[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

NL2016227B1 - Soil part for a plant pot. - Google Patents

Soil part for a plant pot. Download PDF

Info

Publication number
NL2016227B1
NL2016227B1 NL2016227A NL2016227A NL2016227B1 NL 2016227 B1 NL2016227 B1 NL 2016227B1 NL 2016227 A NL2016227 A NL 2016227A NL 2016227 A NL2016227 A NL 2016227A NL 2016227 B1 NL2016227 B1 NL 2016227B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
bottom part
area
slot
pot
wall
Prior art date
Application number
NL2016227A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
NL2016227A (en
Inventor
Voskamp Lourens
Original Assignee
Voskamp-Vollebregt Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Voskamp-Vollebregt Holding B V filed Critical Voskamp-Vollebregt Holding B V
Priority to NL2016227A priority Critical patent/NL2016227B1/en
Publication of NL2016227A publication Critical patent/NL2016227A/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2016227B1 publication Critical patent/NL2016227B1/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/021Pots formed in one piece; Materials used therefor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/02Receptacles, e.g. flower-pots or boxes; Glasses for cultivating flowers
    • A01G9/029Receptacles for seedlings

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Cultivation Receptacles Or Flower-Pots, Or Pots For Seedlings (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een en bodemdeel (20) voor een plantpot. De plantpot is voorzien van een potwand met een binnenzijde die een binnengebied (15) voor het opnemen van plantwortels omringt. Het bodemdeel omvat een bodemgebied (22) dat een vlak definieert in een radiale richting (R) en een angulaire richting (Φ) en een as (A) definieert in een axiale richting (Z) loodrecht op het vlak en richting het binnengebied. Het bodemdeel omvat verder een opstaand gebied (23) dat zich uitstrekt richting de as en dat een wand (24) definieert die voorzien is van een sleuf (30) met een langszijde (31, 32) die zich uitstrekt met een niet-nul component in de richting van de as, en van een uitstulping (40, 41) die aan de langszijde van de sleuf grenst. Een buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping neemt radiaal toe in de angulaire richting naar de sleuf toe.The invention relates to a bottom part (20) for a plant pot. The plant pot is provided with a pot wall with an inside that surrounds an inside area (15) for receiving plant roots. The bottom part comprises a bottom region (22) that defines a plane in a radial direction (R) and an angular direction (Φ) and defines an axis (A) in an axial direction (Z) perpendicular to the plane and toward the inner region. The bottom part further comprises an upright region (23) extending toward the axis and defining a wall (24) provided with a slot (30) with a longitudinal side (31, 32) extending with a non-zero component in the direction of the axis, and of a protrusion (40, 41) adjacent to the longitudinal side of the slot. An outer periphery (42, 43) of the protrusion increases radially in the angular direction towards the slot.

Description

Bodemdeel voor een plantpotSoil part for a plant pot

TECHNISCH VAKGEBIEDTECHNICAL FIELD

[0001] De uitvinding heeft betrekking op een bodemdeel voor een plantpot voorzien met een potwand die een binnengebied voor het opnemen van plantwortels omringt. Verder heeft de uitvinding betrekking op een plantpot omvattende een bodemdeel.The invention relates to a bottom part for a plant pot provided with a pot wall that surrounds an inner area for receiving plant roots. The invention further relates to a plant pot comprising a bottom part.

STAND VAN DE TECHNIEKSTATE OF THE ART

[0002] Een plantpot met een bodemdeel is bekend uit NL-C-2008780. Dat bodemdeel omvat een bodemgebied en een afgeknotte kegelvormige verhoging die is voorzien van openingen. Een dergelijke vorm van het bodemdeel heeft voordelen bij de teelt van planten die behoefte hebben aan een droge en zuurstofrijke omgeving. De afgeknotte kegel biedt een verhoogd draagvlak voor de relatief kleine initiële wortelkluit van de jonge plant, en de openingen zorgen voor voldoende beluchting van de wortelkluit en een goede afVoer van een wateroverschot. De bekende plantpot is bijzonder geschikt voor de teelt van Phalaenopsis (orchideeën), waarbij een droge omgeving voor de wortelkluit bij draagt aan een gewenste vermindering of zelfs voorkoming van een schadelijke potworminfectie.A plant pot with a bottom part is known from NL-C-2008780. That bottom part comprises a bottom area and a truncated conical elevation that is provided with openings. Such a shape of the bottom part has advantages in the cultivation of plants that need a dry and oxygen-rich environment. The truncated cone provides increased support for the relatively small initial root ball of the young plant, and the openings ensure adequate aeration of the root ball and a good drainage of a water surplus. The known plant pot is particularly suitable for the cultivation of Phalaenopsis (orchids), in which a dry environment for the root ball contributes to a desired reduction or even prevention of a harmful pot worm infection.

[0003] Het bekende bodemdeel voor een plantpot heeft echter het probleem dat de openingen in het bodemdeel een optimale groei van de wortels binnen de plantpot belemmeren, waardoor de verdere teelt van de plant negatief wordt beïnvloed. Het is daarom wenselijk om een bodemdeel voor een plantpot te verschaffen dat een verder verbeterd milieu voor de wortelkluit kan bieden.The known bottom part for a plant pot, however, has the problem that the openings in the bottom part impede an optimal growth of the roots within the plant pot, whereby the further cultivation of the plant is adversely affected. It is therefore desirable to provide a bottom part for a plant pot that can provide a further improved environment for the root ball.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITVINDINGBRIEF DESCRIPTION OF THE INVENTION

[0005] Volgens een eerste aspect van de uitvinding is daartoe voorzien in een bodemdeel, voor in een plantpot met een potwand die een binnengebied omringt voor het opnemen van plantwortels. Het bodemdeel omvat een bodemgebied dat een vlak definieert in een radiale richting en een angulaire richting en een as definieert in een axiale richting loodrecht op het vlak en richting het binnengebied. Het bodemdeel omvat verder een opstaand gebied dat zich uitstrekt richting de as en een wand definieert die voorzien is van een sleuf met een langszijde die zich uitstrekt met een niet-nul component in de richting van de as, en van een uitstulping die aan de langszijde van de sleuf grenst. Een buitenperiferie van de uitstulping neemt radiaal toe in de angulaire richting naar de sleuf toe.According to a first aspect of the invention, a bottom part is provided for this purpose, in front of a plant pot with a pot wall surrounding an inner area for receiving plant roots. The bottom portion includes a bottom area that defines a plane in a radial direction and an angular direction and defines an axis in an axial direction perpendicular to the plane and toward the inner region. The bottom part further comprises an upstanding area that extends toward the axis and defines a wall that is provided with a slot with a longitudinal side that extends with a non-zero component in the direction of the axis, and with a protrusion that extends along the longitudinal side from the slot. An outer periphery of the protrusion increases radially in the angular direction towards the slot.

