NL2027919B1 - Pompinstallatie met afneembare geluidsdemper - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een pompinstallatie omvattend een vloeistofpomp, een vacuumpomp voor het onttrekken van lucht aan de vloeistofpomp, en een geluidsdemper voor de vacuumpomp, waarbij de vacuumpomp is 5 voorzien van een luchtuitlaat voor de afvoer van lucht en de geluidsdemper is voorzien van een demperkap die afneembaar aan de vacuumpomp is bevestigd om lucht uit de luchtuitlaat op te nemen„ en. een. demperuitlaat voor‘ de afvoer‘ van. de opgenomen. lucht, waarbij de demperkap een 'vrije eindrand lO omvat waarlangs de geluidsdemper aan de vacuumpomp is bevestigd, waarbij de demperkap en de vacuumpomp in de bevestigde toestand. van de geluidsdemper gezamenlijk een demperkamer begrenzen, waarbij de geluidsdemper is voorzien van demperschotten in de demperkamer, waarbij de eindrand in 15 de afgenomen toestand van de geluidsdemper een toegangsopening van de demperkap begrenst en de demperschotten zich uitstrekken naar de toegangsopening.

Description

P137487NL00 Pompinstallatie met afneembare geluidsdemper

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een pompinstallatie omvattend een vloeistofpomp, een vacuünpomp voor het onttrekken van lucht aan de vloeistofpomp, en een geluidsdemper voor de vacuümpomp. De vacuümpomp is benodigd bij het starten of herstarten van de vloeistofpomp.

Een bekende pompinstallatie van dit soort heeft een geluidsdemper die is bevestigd tegen de luchtuitlaat van de vacuümpomp om het geluid van de vacuümpomp te dempen. Bij langdurig gebruik kan zich vuil ophopen in de geluidsdemper.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING Een nadeel van de bekende geluidsdemper voor de vacullmpomp is dat deze als wegwerponderdeel is uitgevoerd. Wanneer er in het binnenwerk zoveel vuil is opgehoopt dat de geluidsdemper niet goed meer werkt of verstopt is geraakt, wordt deze in zijn geheel vervangen. Er moet dan een vervangend exemplaar aanwezig zijn op het moment dat dit wordt geconstateerd. Dit is logistiek onpraktisch, met name voor pompinstallaties die autonoom in het veld werken. Bij een verstopte geluidsdemper kan de vloeistofpomp niet meer worden gestart of herstart.

Het is een doel van de huidige uitvinding is een pompinstallatie van het bovengenoemde soort te verschaffen waarvan de bedrijfszekerheid van de geluidsdemper eenvoudig op het vereiste niveau kan worden gehouden.

De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een pompinstallatie omvattend een vloeistofponmp, een vacuümpomp voor het onttrekken van lucht aan de vloeistofpomp, en een geluidsdemper voor de vaculimpomp, waarbij de vacuümpomp 1s voorzien van een membraankamer waarin een pompmembraan is opgenomen, en een luchtuitlaat voor de afvoer van lucht uit de membraankamer, waarbij de geluidsdemper is voorzien van een demperkap die afneembaar aan de vacuünmpomp is bevestigd om lucht uit de luchtuitlaat op te nemen, en een demperuitlaat voor de afvoer van de opgenomen lucht, waarbij de demperkap is voorzien van een afdekwand die overgaat in een omtrekswand, waarbij de omtrekswand een vrije eindrand omvat waarlangs de geluidsdemper aan de vaculimpomp is bevestigd, waarbij de demperkap en de vacuümpomp in de bevestigde toestand van de geluidsdemper gezamenlijk een demperkamer begrenzen, waarbij de geluidsdemper is voorzien van demperschotten in de demperkamer, waarbij de eindrand in de afgenomen toestand van de geluidsdemper een toegangsopening van de demperkap begrenst en de demperschotten zich uitstrekken naar de toegangsopening.

De pompinstallatie volgens de uitvinding omvat een geluidsdemper waarvan de afneembare demperkap samen met de vacuümpomp de demperkamer begrenzen waarin zich de demperschotten bevinden. De demperschotten van de demperkap worden direct toegankelijk via de toegangsopening wanneer de demperkap wordt afgenomen. Hierdoor kan vuil dat is opgehoopt tussen de demperschotten eenvoudig ter plaatse worden weggehaald en de gereinigde demperkap weer worden teruggeplaatst. Dit kan op elk noodzakelijk moment worden uitgevoerd, zonder noodzaak tot het plaatselijk aanhouden van een reservevoorraad geluidsdempers.

