NL7808147A - Werkwijze en inrichting voor het tijdens het transport ontgassen van een te meten begrensde volumehoeveelheid vloeistof. - Google Patents

Description

VQB-5Ï&E_

Jan Doeke bij de Leij Heerenveen - Nederland

Werkwijze en inrichting voor het tijdens het transport ontgassen van een te meten begrensde volumehoeveelheid vloeistof,

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ontgassen van een te meten begrensde volumehoeveelheid vloeistof tijdens het transport van de vloeistof van een vloeistofvoorraadvat naar een vloeistofopslagvat, waarbij de vloeistof aan het vloeistofvoorraadvat 5 wordt onttrokken en toegevoerd aan een gasafscheidingsvat en,al dan niet gelijktijdig met de toevoer aan het gasafscheidingsvat, de vloeistof aan het gasafscheidingsvat wordt onttrokken en via een volumehoeveelheids-meter wordt toegevoerd aan het vloeistofopslagvat en waarbij ten minste de afvoer van de vloeistof uit het gasafscheidingsvat via de vloeistof-10 hoeveelheidsmeter naar het vloeistofopslagvat afhankelijk wordt gesteld van de druk in het gasafscheidingsvat.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 76.07^97· Bij de bekende werkwijze wordt de vloeistofafvoer uit het gasafscheidingsvat in hoofdzaak beheerst door een in het gasafschei-15 dingsvat aangehouden overdruk.

Doel van de uitvinding is de verschaffing van een verbeterde · werkwijze waarmede het mogelijk is nauwkeuriger hoeveelheidsmetingen te verrichten, hetgeen met name bij toepassingen op een zogenaamde Rijdende Melkontvangst, waarbij de betaling aan de veehouder direkt afhankelijk _ 20 lis van de gemeten hoeveelheid melk,van groot belang is.

| De uitvinding heeft tot kenmerk dat de toe- en afvoer van de vloeistof aan respectievelijk uit het gasafscheidingsvat afhankelijk wordt gesteld van een in het gasafscheidingsvat aan te houden onderdruk.

] j De werkwijze volgens de uitvinding maakt het mogelijk dat in 25 het afscheidingsvat ook kleinere in de vloeistof meegevoerde luchtbellen jexpanderen en kunnen ontwijken, waardoor de nauwkeurigheid van de volume--hoeveelheidsmeting sterk wordt bevorderd.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting die geschikt is ter uitvoering van de werkwijze volgens conclusie 1 waarbij 78 0 8 H 7 -2-- het gasafscheidingsvat voorzien is van een met het vloeistofvoorraadvat te verbinden vloeistoftoevoerleiding, een via de vloeistofhoeveelheids-, meter en daarna een eerste afsluiter met het vloeistofopslagvat te verbinden vloeistofafvoerleiding en een een tweede afsluiter bevattende gas-5 afvoerleiding, en een met de vloeistofafvoerleiding verbonden bodemdeel omvat met een ten opzichte van die van het bovendeel, waarop de vloei-stoftoevoerleiding aangesloten is, sterk verkleinde doorsnede, een op het vloeistofniveau in het bodemdeel reagerende, de stand van de eerste en de tweede afsluiter beïnvloedende en met een eerste tijdschakelaar 10 verbonden niveauschakelaar, alsook een op het in het hoger gelegen deel van het gasafscheidingsvat zich bevindend vloeistofniveau reagerend re- , gelorgaan, welke inrichting daardoor is gekenmerkt, dat in de vloeistofafvoerleiding na de eerste afsluiter een vloeistofpomporgaan, dat tevens in voldoende mate gas kan transporteren, is opgenomen waarvan de 15 zuigzijde tevens verbonden is met de de tweede afsluiter bevattende gas- afvoerleiding en het regelorgaan een tweede de stand van de eerste en tweede afsluiter al dan niet gelijktijdig beïnvloedende niveauschakelaar is, welke verbonden is met een tweede tijdschakelaar.