[0004] De sleuf in de wand van het opstaande gebied vormt een langwerpige opening of doorgang die één zijde van het bodemdeel (corresponderend met het binnengebied aan de binnenzijde van de plantpot) in contact brengt met een andere zijde van het bodemdeel (corresponderend met een buitengebied van de plantpot). Meerdere dergelijke sleuven kunnen voorzien zijn in de wand van het opstaande gebied. Bij voorkeur zijn deze sleuven regelmatig verdeeld langs de omtrek van de wand.The slot in the wall of the upstanding area forms an elongated opening or passage that contacts one side of the bottom part (corresponding to the inner area on the inside of the plant pot) with another side of the bottom part (corresponding to a outside area of the plant pot). Multiple such slots can be provided in the wall of the raised area. These slots are preferably regularly distributed along the circumference of the wall.

[0005] De wortels van een plant die in het binnengebied van de plantpot is geplaatst groeien tijdens de teelt in de pot verder. Zodra de wortels aangekomen zijn bij de bodem van de pot, zullen zij doorgaans in een rondgaand patroon rondom het opstaand gebied van het bodemdeel verder groeien. Wortels die buiten de plantpot komen kunnen afsterven, wat niet goed is voor de groei van de plant. Door de wand van het opstaande gebied te voorzien van de radiaal toenemende uitstulping aan de langszijde van de beluchtings-sleuven, kunnen de wortels rondom de sleuven worden geleid. Hierdoor wordt de kans vergroot dat de wortels niet door een sleuf heen de plantpot uit zullen groeien, maar juist binnen de plantpot in de rondte blijven groeien. Het bodemdeel volgens dit aspect biedt daarmee een verbeterd milieu voor de wortelkluit.The roots of a plant placed in the inner region of the plant pot continue to grow in the pot during cultivation. As soon as the roots have arrived at the bottom of the pot, they will generally continue to grow in a circular pattern around the upright area of the bottom part. Roots that come outside of the plant pot can die off, which is not good for the growth of the plant. By providing the wall of the upstanding area with the radially increasing protuberance on the longitudinal side of the aeration slots, the roots can be guided around the slots. This increases the chance that the roots will not grow out of the plant pot through a slot, but will continue to grow in the round within the plant pot. The bottom part according to this aspect thus offers an improved environment for the root ball.

[0006] In een uitvoeringsvorm is een uiterste radiale toename van de buitenperiferie van de uitstulping groter dan 0,4 millimeter. Een dergelijk uiterste radiale toename zorgt er voor dat de wortels van de plant moeilijker door de sleuf heen buiten de pot kunnen groeien.In one embodiment, an extreme radial increase in the outer periphery of the protrusion is greater than 0.4 millimeters. Such an extreme radial increase makes it more difficult for the roots of the plant to grow through the slot outside the pot.

[0007] Volgens een uitvoeringsvorm is de radiale toename van de buitenperiferie van de uitstulping monotoon stijgend als functie van de angulaire richting Φ in de richting naar de sleuf toe en tot aan de uiterste radiale toename AR1. De resulterende gladde (vloeiende) helling tot aan het maximum vertoont tot geen abrupte verspringing, en maakt het de plantwortel eenvoudiger om over de sleuf heen door te groeien in plaats van erdoor.According to an embodiment, the radial increase in the outer periphery of the protrusion is monotonically increasing as a function of the angular direction Φ in the direction towards the slot and up to the extreme radial increase AR1. The resulting smooth (smooth) slope up to the maximum shows no abrupt offset, and makes it easier for the plant root to grow over the trench rather than through it.

[0008] Volgens een uitvoeringsvorm is de sleuf (sleuven) verzonken over een niet-nul radiale afstand AR2 ten opzichte van de uiterste radiale toename AR 1 van de buitenperiferie(en) van de uitstulping(en). Hierdoor vormt de overgang tussen de top van de uitstulping en het begin van de sleuf een gang met niet-nul lengte, die het de groeiende plantwortel bemoeilijkt om door de sleuf heen de pot uit te groeien.According to an embodiment, the slot (s) is recessed over a non-zero radial distance AR2 with respect to the extreme radial increase AR1 of the outer periphery (s) of the protrusion (s). As a result, the transition between the top of the protrusion and the beginning of the trench forms a corridor of non-zero length, which makes it difficult for the growing plant root to grow out of the pot through the trench.

[0009] Volgens een verdere uitvoeringsvorm is een verband tussen de niet-nul radiale afstand AR2 van de verzonken sleuf en de uiterste radiale toename AR 1 van de buitenperiferie van de uitstulping gegeven door AR2 > 0,1 · AR1. Bij voorkeur geldt AR2 > AR1, zodat de sleuf ten opzichte van de top van de uitstulping minstens even ver verdiept ligt als het nabijgelegen wanddeel.According to a further embodiment, a relationship between the non-zero radial distance AR2 of the recessed slot and the extreme radial increase AR1 of the outer periphery of the protrusion is given by AR2> 0.1 AR1. AR2> AR1 preferably applies, so that the trench is at least as far in relation to the top of the protrusion as the adjacent wall part.

[0010] Volgens een uitvoeringsvorm is de uiterste radiale toename AR1 van de uitstulping (d.w.z. de top ervan) variabel langs de langszijde van de sleuf en als functie van de hoogte langs de axiale richting. In het bijzonder neemt deze uiterste radiale toename AR1 af als functie van toenemende axiale coördinaat Z. De resulterende uitstulping of uitstulpingen lopen dan taps toe en worden breder dichter bij het bodemgebied waar het rondgroei-effect van de wortels prominent is, terwijl de onderlinge stapelbaarheid van een veelvoud van dergelijke bodemdelen (of plantenpotten met bodemdelen) beter zal zijn.According to an embodiment, the extreme radial increase AR1 of the protrusion (i.e. the apex thereof) is variable along the longitudinal side of the slot and as a function of the height along the axial direction. In particular, this extreme radial increase AR1 decreases as a function of increasing axial coordinate Z. The resulting protuberance or protuberances then taper and become wider closer to the bottom area where the root growth effect is prominent, while the mutual stackability of a plurality of such soil parts (or plant pots with soil parts) will be better.