In een uitvoeringsvorm bezitten de demperschotten aan de zijde tegenover de afdekwand vrije eindranden die zich in de toegangsopening uitstrekken, zodat de ruimte tussen de demperschotten direct toegankelijk is vanaf de toegangsopening om vuil daartussen vandaan te halen.

In een uitvoeringsvorm daarvan de vrije eindranden van de demperschotten in de bevestigde toestand van de geluidsdemper in contact zijn met of op korte afstand staan van de vacuünmpomp, zodat deze tegen de vacuümpomp afsluiten of nagenoeg afsluiten. Hierdoor kan de te dempen lucht om de dempingsschotten heen wordt gedwongen. In een uitvoeringsvorm zijn de demperschotten recht plaatvormig. In een uitvoeringsvorm strekken de demperschotten zich evenwijdig aan elkaar uit.

In een uitvoeringsvorm strekken de demperschotten zich dwars op de richting van de luchtuitlaat naar de demperuitlaat uit.

In een uitvoeringsvorm gaan de demperschotten over in de afdekwand.

In een uitvoeringsvorm gaan de demperschotten aan één zijde over in de omtrekswand en staan deze aan een tegengestelde zijde op afstand van de omtrekswand om daarmee een doorgang te begrenzen.

In een uitvoeringsvorm daarvan verspringen de doorgangen die door opeenvolgende demperschotten zijn begrensd in de richting van de luchtuitlaat naar de demperuitlaat dwars op deze richting om een meandervormig demperkanaal tussen de luchtuitlaat en de demperuitlaat te vormen.

In een uitvoeringsvorm begrenzen de demperkap en de vacuümpomp gezamenlijk een opneemkamer waarin de luchtuitlaat uitmondt, waarbij de opneemkamer, de demperkamer en de demperuitlaat stromend in serie met elkaar staan. De demperkap sluit dan direct aan op de luchtuitlaat van de vacuümpomp waaruit het geluid komt dat moet worden gedempt. Deze lucht wordt via de demperkamer met de demperschotten naar de demperuitlaat geleid.

In een uitvoeringsvorm is de geluidsdemper met bouten of schroeven afneembaar aan de vacuümpomp bevestigd, zodat deze met eenvoudig gereedschap kan worden afgenomen en worden teruggeplaatst aan de vacuümpomp.

In een uitvoeringsvorm is de vacuümpomp voorzien van een pompbehuizing waarop een pompdeksel is geplaatst, waarbij de luchtuitlaat zich in het pompdeksel bevindt en de demperkap afneembaar tegen het pompdeksel is bevestigd.

In een uitvoeringsvorm is het pompmembraan vastgezet tussen de pompbehuizing en het pompdeksel.

In een uitvoeringvorm omvat de vacuünpomp een luchtinlaat die is verbonden met de vloeistofpomp.

In een uitvoeringsvorm is de vloeistofpomp een centrifugaalpomp.

De uitvinding verschaft vanuit een tweede aspect een werkwijze voor het onderhouden van de pompinstallatie volgens de uitvinding, waarbij de werkwijze omvat het afnemen van de geluidsdemper waardoor de demperschotten direct toegankelijk worden via de toegangsopening, het verwijderen van vuil dat zich tussen de demperschotten bevindt via de toegangsopening, en het bevestigen van de geluidsdemper aan de vacuümpomp.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in: Figuren 1A en 1B twee isometrische zijaanzichten van een pompinstallatie omvattend een vloeistofpomp, een vaculmpomp en een geluidsdemper daarvoor volgens de uitvinding;

figuren 2A en 2B een isometrisch bovenaanzicht en een recht zijaanzicht van de vacuümpomp en de geluidsdemper volgens figuur 1; figuur 3 een isometrisch bovenaanzicht van de 5 vacuümpomp volgens figuren 2A en 2B, waarbij een demperkap van de geluidsdemper is afgenomen; en figuur 4 een recht onderaanzicht van de afgenomen demperkap volgens figuur 3.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN Figuren ZA en 2B tonen een pompinstallatie 1 voor het verpompen van grote hoeveelheden vloeistof, zoals rioolwater of overtollig hemelwater. De pompinstallatie 1 omvat een vloeistofpomp 10, een motor 30 voor het aandrijven van de vloeistofpomp 10, en een vacuümpomp 60 waarmee de pompinstallatie 1 zelfaanzuigend is uitgevoerd. De pompinstallatie 1 kan mobiel zijn uitgevoerd om tijdelijk te worden ingezet, bijvoorbeeld op een bouwlocatie.