Een in de inrichting volgens de uitvinding toepasbaar vloei-20 stofpomporgaan is bij voorbeeld de door ITT in de handel gebrachte

Jabsco pomp, die voorzien is van een uit een rubbermateriaal vervaardigd vloeistofvoortstuwingsorgaan. Een dergelijke pomp is bij normaal gebruik zelfaanzuigend tot een hoogte van ca. 5 meter, en zelfs tot ca. 7 meter indien vooraf gevuld met de te verpompen vloeistof. Ook andere vloeistof-25 pompen echter, zoals verdringerpompen, die in voldoende mate gas, zoals lucht, kunnen transporteren, zijn bruikbaar binnen de in de inrichting volgens de uitvinding gevolgde opstelling.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Het in de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeeld kan geschikt wor-30 den toegepast op een Rijdende Melkontvangst. Dit betreft een tankwagen waarmede op de veehouderijen verzamelde en veelal in gekoelde melktanks opgeslagen melk volgens een bepaalde dienstregeling wordt opgehaald en naar de zuivelfabrieken ter verdere verwerking wordt vervoerd. De bij het door de tankwagen tijdens innemen van de melk geregistreerde volume-35 hoeveelheid vormt een basis voor de aan de veehouder te betalen vergoe- 78 0 8 1 47 _3 ding. Een nauwkeurige meting is derhalve van doorslaggevend belang.

In de tekening wordt door 1 een gasafscheidingsvat weergegeven. 2 geeft de toevoerleiding van de melk aan het gasafscheidingsvat weer waarbij leiding 2 door middel van de slang 3 op niet nader getoonde 5 wijze gasdicht is te koppelen aan het melkvoorraadvat op de boerderij.

Aan de onderzijde is het gasafscheidingsvat, dat benedenwaarts sterk taps toeloopt, voorzien van de melkafvoerleiding U, die via doorstroom-hoeveelheidsmeter 5» afsluiter 6, die bij voorbeeld een elektrisch be-dienbare afsluiter kan zijn, en de pomp 7 aangesloten is op het op de 10 tankwagen beschikbare melkvoorraadvat 8. Pomp 7 is aan de zuigzijde daarvan tevens via de gasafvoerleiding (luchtafvoerleiding) 12 met bij voorkeur eveneens elektrisch bedienbare, afsluiter 11 aangebracht.

Op twee verschillende niveaux, te weten in het smalle bodem-deel en het wijdere bovendeel van het gasafscheidingsvat zijn twee 15 niveauschakelaars 1U respectievelijk 13 aangebracht, die elk verbonden zijn met niet-getoonde eerste respectievelijk tweede tijdschakelaars. De niveauschakelaar 1*ί reageert op het niveau 17 van de melk in het gasafscheidingsvat in die zin,dat in het gasafscheidingsvat 1 steeds een minimumvoorraad melk, zoals ongeveer weergegeven is door het melkniveau. 20 17, wordt gehandhaafd. Op analoge wijze reageert de niveauschakelaar 13 .

op een aan te houden maximumvoorraad melk in gasafscheidingsvat 1, ongeveer weergegeven door melkniveau 16.

De werking van het in de tekening weergegeven uitvoerings- ! voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding kan als volgt worden 25 omschreven.

Na aansluiting van de slang 3 op het op de boerderij aanwe- , zige melkvoorraadvat wordt pomp 7 ingeschakeld. Bij de aanvang van het , pompen bevindt zich in het gasafscheidingsvat 2 de minimumvoorraad melk tot het niveau 17 terwijl de afsluiter 6 gesloten en de afsluiter 11 30 geopend is. In deze combinatie van standen van de afsluiters 6 en 11 zal.