[0011] Volgens een verdere uitvoeringsvorm vertoont het verloop van de doorsnede van het opstaande gebied in de richting van de as een getrapte overgang. Een dergelijk getrapte overgang biedt aanvullende mogelijkheden tot het verschaffen van beluchting en ontwatering van de wortelkluit.According to a further embodiment the step of the cross-section of the upstanding area in the direction of the axis shows a stepped transition. Such a stepped transition offers additional possibilities for providing aeration and dewatering of the root ball.

[0012] Volgens een tweede aspect voorziet de uitvinding in een plantpot omvattende een bodemdeel volgens het eerste aspect. Het bodemdeel kan daarbij een integraal deel vormen van de plantpot of een zelfstandige eenheid vormen die los in de plantpot kan worden geplaatst.According to a second aspect, the invention provides a plant pot comprising a bottom part according to the first aspect. The bottom part can thereby form an integral part of the plant pot or form an independent unit that can be placed separately in the plant pot.

[0013] Volgens voorkeursuitvoeringen is de plantpot hoofdzakelijk rotatie-symmetrisch rondom de as. Hiermee wordt bedoeld dat de potwand met potrand hoofdzakelijk gevormd is als een cirkel-symmetrisch omwentelingslichaam rondom de as (uitsteeksels of andere details daargelaten), en dat het bodemdeel met opstaand gebied discrete rotatiesymmetrie heeft rondom deze as (dus bij rotatie over een hoek van 180° of minder rondom deze as er hetzelfde uit ziet).According to preferred embodiments, the plant pot is essentially rotationally symmetrical about the axis. By this is meant that the pot wall with pot edge is mainly formed as a circle-symmetrical body of rotation around the axis (apart from protrusions or other details), and that the bottom part with upright area has discrete rotation symmetry about this axis (i.e. when rotated through an angle of 180 ° or less around this axis looks the same).

[0014] Het bodemdeel en de plantpot volgens bovengenoemde aspecten zijn bijzonder geschikt voor de teelt van Phalaenopsis (orchideeën).The soil part and the plant pot according to the above aspects are particularly suitable for the cultivation of Phalaenopsis (orchids).

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGURENBRIEF DESCRIPTION OF THE FIGURES

[0015] Vervolgens zullen uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding uitsluitend bij wijze van voorbeeld worden beschreven aan de hand van de begeleidende schematische tekeningen, waarbij corresponderende onderdelen door corresponderende verwijzingssymbolen zijn aangegeven.Next, exemplary embodiments of the invention will be described, by way of example only, with reference to the accompanying schematic drawings, corresponding parts being indicated by corresponding reference symbols.

[0016] Figuur 1 toont een plantpot omvattende een bodemdeel volgens een uitvoeringsvorm; [0017] Figuur 2 toont een bodemdeel voor een plantpot volgens een uitvoeringsvorm; [0018] Figuur 3a toont een bovenaanzicht op het bodemdeel volgens een uitvoeringsvorm; [0019] Figuur 3b toont een vergroot gedeelte van het bovenaanzicht op het bodemdeel volgens een uitvoeringsvorm; [0020] Figuur 3 c toont een dwarsdoorsnede in een radiaal-angulair vlak en in bovenaanzicht op het bodemdeel volgens een uitvoeringsvorm; [0021] Figuur 4 toont een vergroot gedeelte van een dwarsdoorsnede door de plantpot omvattende het bodemdeel; [0022] Figuren 5a en 5b tonen aanzichten van een bodemdeel volgens een alternatieve uitvoeringsvorm.Figure 1 shows a plant pot comprising a bottom part according to an embodiment; Figure 2 shows a bottom part for a plant pot according to an embodiment; Figure 3a shows a top view of the bottom part according to an embodiment; Figure 3b shows an enlarged part of the top view of the bottom part according to an embodiment; Figure 3c shows a cross-section in a radial-angular plane and in top view on the bottom part according to an embodiment; Figure 4 shows an enlarged section of a cross-section through the plant pot comprising the bottom part; Figures 5a and 5b show views of a bottom part according to an alternative embodiment.

[0023] De tekeningen zijn slechts bedoeld voor illustratieve doeleinden, en dienen niet ter beperking van de beschermingsomvang die wordt gedefinieerd door de conclusies.The drawings are intended for illustrative purposes only, and are not intended to limit the scope of protection defined by the claims.

BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVORMENDESCRIPTION OF EMBODIMENTS

[0024] De in Figuur 1 weergegeven uitvoeringsvorm toont een plantpot 10 met een bodemdeel 20. De getoonde plantpot 10 is voorzien van een potwand 12 met een binnenzijde 18 die een binnengebied 15 omringt voor het opnemen van plantwortels van een plant (niet getoond). In het binnengebied 15 kan verder een grofkorrelig substraat (niet getoond) worden opgenomen waarop de plantwortels zich kunnen ontwikkelen. De potwand 12 heeft een buitenzijde 19 die gericht is naar een gebied 13 buiten de plantpot 10. Verder definieert de potwand 12 aan één zijde van het binnengebied 15 een potrand 14 die een potopening 17 begrenst. Het bodemdeel 20 is gelegen aan een andere zijde van het binnengebied 15, tegenover de potopening 17.The embodiment shown in Figure 1 shows a plant pot 10 with a bottom part 20. The plant pot 10 shown is provided with a pot wall 12 with an inner side 18 which surrounds an inner area 15 for receiving plant roots from a plant (not shown). In the inner region 15, furthermore, a coarse-grained substrate (not shown) can be included on which the plant roots can develop. The pot wall 12 has an outer side 19 which is directed to an area 13 outside the plant pot 10. Further, the pot wall 12 defines a pot edge 14 on one side of the inner area 15 which delimits a pot opening 17. The bottom part 20 is located on another side of the inner area 15, opposite the pot opening 17.

Verscheidene openingen zijn aangebracht in het bodemdeel 20 ten behoeve van ventilatie en milieuverbetering voor de kweek van planten, wat in fïg.2 e.v. nader wordt toegelicht.Various openings have been made in the bottom part 20 for ventilation and environmental improvement for the cultivation of plants, which is further explained in Fig. 2 et seq.