De vloeistofpomp 10 is in dit voorbeeld uitgevoerd als centrifugaal waterpomp, en omvat een centrifugaalpomphuis 11 dat overgaat in een concentrische inlaat 12 en een tangentiële uitlaat 14. De concentrische inlaat 12 gaat over in een inlaatflens 13 die is vastgezet rond een opening van een vlotterbak 20. De vlotterbak 20 is aan de recht tegenovergelegen zijde eveneens voorzien van een opening waar een aanzuigflens 15 is vastgezet voor aansluiting van een verder niet getoonde aanzuigslang op de pompinstallatie 1. De tangentiële uitlaat 14 gaat over in een uitlaatflens 16 waarop een perstuit 18 is vastgezet waarvan het tegenovergelegen uiteinde is voorzien van een persflens 17 voor aansluiting van een verder niet getoonde persslang op de pompinstallatie 1.

De vlotterbak 20 is aan de bovenzijde voorzien van een slangaansluiting 21 waarop een vacuümslang 22 is aangesloten. De vlotterbak 20 is hol van binnen en luchtdicht. De inwendige holte van de vlotterbak 20 is in stromende verbinding met de concentrische inlaat 12 zodat daaruit slechts via de vacuümslang 22 lucht kan worden onttrokken. In de inwendige holte van de vlotterbak 20 bevindt zich een vlotter die kan drijven op opgenomen vloeistof. Wanneer het vloeistofniveau zich daarin boven de hoogte van de perstuit 18 bevindt dan sluit de vlotter de toevoer naar de slangaansluiting 21 af. De vacuümpomp 60 wordt in dit voorbeeld direct aangedreven door de motor 30, die in dit voorbeeld is uitgevoerd als een verbrandingsmotor. De vacuümpomp 60 kan ook worden aangedreven door een eigen motor, zoals een elektromotor. De vacuümpomp 60 is in meer detail weergegeven in figuren 2A, 2B en 3, en omvat een membraanhuis 61 op een hol voetstuk 62 waarmee de vacuümpomp 60 aan de motor 30 is bevestigd. Het membraanhuis 61 is aan de bovenzijde met een pompdeksel 63 afgesloten en is aan de onderzijde voorzien van een luchtinlaat 64 waarop de vacuümslang 22 is aangesloten. De vacuümpomp 60 is gedetailleerder weergegeven in figuren 2A, 2B, 3 en 4.

Het membraanhuis 61 en het pompdeksel 63 begrenzen samen een koepelvormige inwendige membraankamer van de vacuümpomp 60. Het membraanhuis 61 en het pompdeksel 63 klemmen samen een {flexibel pompmembraan 65 in. De koepelvormige membraankamer en het pompmembraan 65 hebben langs de inklemming een ronde diameter. De membraankamer heeft voldoende hoogte om het pompmembraan 65 vanuit het midden elastisch omhoog en omlaag te laten bewegen. Het pompmembraan 65 is daartoe in het midden verbonden met een verder niet getoonde drijfstang die zich onder het pompmembraan 65 door het voetstuk 62 heen naar de motor 30 uitstrekt en die boven het pompmembraan 65 in een glijlager 66 is geleid. De drijfstang wordt via een verder niet getoonde nokkenas in zijn lengterichting heen en weer aangedreven door de motor 30 om het pompmembraan 65 het volume van de membraankamer boven het pompmembraan 65 wisselend te vergroten en te verkleinen.