de pomp 7 lucht aan het gasafscheidingsvat 1 onttrekken en daarin een onderdruk teweegbrengen. Via de slang 3 en melkaanvoerleiding 2 wordt melk aan het gasafscheidingsvat toegevoerd. Bij het stijgen van het mi-nimummelkniveau 17 zorgt de niveauschakelaar 1¾ voor het inschakelen 35 van de eerste tijdschakelaar, waarvan de functie later zal worden toege- 7 8 0 8 1 47 -k _ licht. Het stijgende melkniveau bereikt ten slotte de niveauschakelaar 13 door middel waarvan afsluiter 6 wordt geopend en afsluiter 11 wordt gesloten. Onder invloed van de zuigwerking van pomp 7 wordt nu melk aan gasafscheidingsvat 1 onttrokken en onder gelijktijdig meten van de 5 volumehoeveel daarvan in de doorstroommeter 5 via de terugslagklep 9 en .

de afsluiter 10 in het melkvoorraadvat 8 gepompt. Tijdens het wegpompen van melk uit het gasafscheidingsvat blijft de melktoevoer aan dit vat uiteraard voortgang vinden. Indien tijdens deze fase door onvoorziene omstandigheden tijdelijk een extra hoeveelheid lucht met de toegevoerde ' 10 melk aan het gasafscheidingsvat wordt toegevoerd, heeft dit tot gevolg dat het maximummelkniveau daalt waardoor de niveauschakelaar 13 in werking wordt gezet en als gevolg daarvan de afsluiter 6 wordt gesloten respectievelijk afsluiter 11 wordt geopend. De extra toegevoerde hoeveelheid lucht wordt dan door pomp 7 uit het gasafscheidingsvat afgezogen en 15 het melkniveau stijgt weer tot niveauschakelaar 13 de beide afsluiters 6 en 11 weer opent respectievelijk sluit en de melkafvoer uit het gasafscheidingsvat weer voortgang vindt.

Indien het melkvoorraadvat is leeggezogen zal abrupt een grote hoeveelheid lucht via de slang 3 en leiding 2 aan het gasafscheidingsvat 20 worden toegevoerd. Daardoor daalt het melkniveau in het gasafscheidings vat in aanmerkelijke mate waardoor onder invloed van de niveauschakelaar 13, naast het sluiten van afsluiter 6 en gelijktijdig openen van de afsluiter 11, de tweede tijdschakelaar in werking wordt gesteld. Tijdens deze periode worden de in melkvoorraadvat en slang 3 nog aanwezige res-25 ten melk aan het gasafscheidingsvat toegevoerd. Na verloop van de via de tweede tijdschakelaar ingestelde tijd schakelt deze afsluiter 6 weer tot open stand en afsluiter 11 tot sluitstand, waarna de in het gasafscheidingsvat aanwezig melk weer wordt weggezogen. Heeft de melk het minimumniveau TT bereikt, dan zorgt de niveauschakelaar 1U, voor het- sluiten 30 van afsluiter 6 en openen van afsluiter 11 en is de cyclus ten einde.

De met de niveauschakelaar 1¾ verbonden eerste tijdschakelaar heeft tot functie, dat indien na het aanvangen van het aanzuigen van de melk uit het melkvoorraadvat de aldus aan het gasafscheidingsvat toegevoerde hoeveelheid melk onvoldoende is om het melkniveau tot de 35 niveauschakelaar 13 te doen stijgen , na verloop van de door de eerste 7808147 - 5 - tijdschakelaar ingestelde tijd, afsluiter 6 wordt geopend en afsluiter 11 wordt gesloten.

Wanneer de stromingsweerstand bij toepassing van een bepaalde volumehoeveelheidsmeter 5 te hoog is en daardoor de capaciteit van de 5 installatie te gering is of indien om een willekeurig andere reden het gewenst is dat de pompcapaciteit ten aanzien van de uit het gasafschei- . dingsvat te verpompen melk wordt verhoogd, kan dit worden bereikt door voor of achter de pomp 7 een tweede pomp in de afvoerleiding U op te ; “ nemen, die zodanig geschakeld is, dat hij bij voorkeur in werking treedt 10 als het melkniveau zich boven het niveau 16 bevindt.