[0025] In Fig. 1 en de verdere figuren worden cilindrische coördinaten gebruikt om de ruimtelijke eigenschappen en verhoudingen van de voorbeelduitvoeringsvormen van een plantpot en een bodemdeel te beschrijven. Het bodemdeel 20 omvat een bodemgebied 22 dat een vlak definieert in een radiale richting R en een angulaire richting Φ. Dit vlak definieert tevens een as A in een axiale richting Z loodrecht op het vlak en in de richting naar het binnengebied 15 van de plantpot 10 toe.FIG. 1 and the further figures, cylindrical coordinates are used to describe the spatial properties and proportions of the exemplary embodiments of a plant pot and a bottom part. The bottom portion 20 includes a bottom area 22 that defines a plane in a radial direction R and an angular direction Φ. This plane also defines an axis A in an axial direction Z perpendicular to the plane and in the direction towards the inner region 15 of the plant pot 10.

[0026] In dit voorbeeld hebben de plantpot 10 en het bodemdeel 20 rotatiesymmetrie rondom de as A. Met rotatiesymmetrie wordt hier bedoeld dat het object in wezen hetzelfde eruitziet na een eindige rotatie over een hoek van minder dan 360° rondom de as A. De axiale richting Z wordt hier bedoeld als de richting langs de as A. De axiale richting Z is gericht naar het binnengebied 15 toe, in dit geval richting de potopening 17. De radiale richting R wordt hier bedoeld als de richtingen die radiaal vanuit de as A naar buiten wijzen. Deze richtingen zijn loodrecht op de axiale richting Z. Verder liggen deze richtingen in een transversaal vlak, welk vlak een normaalvector omvat die evenwijdig is aan de axiale richting Z. De angulaire richting Φ (ook als azimuthale richting genoemd) komt overeen met een eenheidsvector die bij een lokale radiale locatie begint, en tegen de klok in wijst langs een (oneindig kleine) hoek van rotatie over de as A. Deze eenheidsvector is loodrecht op zowel de radiale richting R als de axiale richting Z.In this example, the plant pot 10 and the bottom part 20 have rotation symmetry about the axis A. By rotation symmetry is meant here that the object looks essentially the same after a finite rotation through an angle of less than 360 ° around the axis A. The The axial direction Z is here meant as the direction along the axis A. The axial direction Z is directed towards the inner region 15, in this case towards the pot opening 17. The radial direction R is here meant as the directions radially from the axis A point outwards. These directions are perpendicular to the axial direction Z. Furthermore, these directions lie in a transversal plane, which plane comprises a normal vector parallel to the axial direction Z. The angular direction Φ (also referred to as an azimuthal direction) corresponds to a unit vector that starts at a local radial location, and points counterclockwise along an (infinitely small) angle of rotation about the axis A. This unit vector is perpendicular to both the radial direction R and the axial direction Z.

[0027] De in Figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm toont het bodemdeel 20 voor de plantpot 10 in meer detail. Het bodemdeel 20 omvat het bodemgebied 22 en een opstaand gebied 23 dat zich uitstrekt richting de as A. In dit voorbeeld vertoont het verloop van het opstaande gebied 23 als functie van de axiale coördinaat Z een getrapte overgang 27. Een dergelijk getrapte overgang 27 biedt aanvullende mogelijkheden tot het verschaffen van beluchting en ontwatering van de wortelkluit.The embodiment shown in Figure 2 shows the bottom part 20 for the plant pot 10 in more detail. The bottom part 20 comprises the bottom area 22 and an upright area 23 which extends in the direction of the axis A. In this example, the course of the upright area 23 as a function of the axial coordinate Z has a stepped transition 27. Such a stepped transition 27 provides additional possibilities for providing aeration and dewatering of the root ball.

[0028] In een onderste gedeelte definieert het opstaande gebied 23 een wand 24 die voorzien is van meerdere sleuven 30i (i = a, b,..). Elke sleuf 30 heeft twee langszijden 31, 32. Elk van de langszijden 31, 32 strekt zich uit met een niet-nul component in de richting van de as A. De sleuven 30 in de wand 24 voorzien in beluchting van de wortelkluit, terwijl tevens een teveel aan water goed kan worden afgevoerd. Naast elke van de sleuven 30 zijn twee uitstulpingen 40i, 41i aangebracht die aan de corresponderende sleuf 30 grenzen. Voorbeeldafinetingen van de sleuven 30 en uitstulpingen 40, 41 zijn nader beschreven in Figuren 3a-3c. De uitstulpingen 40, 41 hebben een zodanige vorm dat een buitenperiferie 42, 43 van elk van de uitstulpingen 40, 41 in de angulaire richting Φ naar de sleuf 30 toe radiaal toeneemt.In a lower part, the raised area 23 defines a wall 24 which is provided with a plurality of slots 30i (i = a, b, ..). Each slot 30 has two longitudinal sides 31, 32. Each of the longitudinal sides 31, 32 extends with a non-zero component in the direction of the axis A. The slots 30 in the wall 24 provide aeration of the root ball while also an excess of water can be drained well. Adjacent to each of the slots 30 are two protrusions 40i, 41i that are adjacent to the corresponding slot 30. Exemplary dimensions of the slots 30 and protrusions 40, 41 are further described in Figures 3a-3c. The protrusions 40, 41 have such a shape that an outer periphery 42, 43 of each of the protrusions 40, 41 increases radially in the angular direction Φ towards the slot 30.

[0029] Figuur 2 toont dat in deze voorbeelduitvoering de dwarsdoorsnede van het opstaande gebied 23 in een radiale-angulair vlak afneemt in de richting van de as A. In dit voorbeeld vormen de eerste zijwand 24, het tussengebied 27, de tweede zijwand 28 en het bovenplateau 29 een tweetal afgeknotte kegels waarvan de dwarsdoorsnede afneemt als functie van de axiale coördinaat Z en richting het binnengebied 15 van de plantpot 10. In dit voorbeeld bevindt de getrapte overgang 27 zich in wezen halverwege tussen de basis en het bovenplateau 29 van het opstaande gebied 23. In deze uitvoering omvat de getrapte overgang 27 tussenopeningen 34 en omvat het bovenplateau 29 bovenopeningen 36 voor verbeterde beluchting van de wortelkluit.Figure 2 shows that in this exemplary embodiment, the cross-section of the upstanding region 23 decreases in a radial-angular plane in the direction of the axis A. In this example, the first side wall 24, the intermediate region 27, form the second side wall 28 and the top plate 29 is a pair of truncated cones whose cross-section decreases as a function of the axial coordinate Z and towards the inner area 15 of the plant pot 10. In this example, the stepped transition 27 is essentially halfway between the base and the top plate 29 of the upright area 23. In this embodiment, the stepped transition 27 comprises intermediate openings 34 and the upper plate 29 comprises upper openings 36 for improved aeration of the root ball.