Het pompdeksel 63 omvat een koepelvormige afdekwand 70 die overgaat in een zich daar omheen uitstrekkende bevestigingsflens 71. De bevestigingsflens 71 is op het pompmembraan 65 rondom met bouten 75 vastgezet op het membraanhuis 61 met het pompmembraan 65 daartussen geklemd. Zoals weergegeven in figuur 3 omvat de afdekwand 70 een recht middenvlak 72 waarin een omlopende pakkingskamer 73 is gevormd. Binnen de pakkingskamer 73 bevindt zich een luchtuitlaat 74 die in contact is met het volume van de membraankamer dat zich boven het pompmembraan 65 bevindt. In de luchtuitlaat 74 is een terugslagklep 75 opgenomen die slechts een uitgaande luchtstroom in richting W toelaat. De luchtinlaat 64 staat inwendig in verbinding met het volume van de membraankamer dat zich boven het pompmembraan 65 bevindt. In deze verbinding is een niet getoonde terugslagklep opgenomen die slechts een ingaande luchtstroom in richting V toelaat.

De vacuümpomp 60 is voorzien van een geluidsdemper 80 voor het dempen van het geluid dat door het bewegende pompmembraan 65 en door de terugslagklep 75 wordt geproduceerd. De geluidsdemper 60 omvat een demperkap 81 dat is voorzien van een eerste afdekwand 82 die overgaat in een tweede afdekwand 83 dat daar schuin op staat. De afdekwanden 82, 83 gaan rondom over in twee evenwijdige zijwanden 84, een achterwand 85 en een voorwand 86 die overgaat in een demperuitlaat 87. De zijwanden 84, de achterwand 85 en de voorwand 86 bepalen een vrije eindrand 89 die zich in een recht vlak uitstrekt. De eerste afdekwand 82, de achterwand 85 en de daarop aansluitende delen van de zijwanden 84 begrenzen gezamenlijk een inwendige opneemkamer 90 voor de luchtuitlaat 74 met de terugslagklep 75. De tweede afdekwand 83, de voorwand 86 en de daarop aansluitende delen van de zijwanden 84 begrenzen gezamenlijk een inwendige demperkamer

92. In de demperkamer 92 bevinden zich meerdere evenwijdig aan elkaar uitstrekkende, rechte demperschotten 93 die alle overgaan in de tweede afdekwand 83 en die aan één zijde overgaan in één van de zijwanden 84. De demperschotten 93 zijn dwars op de richting van de opneemkamer 90 naar de demperuitlaat 87 gericht en laten elk een doorgang 94 vrij met de tegenovergelegen zijwand 84. De demperschotten 93 staan dwars op het rechte vlak waarin de vrije eindrand 89 is gelegen.

De doorgangen 94 verspringen om en om waardoor de demperschotten 94 een meandervormig demperkanaal 95 vormen tussen de opneemkamer 90 en de demperuitlaat 87. Deze demperschotten 94 dempen het geluid in de luchtstroom van de luchtuitlaat 74 naar de demperuitlaat 87. Het pompdeksel 63 is binnen de omtrek van de pakkingskamer 76 voorzien van meerdere van de afdekwand 70 uitstekende schroefbussen 76 waarmee de demperkap 81 met bouten 90 is vastgezet.

De omlopende vrije rand 89 valt samen met de pakkingskamer 76 en daartussen is een niet getoonde pakking opgenomen voor een luchtdichte afsluiting.

De afdekwand 70 vormt daardoor een aanvullend gedeelte van de begrenzing van de opneemkamer 90 en de demperkamer 92 in de demperkap 81. Wanneer de pompinstallatie 1 wordt gestart of herstart, dient de inhoud van de vloeistofpomp 10 en de daarop aangesloten aanzuigslang en persslang geheel te zijn gevuld met vloeistof.

Daartoe wordt de vacuümpomp 60 aangedreven door de motor 30, zodat via de vacuimslang 22 in richting V lucht aan de vlotterkamer van de vlotterbak 20 wordt onttrokken totdat het vloeistofniveau van het opgenomen vloeistof zich boven de hoogte van de perstuit 18 bevindt.

De vlotter sluit dan de slangaansluiting 21 af.

Het vloeistofpompen kan dan gestart worden.