De in de tekening weergegeven inrichting bevat voorzieningen door tussenkomst waarvan de installatie, in het bijzonder het melkop-slagvat 8 kan worden gereinigd. Via een niet-getoonde schakelaar kan men daartoe de niveauschakelaar 1U en 13 buiten werking stellen en de af-15 sluiter 6 en 11 openen respectievelijk sluiten. Voorts wordt afsluiter 18 geopend en afsluiter 10 gesloten. De slang 3 wordt aangesloten op een voorraadvat waarin zich reinigingsvloeistof bevindt. Pomp 7 wordt in werking gesteld en pompt de reinigingsvloeistof via de slang 3 het gas-afscheidingsvat 1, meter 5, terugslagklep 9» afsluiter 18, leiding 19.én 20 een of meer sproeibollen 20 in het melkopslagvat 8, dat tezamen met al het leidingwerk wordt gereinigd.

Uiteraard kunnen ten aanzien van de hierboven beschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm van de inrichting wijzigingen worden aangebracht zonder dat men buiten het raam van de uitvinding ge-25 raakt. Zo kunnen bij voorbeeld de elektrisch bediende niveauschakelaars, die vlotterschakelaars kunnen zijn, respectievelijk de luchtbediende afsluiters 11 en 6 worden vervangen door analoog werkende organen.

78 0 8 1T7

Claims (3)

1. Werkwijze voor het ontgassen van een te meten begrensde vo- lumehoeveelheid vloeistof tijdens het transport van de vloeistof van eer vloeistofvoorraadvat naar een vloeistofopslagvat, waarbij de vloeistof aan het vloeistofvoorraadvat wordt onttrokken en toegevoerd aan een gas-· 5 afscheidingsvat en, al dan niet gelijktijdig met de toevoer aan het gas-· afscheidingsvat, de vloeistof aan het gasafscheidingsvat wordt onttrokken en via een volumeho eveelheid smet er wordt toegevoerd aan het vloeistof op-· slagvat en waarbij ten minste de afvoer van de vloeistof uit het gasafscheidingsvat via de vloeistofhoeveelheidsmeter naar het vloeistofop-10 slagvat afhankelijk wordt gesteld van de druk in het gasafscheidingsvat. met het kenmerk, dat de toe- en afvoer van de vloeistof ! aan respectievelijk uit het gasafscheidingsvat afhankelijk wordt gestelc. i | van een in het gasafscheidingsvat aan te houden onderdruk.

• 2. Inrichting, geschikt ter uitvoering van de werkwijze volgens 15 conclusie 1, waarbij het gasafscheidingsvat voorzien is van een met het | i vloeistofvoorraadvat te verbinden vloeistoftoevoerleiding, een via de ! vloeistofhoeveelheidsmeter en daarna een eerste afsluiter met het vloei-· : stofopslagvat te verbinden vloeistofafvoerleiding en een een tweede af-: sluiter bevattende gasafvoerleiding, en een met de vloeistofafvoerlei-20 ding verbonden bodemdeel omvat met een ten opzichte van die van het bo vendeel, waarop de vloeistoftoevoerleiding aangesloten is, sterk verkleinde doorsnede, een op het vloeistofniveau in het bodemdeel reageren-· j de, de stand van de eerste en de tweede afsluiter beïnvloedende en met een eerste tijdschakelaar verbonden niveauschakelaar, alsook een op het 25 j in het afscheidingsvat zich bevindende hoger vloeistofniveau reagerend i regelorgaan, met het kenmerk, dat in de vloeistofafvoer-| - - j leiding na de eerste afsluiter een vloeistofpomporgaan, dat tevens in | voldoende mate gas kan transporteren, is opgenomen waarvan de zuigzijde j tevens verbonden is met de de tweede afsluiter bevattende gasafvoerlei-30 ! ding en het regelorgaan een tweede de stand van de eerste en tweede af- ' sluiter al dan niet gelijktijdig beïnvloedende niveauschakelaar is, welke verbonden is met een tweede tijdschakelaar.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk. 0 7808147 - 7 dat voor het vloeistofpomporgaan, dat tevens in voldoende mate gas kan transporteren, in de vloeistof afvoerleiding een tweede pomp is opgenomen. 7808147