[0030] Figuur 3a toont een bovenaanzicht op het bodemdeel 20. Een eerste radiale afstand R1 is hier gedefinieerd als de afstand van de as A tot de buitenperiferie 44 van een gebied 46 van de wand 24 nabij de uitstulping 40, 41. Een tweede radiale afstand R2 is hier gedefinieerd als de afstand van de as A tot de uiterste radiale punt van de buitenperiferie 42, 43 van de uitstulping 40, 41, welke wordt aangeduid met ARl. Een derde radiale afstand R3 is hier gedefinieerd als de afstand van de as A tot een korte zijde 52 van de sleuf 30. Er moet worden opgemerkt dat deze definities voor Ri (i = 1, 2, 3) in feite functies vormen die kunnen variëren als functie van de axiale coördinaat Z. In deze voorbeelduitvoering nemen alle drie de radiale afstanden Ri af als functie van toenemende axiale coördinaat Z.Figure 3a shows a top view of the bottom part 20. A first radial distance R1 is here defined as the distance from the axis A to the outer periphery 44 of an area 46 of the wall 24 near the protrusion 40, 41. A second radial distance R2 is defined here as the distance from the axis A to the extreme radial point of the outer periphery 42, 43 of the protrusion 40, 41, which is designated AR1. A third radial distance R3 is defined here as the distance from the axis A to a short side 52 of the slot 30. It should be noted that these definitions for R 1 (i = 1, 2, 3) actually constitute functions that can vary as a function of the axial coordinate Z. In this exemplary embodiment, all three radial distances Ri decrease as a function of increasing axial coordinate Z.

[0031] De in Figuur 3b weergegeven uitvoeringsvorm toont een vergroot gedeelte van het bovenaanzicht op het bodemdeel 20 uit figuur 3 a. In figuren 3b en 3 c wordt getoond dat de uitstulpingen 40, 41 radiaal toenemen als functie van de angulaire coördinaat Φ naar de sleuf 30 toe, tot een uiterste radiale toename AR1 van elk van de buitenperiferieën 42, 43 van de corresponderende uitstulpingen 40, 41 ten opzichte van een buitenperiferie 44 van een regulier deel 46 van wand 24.The embodiment shown in Figure 3b shows an enlarged portion of the top view of the bottom part 20 of Figure 3a. Figures 3b and 3c show that the protrusions 40, 41 increase radially as a function of the angular coordinate Φ to the slot 30, to an extreme radial increase AR1 of each of the outer peripheries 42, 43 of the corresponding protrusions 40, 41 relative to an outer periphery 44 of a regular portion 46 of wall 24.

[0032] Figuur 3 c toont enkele voorbeelden van dimensies en verhoudingen die bijzonder effectief zijn indien toegepast in een plantpot voor orchideeënteelt. De uiterste radiale toename AR1 van de buitenperiferieën 42, 43 is bij voorkeur groter dan 0,4 millimeter, en in dit voorbeeld ongeveer 1,4 millimeter. Een wanddikte d van de eerste zijwand 24, welke begrenst is door de buitenperferie 44 en de binnenperiferie 48, is hier ongeveer 0,4 millimeter. In dit specifieke voorbeeld van Figuur 3c is de breedte BI van de sleuven 30 is ongeveer 3 millimeter, en de breedte B2 tussen de twee omliggende uitstulpingen 40, 41 is ongeveer 4 millimeter.Figure 3c shows some examples of dimensions and ratios that are particularly effective when used in an orchid growing plant pot. The extreme radial increase AR1 of the outer peripheries 42, 43 is preferably greater than 0.4 millimeters, and in this example approximately 1.4 millimeters. A wall thickness d of the first side wall 24, which is bounded by the outer periphery 44 and the inner periphery 48, is here approximately 0.4 millimeter. In this specific example of Figure 3c, the width B1 of the slots 30 is approximately 3 millimeters, and the width B2 between the two surrounding protrusions 40, 41 is approximately 4 millimeters.

[0033] Figuren 3a-3c illustreren ook dat de radiale toename van de buitenperiferie 42, 43 van de uitstulpingen 40, 41 bij voorkeur monotoon stijgt als functie van de angulaire coördinaat Φ naar de sleuf 30 toe en tot aan de uiterste radiale toename AR1. Dit betekent dat de uitstulpingen 40, 41 in de angulaire richtingen Φ naar de sleuf 30 toe een glad schansprofiel bieden, waardoor de groeiende wortels minimale obstructie zullen ondervinden als zij een sleuf 30 passeren.Figures 3a-3c also illustrate that the radial increase of the outer periphery 42, 43 of the protrusions 40, 41 preferably rises monotonously as a function of the angular coordinate Φ towards the slot 30 and up to the extreme radial increase AR1. This means that the protrusions 40, 41 in the angular directions Φ towards the slot 30 offer a smooth ramp profile, as a result of which the growing roots will experience minimal obstruction as they pass through a slot 30.

[0034] Verder is getoond in Figuren 3a-3c dat de sleuf 30 verzonken is over een niet-nul radiale afstand AR2 ten opzichte van de uiterste radiale toename AR1 van de buitenperiferieën 42, 43 van de uitstulpingen 40, 41. Bij voorkeur is de radiale afstand AR2 van de verzonken sleuf 30 en de uiterste radiale toename AR l van de buitenperiferieën 42, 43 van de uitstulpingen 40, 41 gegeven door AR2 > 0,1 · AR1. Dit wil zeggen dat de fysieke opening van de sleuf 30 (waaronder de langszijden 31, 32) ligt op een radiale verdieping AR2 van minstens 10% van de radiale toename AR1 van de uitstulpingen 40, 41. In het getoonde voorbeeld in Figuur 3c geldt zelfs AR2 > AR1. Hierdoor vormt de sleuf 30 een relatief lange radiale gang, om de kans sterk te verminderen dat rond groeiende wortels vanuit het binnengebied 15 door de sleuf 30 naar het buitengebied 13 van de plantpot 10 groeien.Furthermore, in Figures 3a-3c it is shown that the slot 30 is countersunk over a non-zero radial distance AR2 with respect to the extreme radial increase AR1 of the outer peripheries 42, 43 of the protrusions 40, 41. Preferably, the radial distance AR2 from the sunken slot 30 and the extreme radial increase AR1 from the outer peripheries 42, 43 of the protrusions 40, 41 given by AR2> 0.1 AR1. This means that the physical opening of the slot 30 (including the longitudinal sides 31, 32) lies on a radial depression AR2 of at least 10% of the radial increase AR1 of the protrusions 40, 41. In the example shown in Figure 3c, even AR2> AR1. As a result, the slot 30 forms a relatively long radial path, to greatly reduce the chance that around growing roots from the inner area 15 grow through the slot 30 to the outer area 13 of the plant pot 10.