Na een aantal startcycli kan zich vuil ophopen in de opneemkamer 90 en de demperkamer 92 van de geluidsdemper 80, met name tussen de demperschotten 94. De demperkap 81 kan dan in zijn geheel worden afgenomen waardoor de demperschotten 84 vrij toegankelijk worden vanaf de toegangsopening die door de eindrand 89 wordt begrensd.

De geluidsdemper 80, in het bijzonder de tussenruimtes tussen de demperschotten 94 daarvan, kan dan op afstand van de pompinstallatie 1 worden schoongemaakt, bijvoorbeeld in een werkplaats, om vervolgens weer terug te worden gemonteerd.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken.

Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (16)

CONCLUSIES

1. Pompinstallatie omvattend een vloeistofpomp, een vaculmpomp voor het onttrekken van lucht aan de vloeistofpomp, en een geluidsdemper voor de vaculimpomp, waarbij de vaculimpomp is voorzien van een membraankamer waarin een pompmembraan is opgenomen, en een luchtuitlaat voor de afvoer van lucht uit de membraankamer, waarbij de geluidsdemper is voorzien van een demperkap die afneembaar aan de vacuünpomp is bevestigd om lucht uit de luchtuitlaat op te nemen, en een demperuitlaat voor de afvoer van de opgenomen lucht, waarbij de demperkap is voorzien van een afdekwand die overgaat in een omtrekswand, waarbij de omtrekswand een vrije eindrand omvat waarlangs de geluidsdemper aan de vacuümpomp is bevestigd, waarbij de demperkap en de vacuümpomp in de bevestigde toestand van de geluidsdemper gezamenlijk een demperkamer begrenzen, waarbij de geluidsdemper is voorzien van demperschotten in de demperkamer, waarbij de eindrand in de afgenomen toestand van de geluidsdemper een toegangsopening van de demperkap begrenst en de demperschotten zich uitstrekken naar de toegangsopening.

2. Pompinstallatie volgens conclusie 1, waarbij de demperschotten aan de zijde tegenover de afdekwand vrije eindranden bezitten die zich in de toegangsopening uitstrekken.

3. Pompinstallatie volgens conclusie 2, waarbij de vrije eindranden van de demperschotten in de bevestigde toestand van de geluidsdemper in contact zijn met of op korte afstand staan van de vacuümpomp.

4. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperschotten recht plaatvormig zijn.

5. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperschotten zich evenwijdig aan elkaar uitstrekken,

6. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperschotten zich dwars op de richting van de luchtuitlaat naar de demperuitlaat uitstrekken.

7. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperschotten overgaan in de afdekwand.

8. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperschotten aan één zijde overgaan in de omtrekswand en aan een tegengestelde zijde op afstand van de omtrekswand staan om daarmee een doorgang te begrenzen.

9. Pompinstallatie volgens conclusie 8, waarbij de doorgangen die door opeenvolgende demperschotten zijn begrensd in de richting van de luchtuitlaat naar de demperuitlaat dwars op deze richting verspringen om een meandervormig demperkanaal tussen de luchtuitlaat en de demperuitlaat te vormen.

10. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de demperkap en de vacuümpomp gezamenlijk een opneemkamer begrenzen waarin de luchtuitlaat uitmondt, waarbij de opneemkamer, de demperkamer en de demperuitlaat stromend in serie met elkaar staan.

11. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de geluidsdemper met bouten of schroeven afneembaar aan de vacuümpomp is bevestigd.

12. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vacuümpomp is voorzien van een pompbehuizing waarop een pompdeksel is geplaatst, waarbij de luchtuitlaat zich in het pompdeksel bevindt en de demperkap afneembaar tegen het pompdeksel is bevestigd.

13. Pompinstallatie volgens conclusie 12, waarbij het pompmembraan is vastgezet tussen de pompbehuizing en het pompdeksel.

14. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vacuümnpomp een luchtinlaat omvat die is verbonden met de vloeistofpomp.

15. Pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vloeistofpomp een centrifugaalpomp is.

16. Werkwijze voor het onderhouden van de pompinstallatie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze omvat het afnemen van de geluidsdemper waardoor de demperschotten direct toegankelijk worden via de toegangsopening, het verwijderen van vuil dat zich tussen de demperschotten bevindt via de toegangsopening, en het bevestigen van de geluidsdemper aan de vacuümpomp. -0-70-0-0-0-0-0-0- FG/HZ