NL7906467A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van platen uit thermoplastisch materiaal. - Google Patents

Description

- 1 - * Λ Ν.Ο. 27.953

Aloysius Willibrordus Maria KOSTER te Aalst (gem. Waalre).

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van platen uit thermoplastisch materiaal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van platen uit thermoplastisch materiaal, zoals was of een thermoplastische kunststof of van platen uit een thermo-hardende kunststof, waarbij dit materiaal in onverharde toestand wordt gevoerd in de ruimte tussen de evenwijdig aan elkaar en op 5 afstand van elkaar lopende verticale parten van twee banden zonder einde.

Be uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Een dergelijke werkwijze en inrichting zijn bekend. Zo is een voor was bestemde inrichting met horizontaal geplaatste banden bekend uit Chemical Engineering, Becember 18, 1978, blz. 481, terwijl een inrichting met verticaal geplaatste banden bekend is uit fig. 14 van de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 6919602. 15

Bij deze bekende werkwijze en inrichting moet het verharden van het thermoplastische materiaal plaatsvinden door warmte-overdracht naar buiten toe, dus via de banden zonder einde. Koeling van het met de banden in aanraking zijnde vlak van de vloeibare respectievelijk weke laag is een kwestie van enkele tientallen 20 minuten. Koeling van de kern kan echter al naar gelang de dikte van de laag een kwestie van vele uren zijn. Bit betekent dat de doorgangstijd van de laag door de inrichting lang is en dat de produktie dus laag is. Beze problematiek doet zich ook voor wanneer thermohardend materiaal wordt toegepast waaraan warmte moet worden 25 toegevoerd.

_ Boel van de uitvinding is hierin verbetering te brengen.

7906467- -I- ï .- 2

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding in de eerste plaats bereikt doordat het materiaal op de teruglopende parten wordt opgebracht. Dit opbrengen kan plaatsvinden door middel van sproeien dan wel in de vorm van dunne vliezen of gordijnen* die op verschillende plaatsen, gezien in de hoogte, worden opgebracht 5 en die geleidelijk een laag vormen, die met het teruglopende part omhoog beweegt.

Op dit teruglopende part kan met behulp van koel- respectievelijk verwarmingsmiddelen de opgebrachte laag brengen in een zo gunstig mogelijke conditie voor samenvoeging, dat wil zeggen 10 op de meest gunstige temperatuur, zodat de hoeveelheid warmte, die na koeling nog uit de laag moet worden af gevoerd, gering is. Daarbij is het van grote betekenis, dat het buitenoppervlak van de op het teruglopende part opgebrachte lagen, die immers successievelijk worden opgebracht, reeds .warmte heeft afgestaan, zodat de lagen 15 ter plaatse van de omkeerwielen, daar waar zij met elkaar in aanraking worden gebracht, met gekoelde respectievelijk voorgekoelde vlakken in aanraking met elkaar komen zodat de samengevoegde lagen tussen de evenwijdig aan elkaar verlopende parten van de banden zonder einde een reeds voorgekoelde kern hebben.; in elk ge- 20 val een kern met een lagere warmte-inhoud dan bij de bekende werkwijze, waarbij de nog vloeibare kern, die dus de hoogste temperatuur heeft, zijn warmte moet zien kwijt te raken via de reeds verharde en daardoor isolerende werkende buitenste lagen.

Opgemerkt wordt nog, dat het op de omhoog lopende parten 25 opbrengen van het materiaal door middel van sproeien in het bijzonder dan zinvol is wanneer men luchtinsluitingen wenst. Met vliezen verkrijgt men daarentegen een homogene laag.

Volgens de uitvinding kan het verder van voordeel zijn, wanneer ter plaatse van de bovenste omkeerwielen opnieuw materiaal 30 wordt toegevoerd. Dit kan men doen door toevoer in de kneep van vloeibaar materiaal, zodat tussen de reeds voorgekoelde naar elkaar toe bewegende buitenvlakken van de op elke band aanwezige laag een dunne laag van hogere temperatuur wordt opgebracht. Deze verzekert een goede vereniging van de beide lagen tot een homogeen geheel en 55 7906467 ί * 3 kan zijn warmte snel kwijt aan de reeds voorgekoelde oppervlakken.

Het kan in dat verband echter van groot belang zijn, dat in de opbrengfase, dat wil zeggen op de omhoog lopende buitenparten van de banden de temperatuur nauwkeurig wordt beheerst. 5

Het ter plaatse van de kneep toegevoegde materiaal kan bij thermoplastisch materiaal ook bestaan uit reeds verhard materiaal bijvoorbeeld in de vorm van korrels, die tussen de lagen worden ingebed.

Yolgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze 10 respectievelijk inrichting volgens de uitvinding wordt het extra materiaal toegevoerd aan de van elkaar afgekeerde vlakken van de lagen tussen deze lagen en bij de banden. Het tegen de band aan liggende vlak is immers eveneens voorgekoeld en wanneer nu opnieuw materiaal tussen deze voorgekoelde vlakken en de band wordt ^ toegevoerd is het mogelijk de totale laagdikte te vergroten met een laag, die zijn warmte toch voldoende snel kwijt kan. Constructief is dit realiseerbaar door ter plaatse van de bovenste omkeerwielen op een plaats gelegen boven een horizontaal vlak door de assen van de respectievelijke wielen bij elk wiel een 20 schraapmes aan te brengen, dat de laag van het wiel afgeleidt .en door onder elk schraapmes een toevoerbuis voor vloeibaar materiaal aan te brengen.

In die gevallen, dat het vloeibare materiaal in de kneep tussen de naar elkaar toe bewegende parten wordt toegevoerd, kan 25 het de voorkeur verdienen de bovenste omkeerwielen een afstand tot elkaar te laten hebben, die groter is dan tweemaal de dikte van een band en een daarop aanwezige laag, waarbij dan onder deze wielen geleidingswielen zijn geplaatst, die de lagen met inbegrip van de daartussen opgesloten vloeibare laag op elkaar 30 houden.

He uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch in doorsnede een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding. ^

Fig. 2 toont op vergelijkbare wijze een variant op de in- 7906467 4 richting van fig. 1.

Fig. 3 toont een derde uitvoeringsvorm, die op vergelijkbare wijze is weergegeven.

De in fig. 1 getoonde inrichting heeft twee banden zonder einde 1 en 2, die lopen over bovenste omkeerwielen 3 en 4» ver- 5 ticaal daaronder gelegen omkeerwielen 5 en 6 alsmede daarnaast geplaatste omkeerwielen 7 en 8. Deze banden bewegen in het verticale part naar beneden volgens de pijlen 9» en wel met gelijke snelheid.

Door de zijdelingse verplaatsing van de ontoeerwielen J en 8 -jq ten opzichte van de onderste wielen 5 en 6 loopt het omhooglopende teruglopende part schuin naar boven.

Zoals uit de tekeningen blijkt bevinden de twee verticale parten zich op een gelijkblijvende afstand tot elkaar, dat wil zeggen in wezen gelijkblijvend, want de in het bovengedeelte ge- 15 toonde steunwielen of rollen 10 kunnen iets naar binnen zijn geplaatst teneinde krimp van de tussengelegen laag als gevolg van afkoeling op te kunnen nemen.

Het thermoplastische materiaal, waaruit de plaat wordt gemaakt die aan het ondereinde bij 11 de inrichting verlaat, wordt 20 overeenkomstig de uitvinding opgebracht ter plaatse van de schuin omhooglopende parten en dit kan op verschillende manieren plaatsvinden.

Volgens één mogelijkheid, schematisch aangeduid met de gootvormige lichamen 12, 13 en 14 respectievelijk 12’, 13' en 14' 25 gebeurt dit doordat uit een spleet aan het ondereinde van deze lichamen een dun vlies direct op de band stroomt en door de band omhoog wordt meegenomen.

Fig. 1 toont bij elke band drie opbrenginrichtingen zodat achtereenvolgens drie lagen worden aangebracht. De onderste laag 30 staat warmte af aan de band en aan de omgeving, wordt vervolgens bedekt met een vlies uit de toevoerinrichting 13, die warmte afstaat aan de reeds iets gekoelde laag en aan de omgeving en dit herhaalt zich bij de inrichting 14, waarna een laag 15 respectievelijk 15' is gevormd, die over de omkeerwielen 3 en 4 loopt, 35 alwaar de lagen samehkomen. De nog weke lagen worden tussen de 7906467

'· A

5 wielen 5 en 4 en de verticale parten van de banden verenigd. De gehele inrichting is omgeren door een huis 16 waaraan koellucht of andere media kunnen worden toegevoerd voor het beheersen van de temperatuur.

Bij 17 is een toevoerinriehting getoond waarmee reeds ver- 5 hard korrelig materiaal kan worden toegevoerd, dat tussen de lagen 15 en 15' wordt opgesloten.

In plaats van de aangeduide toevoerinrichtingen 12 tot en met 14* is het ook mogelijk het vloeibare materiaal door middel van sproeiers 18 respectievelijk 18’ en 191 op de banden 1 en 2 10 aan te brengen.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 2 zijn schraapmessen 20 en 21 aangebracht op een niveau, dat gelegen is boven de draailngs-assen van de omkeerwielen 22 respectievelijk 23. Deze geleiden de lagen 25, 25* van de wielen 22, 23 af naar elkaar toe en over ge- -j5 leidingsroliën 24, 24*·

Onder deze rollen bevinden zich toevoerbuizen 23, 23' waaruit bijvoorbeeld via een in langsrichting verlopende spleet vloeibaar materiaal naar beneden stroomt in de ruimte tussen de banden 26, 27 en door samengebrachte lagen 25, 25' die hier zijn 20 aangeduid met 28. Deze toegevoerde lagen 29, 30 hechten zich enerzijds aan de samengestelde laag 28, staan daaraan warmte af, alsmede aan de banden 26 respectievelijk 27·