[0035] De in Figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm toont een vergroot gedeelte van een dwarsdoorsnede door de plantpot 10 omvattende het bodemdeel 20.The embodiment shown in Figure 4 shows an enlarged section of a cross-section through the plant pot 10 including the bottom part 20.

[0036] In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen vormt het bodendeel een integraal deel van een onderzijde van een plantpot. De plantpot 10 met bodemdeel 20 kan bijvoorbeeld zijn gevormd uit kunststof.In the embodiments described above, the bottom part forms an integral part of a bottom side of a plant pot. The plant pot 10 with bottom part 20 can for instance be formed from plastic.

[0037] Figuren 5a en 5b tonen een alternatieve uitvoeringsvorm van een plantpot 110 met een bodemdeel 120. In dit voorbeeld is het bodemdeel 120 ook voorzien van een bodemgebied 122 dat een vlak definieert in een radiale richting R en een angulaire richting Φ, en een as A definieert in een axiale richting Z loodrecht op het vlak en richting een binnengebied 115 van de plantpot 110. Andere elementen en eigenschappen van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm van de plantpot 10 en het bodemdeel 20 (zie figuren 1-4) kunnen ook aanwezig zijn in de plantpot 110 en bodemdeel 120 getoond in figuren 5a-5b, en worden hier niet opnieuw besproken. Vergelijkbare elementen worden aangegeven met soortgelijke referentiecijfers, maar voorafgegaan door een 100-tal om de uitvoeringsvormen te kunnen onderscheiden.Figures 5a and 5b show an alternative embodiment of a plant pot 110 with a bottom part 120. In this example, the bottom part 120 is also provided with a bottom region 122 that defines a plane in a radial direction R and an angular direction Φ, and a axis A defines in an axial direction Z perpendicular to the plane and towards an inner region 115 of the plant pot 110. Other elements and properties of the above described embodiment of the plant pot 10 and the bottom part 20 (see Figs. 1-4) may also be present in the plant pot 110 and bottom part 120 shown in Figures 5a-5b, and are not discussed again here. Comparable elements are indicated with similar reference numbers, but preceded by about 100 in order to be able to distinguish the embodiments.

[0038] Zoals getoond in figuur 5a is het bodemdeel 120 voorzien van een opstaand gebied 123 dat zich uitstrekt richting de as A. Het opstaande gebied 123 definieert een wand 124 die voorzien is van sleuven 130 met langszijden 131, 132 die deels in de richting van de as A zijn georiënteerd. Aan beide langszijden 131, 132 van de sleuven 130 zijn uitstulpingen 140, 141 aangebracht. Een buitenperiferie 142, 143 van elk van de uitstulpingen 140, 141 neemt radiaal toe als functie van de angulaire coördinaat Φ en richting de sleuf 130. In deze uitvoeringsvorm variëren de radiale toenames als functie van de axiale coördinaat Z, waarbij de radiale afmeting van de uitstulpingen 140, 141 (inclusief hun radiale extrema ARl) afnemen als functie van toenemende axiale coördinaat Z naar het binnengebied 115 van de plantpot 110 toe. De uitstulpingen 140, 141 lopen daarmee taps toe in een grotere mate dan de hellende conische eerste zijwand 124. In dit voorbeeld nemen de radiale afmetingen van de uitstulpingen 140, 141 dusdanig af dat zij nabij het tussenplateau 127 nagenoeg gelijk lopen aan de eerste zijwand 124. Deze tapse vorm van de uitstulpingen vergemakkelijkt stapeling van meerdere van dergelijke plantpotten, en kan bijdragen in een vermindering van het stapelvolume en een vergroting van de stapelstevigheid.As shown in Fig. 5a, the bottom part 120 is provided with an upright area 123 that extends toward the axis A. The upright area 123 defines a wall 124 which is provided with slots 130 with longitudinal sides 131, 132 partially in the direction of the axis A are oriented. Protrusions 140, 141 are provided on both longitudinal sides 131, 132 of the slots 130. An outer periphery 142, 143 of each of the projections 140, 141 increases radially as a function of the angular coordinate Φ and towards the slot 130. In this embodiment, the radial increases vary as a function of the axial coordinate Z, the radial dimension of the bulges 140, 141 (including their radial extrema AR1) decrease as a function of increasing axial coordinate Z toward the inner region 115 of the plant pot 110. The protrusions 140, 141 thus tapering to a greater extent than the sloping conical first side wall 124. In this example, the radial dimensions of the protrusions 140, 141 decrease such that they are close to the first side wall 124 near the intermediate platform 127 This tapered shape of the protrusions facilitates stacking of a plurality of such plant pots, and can contribute to a reduction in the stacking volume and an increase in the stacking strength.

[0039] Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven uitvoeringsvormen slechts beschreven zijn bij wijze van voorbeeld en niet in enige begrenzende betekenis, en dat verschillende wijzigingen en aanpassingen mogelijk zijn zonder buiten de omvang van de uitvinding te komen en dat de reikwijdte slechts bepaald wordt door de bijgevoegde conclusies.It will be appreciated that the embodiments described above are described by way of example only and not in any limiting sense, and that various changes and modifications are possible without departing from the scope of the invention and that the scope is merely determined. by the appended claims.

