling zich onder een hoek ten opzichte daarvan 15 instelt en bij een daarop volgend koppelen de stootkrachten een verder uitknikken en dus beschadiging van het scharnier veroorzaken.

Voorts is het uit het Duitse octrooischrift 957.850 bekend, de middenbufferkoppeling van een huis te voorzien, dat de trekhaak, ter weerszijden en ook. aan de onderzijde omgrijpt en dat door een 20 in de bek van de trekhaak ingrijpende spaninrichting wordt vastge houden. Bij deze constructie liggen de steunvlakken voor de overdracht van de trek- en stootkrachten tussen de overgangskoppeling en de tegerkoppeling aan de onderzijde van de trekhaak, zodat een geknikte stootoverdracht het gevolg is. Door de afgeveerde, schar-25 nierbare ophanging van de middenbufferkoppeling aan het huis, in , samenhang met een zwenkbare trekhaak, ontstaan bovendien nog dezelfde nadelen als hierboven beschreven.

Het doel van de uitvinding is, deze nadelen te ondervangen en een verbinding tussen overgangskoppeling en trekhaak te ver-30 schaffen, waarbij de hoekstand klein gehouden is en door de stoot kracht van de tegenkoppeling de overgangskoppeling axiaal op de trekhaak wordt gericht.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat tussen de dragers een drukstuk is aangebracht, waarvan het naar de trekhaak.

3p wijzende vlak trapeziumvormig is weggenomen en de trekhaak op enige 800 32 56 -2- afstand ten opzichte van dat vlak; in de uitsparing reikt.

In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding weergegeven, aan de hand waarvan een en ander wordt toegelicht. In de tekening toont: 5 figuur 1 een zijaanzicht van de overgangskoppeling met een gedeeltelijke doorsnede door de ophanging aan de trekhaak; figuur 2 een doorsnede over de lijn II-II van figuur 1.

De overgangskoppeling bestaat uit een middenhufferkoppeling 1, welke aan het achtereinde ter weerskanten van evenwijdig op 10 enige afstand van elkaar aangebrachte en op dezelfde wijze uitge-voerde dragers 2 is voorzien, welke aan de vrije einden door een pen 3 onderling verbonden zijn, welke· de overgangskoppeling in de bek van een om een vertikale pen aan het voertuig zwenkbare trekhaak k houdt. Ter weerszijden van de middenhufferkoppeling t is. een 15 kniehefboom 5 aangebracht, waarvan het telescopisch verschuifbaar uitgevoerde en met een drukveer in gestrekte stand gehouden been 5a op de middenhufferkoppeling 1 scharniert en waarvan de andere stijve benen 5¾ aan de vrije einden door een gemeenschappelijk juk 6 onderling verbonden zijn. Door het juk 6 is centrisch een stel-20 moer 7 gevoerd, welke voor het ondersteunen op de nok 8 van de trekhaak 4 een aan de onderzijde kapvormig uitgenomen rug 9 draagt. De benen 5a en 5¾ aan weerskanten zijn door een gemeenschappelijke as 10 met elkaar verbonden, waarbij de as 1Q als steunvlak aan de kopzijde van de trekhaak U dient, zodat door het verstellen van de 25 rug 9 de vertikale hoekstand van de overgangskoppeling ten opzichte van de pen 3 en dus de middenstand instelbaar Is.

De nok 8 heeft een doorsnede, welke uit een het zij- en kopvlak vormende ellipsvormige deel 8a en een het binnenvlak naar de bek vormende, cirkelvormige deel 8b bestaat, waarbij ter weers-30 kanten van het deel 8a op enige afstand de dragers 2 lopen, terwijl tegen het deel 8b de bout 3S welke In het midden bereik een rondgaande uitsparing heeft, aanligt.

Tussen de dragers 2 is een horizontaal drukstuk 11 bevestigd, waarvan het middenbereik een trapeziumvormige uitsparing 12 35 bezit, welke zodanig bemeten is, dat het drukstuk 11 zowel op enige afstand van het kopvlak als ten opzichte van een deel van het zijvlak van de nok 8 ligt; het voorste deel van de nok. 8 dus met 800 3 2 56 -3- 4 enige afsatand omgeven wordt, waarbij, bepaald door de ellipsvormige uitvoeringsvorm van het deel 8a de afstand ten opzichte van het kopvlak groter is dan ten opzichte van de zijvlakken. Door de plaatsing en uitvoeringsvorm van het drukstuk 11 wordt aller-5 eerst bereikt, dat de uitknikhoek ten opzichte van de trekhaak verkleind wordt. Voorts wordt bereikt, dat bij het koppelen de stootkrachten door de overgangskoppeling axiaal in de trekhaak k geleid worden. Dit volgt hieruit, doordat bij het koppelen door de tegenkoppeling de overgangskoppeling in de bek van de trekhaak 10 U gedrukt wordt. Gelijktijdig en gelijkmatig met het terugdrukken wordt de nok 8 in de uitsparing 12 geschoven, zodat door de schuin verlopende zijvlakken 12a de overgangskoppeling gericht en axiaal op de trekhaak wordt ingesteld en na contact van de kop en zijvlakken, de nok 8 in deze stand, wanneer de eigenlijke koppelstoot 15 plaatsvindt, wordt gehouden. Tijdens de reis wordt de overgangskoppeling door trekkrachten in de zwenkbare stand getrokken om ongestoord bochten te kunnen maken en door drukkrachten in de besproken stand gedrukt, om een axiale krachtoverbrenging ook tijdens de reis te verkrijgen.

20 80 0 3 2 56

Claims (1)

1. -U- COÏÏCLUSIE Overgangskoppeling, in het hij zonder voor railvoertuigen, met automatische middenhufferkoppeling, -welke twee evenwijdig lopende dragers met een deze verbindende pen heeft, welke in de bek 5 van de trekhaak gehangen is, en de ter weerszijden via een afgeveerd hefboomstangstelsel in de horizontale stand wordt gehouden, waarbij dit stangenstelsel enerzijds op de trekhaak steunt, anderzijds op de middenbufferkoppeling scharniert, met het kenmerk, dat tussen de dragers (2) een drukstuk (11) aangebracht is, waarvan het 10 naar de trekhaak {k) wijzende vlak trapeziumvormig weggenomen is en de trekhaak op enige afstand ten opzichte van het vlak in de uitsparing (12) reikt. 15 800 32 56