De in fig. 3 getoonde uitvoeringsvorm heeft banden zonder einde 31 respectievelijk 32, die in wezen op dezelfde wijze ver- 25 lopen als getoond in fig. 1. Het verschil is daarin gelegen, dat de bovenste omkeerwielen 35, 54 een grotere afstand tot elkaar hebben en dat zich op een lager gelegen niveau geleidings-wielen 35, 5^ bevinden, die op een zodanige afstand van elkaar staan, die kleiner is dan bij de wielen 35, 54 dat daartussen de 30 uiteindelijke laagdikte wordt gevormd. Tussen de wielen 35, 54 enerzijds en de wielen 35, 56 anderzijds lopen de banden en dus ook de daarop aanwezige lagen Y-vormig naar elkaar toe en in deze ruimte met 37 kan nu vloeibaar materiaal worden toegevoerd uit de inrichting 38« 35 7906467 6

Fig. 3 toont nog enkele andere variaties in de constructie, die ook toegepast kunnen worden bij de uitvoeringen getoond in de fig. 1 en 2.

Zo zijn aan de buitenzijde van de omhooglopende parten van de banden 31» 32 toevoerinrichtingen 39» 40» 41 respectievelijk 5 39', 40' en 411 geplaatst, waaruit daarbeneden een gordijn van vloeibaar materiaal neerdaalt, dat op de banden 31 respectievelijk 32 terechtkomt en daardoor wordt meegenomen.

Verder zijn aan de binnenzijde van de band sproeiers 42, 42’ geplaatst, waaruit bijvoorbeeld een koelmedium tegen de 10 achterzijde van de banden kan worden gesproeid respectievelijk een ander medium met een bepaalde gewenste temperatuur.

Bij 43» respectievelijk 43’ 2ijn warmtewisselaars getoond, die met de binnenzijde van de banden in aanraking zijn en daaraan de gewenste temperatuur kunnen meedelen.

7906467

Claims (12)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van platen nit thermo plas-* tisch materiaal, zoals was of een thermoplastische kunststof of van platen uit een thermohardende kunststof, waarbij dit materiaal in onverharde toestand wordt gevoerd in de ruimte tussen de even- 5 wijdig aan elkaar en op afstandvan elkaar lopende vertikale parten ï van twee banden zonder einde, met het kenmerk, dat het materiaal op de teruglopende parten wordt opgebracht. '

2. Werkwijze volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat ter plaatse van de bovenste omkeerwielen opnieuw ma- -jq teriaal wordt toegevoerd.

3*Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de toevoer plaats vindt in de kneep of spleet tussen de naar elkaar toegekeerde lagen.

4. Werkwijze volgens conclusie 3> m e t hetken- 15 merk, dat bij thermoplastisch materiaal het toegevoerde materiaal reeds is verhard.

5* Werkwijze volgens conclusie 2, 3 of 4» m e t het kenmerk, dat de toevoer plaatsvindt aan de van elkaar afgekeerde vlakken van de lagen tussen deze lagen en bij de banden. 20

6. Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het materiaal op de teruglopende parten wordt opgebracht door middel van sproeien.

7· Werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies, 1 t/m 5» a e t het kenmerk, dat het materiaal op de te- 25 ruglopende parten wordt opgebracht in de vorm van één of meer dunne vliezen of gordijnen.

8. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies 1 t/m J, m e t het kenmerk, dat de teruglopende parten van onder naar boven schuin omhoog en naar elkaar toe lopen.

9· Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één of meer der voorgaande conclusies 1 t/m 7 respectievelijk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op de binnenzijde van de teruglopende parten middelen aanwezig zijn voor 35 het afvoeren of toevoeren van warmte.

10. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens 7906467 V7· "S conclusie 3 of 4, respectievelijk inrichting volgens conclusie 8 of 9) i e t het kenmerk, dat zich boven de kneep tussen de bovenste omkeerwielen van de banden een toevoerinrichting voor materiaal bevindt.

11. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens 5 conclusie 5 respectievelijk inrichting volgens conclusie 8, 9 of 10, met het kenmerk, dat ter plaatse van de bovenste omkeerwielen op een plaats, gelegen boven een horizontaal vlak door de draaiingsassen van de respectievelijke wielen, bij elk wiel een schraapmes is aangebracht, dat de laag van het wiel 10 een schraapmes is aangebracht, dat de laag van het wiel af geleidt en zich onder elk schraapmes een toevoerbuis voor vloeibaar materiaal bevindt.

12. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie^ respectievelijk inrichting volgens conclusie 8, 9, 10 . '.„15 i of 11, met het kenmerk, dat de bovenste omkeer-wieleneen afstand tot elkaar hebben, die groter is dan tweemaal de dikte van één band en een daarop aanwezige laag en zich aldaar een toevoerinrichting voor vloeibaar materiaal bevindt en dat onder deze bovenste omkeerwielen geleidingswielen zijn geplaatst, die 20 de lagen onder insluiting van het toegevoegde materiaal, tegen elkaar houden. 7906467