[0040] In alternatieve uitvoeringsvormen is het bodemdeel bijvoorbeeld gevormd als een zelfstandige eenheid, welke aangebracht kan worden in een aparte plantpot die voorzien is van een potwand met een binnenzijde die een binnengebied voor het opnemen van plantwortels omringt. Een dergelijke plantpot heeft een potwand met een potrand en een tegenovergelegen bodemgebied met een steunvlak of steunrand die voorzien is van gaten, of anderszins luchtdoorlatend is, en waarop het zelfstandige bodemdeel geplaatst kan worden.In alternative embodiments, the bottom part is, for example, formed as an independent unit, which can be arranged in a separate plant pot that is provided with a pot wall with an inside that surrounds an inside area for receiving plant roots. Such a plant pot has a pot wall with a pot edge and an opposite bottom area with a support surface or support edge which is provided with holes, or is otherwise air-permeable, and on which the independent bottom part can be placed.

[0041] In bovengenoemde uitvoeringsvormen omvat de het opstaande gebied van het bodemdeel een getrapte overgang met tussenopeningen, verdere sleuven, en bovenopeningen voor beluchting van de wortelkluit. In andere uitvoeringen kan het opstaande gebied anders zijn gevormd en/of kunnen de tussenopeningen, de verdere sleuven, en/of de bovenopeningen weggelaten zijn. Bij voorkeur is het opstaande gebied hoofdzakelijk rotatie-symmetrisch rondom de as langs de axiale richting. Daarnaast of als alternatief heeft het opstaande gebied van het bodemdeel bij voorkeur een convergerende vorm naar de as toe gezien langs de positieve axiale richting, ten behoeve van de onderlinge stapelbaarheid van een veelvoud van bodemdelen (of plantpotten met dergelijke bodemdelen).In the above-mentioned embodiments, the upstanding area of the bottom part comprises a stepped transition with intermediate openings, further slots, and top openings for aeration of the root ball. In other embodiments, the raised area may be formed differently and / or the intermediate openings, the further slots, and / or the upper openings may be omitted. Preferably, the upstanding region is essentially rotationally symmetrical about the axis along the axial direction. In addition or alternatively, the upstanding region of the bottom part preferably has a converging shape towards the axis along the positive axial direction, for the purpose of mutual stackability of a plurality of bottom parts (or plant pots with such bottom parts).

[0042] De verwijzingscijfers in de conclusies dienen enkel ter illustratie en mogen niet als beperkend voor de uitleg van de conclusies worden beschouwd. Voor de bondigheid zijn gelijksoortige verwijzingscijfers die corresponderen met gelijksoortige elementen uit beschreven uitvoeringsvormen in de conclusies enkel door hun basiscijfers (d.w.z. zonder honderdtallen) aangegeven, daar waar correspondenties met meerdere uitvoeringsvormen van toepassing zijn. Dit suggereert niet dat deze conclusie-elementen alleen verwijzen naar elementen uit de beschrijving die corresponderen met een basiscijfer. Zo dient bijvoorbeeld het referentiecijfer (30) in de conclusies te worden gelezen als (30; 130) daar waar deze correspondentie toepasselijk is. De toepasselijkheid van meerdere gelijksoortige referentiecijfers in de conclusies volgt uit een vergelijking met de figuren en de beschrijving. In gevallen waar een correspondentie toespitst op een specifieke uitvoeringsvorm worden er in de conclusies specifieke referentiecijfers met honderdtallen gebruikt.The reference numerals in the claims are for illustrative purposes only and should not be construed as limiting the interpretation of the claims. For the sake of brevity, similar reference numerals corresponding to similar elements from described embodiments are indicated in the claims only by their basic numerals (i.e., without hundreds), where correspondences with multiple embodiments apply. This does not suggest that these conclusion elements only refer to elements from the description that correspond to a basic number. For example, the reference numeral (30) in the claims should be read as (30; 130) where this correspondence is applicable. The applicability of several similar reference figures in the claims follows from a comparison with the figures and the description. In cases where a correspondence focuses on a specific embodiment, specific reference numbers with hundreds are used in the claims.

LIJST VAN VERWIJZINGSTEKENSLIST OF REFERENCE SIGNS

Vergelijkbare verwijzingscijfers die in de beschrijving worden gebruikt om gelijksoortige elementen aan te duiden (maar enkel verschillen in honderdtallen) zijn weggelaten uit de onderstaande lijst, maar worden geacht impliciet inbegrepen te zijn. 10 plantpot 12 potwand 13 buitengebied 14 potrand 15 binnengebied pot 16 bodemgebied pot 17 potopening 18 binnenzij de potwand 19 buitenzijde potwand 20 bodemdeel 22 bodemwand 23 opstaand gebied 24 eerste zijwand 25 binnenzijde wand 26 buitenzijde wand 27 tussengebied (bijv. tussenplateau) 28 tweede zijwand 29 bovengebied (bijv.bovenplateau) 30 sleuf 31 eerste langszijde 32 tweede langszijde 33 verdere sleuf 34 tussenopening 35 breedte sleuf 36 bovenopening 40 eerste uitstulping 41 tweede uitstulping 42 buitenperiferie eerste uitstulping 43 buitenperiferie tweede uitstulping 44 buitenperiferie wandgebied nabij uitstulping 46 wandgebied nabij de uitstulping 48 binnenperiferie wandgebied nabij uitstulping 50 binnenperiferie korte zijde sleuf 52 korte zijde sleuf A as Z axiale richting R radiale richting Φ angulaire richting d wanddikte R1 eerste radiale afstand R2 tweede radiale afstand R3 derde radiale afstand AR 1 radiale toename uitstulping (AR 1 = R2 - Rl) AR2 openingdiepte (AR2 = R2 - R3) BI breedte sleuf B2 breedte tussen uitstulpingenSimilar reference numerals used in the description to designate similar elements (but only differ in hundreds) have been omitted from the list below, but are considered to be implicitly included. 10 plant pot 12 pot wall 13 outside area 14 pot edge 15 inside area pot 16 bottom area pot 17 pot opening 18 inside pot wall 19 outside pot wall 20 bottom part 22 bottom wall 23 upright area 24 first side wall 25 inside wall 26 outside wall 27 intermediate area (e.g. intermediate platform) 28 second side wall 29 upper area (e.g. upper plate) 30 slot 31 first longitudinal side 32 second longitudinal side 33 further slot 34 intermediate opening 35 width of slot 36 upper opening 40 first bulge 41 second bulge 42 outer periphery first bulge 43 outer periphery second bulge 44 outer periphery wall area near bulge 46 wall area near the bulge 48 inner periphery wall area near bulge 50 inner periphery short side slot 52 short side slot A axis Z axial direction R radial direction Φ angular direction d wall thickness R1 first radial distance R2 second radial distance R3 third radial distance AR 1 radial increase bulge (AR 1 = R2 - R1) AR2 opening depth (AR2 = R 2 - R3) BI width slot B2 width between bulges

Claims (19)

1. Een bodemdeel (20) voor een plantpot (10), waarin de plantpot voorzien is van een potwand (12) met een binnenzijde (18) die een binnengebied (15) voor het opnemen van plantwortels omringt, en waarbij het bodemdeel omvat: een bodemgebied (22) dat een vlak definieert in een radiale richting (R) en een angulaire richting (Φ) en een as (A) definieert in een axiale richting (Z) loodrecht op het vlak en richting het binnengebied, en een opstaand gebied (23) dat zich uitstrekt richting de as en een wand (24) definieert die voorzien is van: een sleuf (30) met een langszijde (31, 32) die zich uitstrekt met een niet-nul component in de richting van de as, en een uitstulping (40, 41) die aan de langszijde van de sleuf grenst, waarbij een buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping in de angulaire richting naar de sleuf toe radiaal toeneemt.A bottom part (20) for a plant pot (10), wherein the plant pot is provided with a pot wall (12) with an inner side (18) surrounding an inner area (15) for receiving plant roots, and wherein the bottom part comprises: a bottom region (22) defining a plane in a radial direction (R) and an angular direction (Φ) and an axis (A) in an axial direction (Z) perpendicular to the plane and toward the inner region, and an upstanding region (23) extending towards the axis and defining a wall (24) comprising: a slot (30) with a longitudinal side (31, 32) extending with a non-zero component in the direction of the axis, and a protrusion (40, 41) adjacent to the longitudinal side of the slot, wherein an outer periphery (42, 43) of the protrusion increases radially toward the slot in the angular direction. 2. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 1, waarbij de uitstulping (40,41) radiaal toeneemt als functie van de angulaire richting (Φ) naar de sleuf (30) toe, tot een uiterste radiale toename (AR1) van de buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping (40, 41) ten opzichte van een buitenperiferie (44) van een gebied (46) van de wand (24) nabij de uitstulping (40, 41).The bottom part (20) of claim 1, wherein the bulge (40,41) increases radially as a function of the angular direction (() towards the slot (30), to an extreme radial increase (AR1) of the outer periphery ( 42, 43) of the protuberance (40, 41) relative to an outer periphery (44) of an area (46) of the wall (24) near the protuberance (40, 41). 3. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 2, waarbij de uiterste radiale toename (AR1) van de buitenperiferie (42, 43) groter is dan 0,4 millimeter.The bottom portion (20) of claim 2, wherein the extreme radial increase (AR1) of the outer periphery (42, 43) is greater than 0.4 millimeters. 4. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 2 of 3, waarbij de radiale toename van de buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping (40, 41) als functie van de angulaire richting (Φ) naar de sleuf (30) toe tot aan de uiterste radiale toename (ARl) monotoon stijgend is.The bottom part (20) according to claim 2 or 3, wherein the radial increase of the outer periphery (42, 43) of the bulge (40, 41) as a function of the angular direction (Φ) to the slot (30) increases at the extreme radial increase (AR1) is monotonically increasing. 5. Het bodemdeel (20) volgens een van de conclusies 2-4, waarbij de sleuf (30) verzonken is over een niet-nul radiale afstand (AR2) ten opzichte van de uiterste radiale toename (ARl ) van de buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping (40, 41).The bottom part (20) according to any of claims 2-4, wherein the slot (30) is countersunk over a non-zero radial distance (AR2) with respect to the extreme radial increase (AR1) of the outer periphery (42, 43) of the bulge (40, 41). 6. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 5, waarbij een verband tussen de niet-nul radiale afstand (AR2) van de verzonken sleuf (30) en de uiterste radiale toename (AR1) van de buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping (40, 41) gegeven is door AR2 > 0,1 · AR1.The bottom portion (20) of claim 5, wherein a relationship between the non-zero radial distance (AR2) of the recessed slot (30) and the extreme radial increase (AR1) of the outer periphery (42, 43) of the bulge (40, 41) is given by AR2> 0.1 · AR1. 7. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 5, waarbij een binnenperiferie (50) van een korte zijde (52) van de sleuf (30) in de radiale richting (R) vanuit eenzelfde punt op de as (A) gelijk is aan een binnenperiferie (48) van een gebied (46) van de wand (24) nabij de uitstulping (40, 41).The bottom part (20) of claim 5, wherein an inner periphery (50) of a short side (52) of the slot (30) in the radial direction (R) from the same point on the shaft (A) is equal to a inner periphery (48) of an area (46) of the wall (24) near the protrusion (40, 41). 8. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 5, waarbij een binnenperiferie (50) van een korte zijde (52) van de sleuf (30) in de radiale richting (R) vanuit eenzelfde punt op de as (A) kleiner is dan een binnenperiferie (48) van een gebied (46) van de wand (24) nabij uitstulping (40, 41).The bottom part (20) of claim 5, wherein an inner periphery (50) of a short side (52) of the slot (30) in the radial direction (R) from the same point on the shaft (A) is smaller than a inner periphery (48) of an area (46) of the wall (24) near bulge (40, 41). 9. Het bodemdeel (20) volgens een van de conclusies 2-8, waarbij een verband tussen de uiterste radiale toename (AR1) en een breedte BI van de sleuf (30) gegeven is door AR1 : BI > 1/3.The bottom part (20) according to any of claims 2-8, wherein a relationship between the extreme radial increase (AR1) and a width B1 of the slot (30) is given by AR1: B1> 1/3. 10. Het bodemdeel (120) volgens een van de conclusies 2-9, waarbij de uiterste radiale toename (AR l ) afneemt langs de langszijde (131, 132) van de sleuf (130) en als functie van de axiale richting (Z).The bottom part (120) according to any of claims 2-9, wherein the extreme radial increase (AR1) decreases along the longitudinal side (131, 132) of the slot (130) and as a function of the axial direction (Z) . 11. Het bodemdeel (20) volgens een van de conclusies 1-10, waarbij de doorsnede van het opstaande gebied (23), gezien in een vlak evenwijdig aan het vlak gedefinieerd door het bodemgebied (22), afneemt in de richting van de as (A).The bottom part (20) according to any of claims 1-10, wherein the cross-section of the upstanding area (23), viewed in a plane parallel to the surface defined by the bottom area (22), decreases in the direction of the axis (A). 12. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 11, waarbij in de richting van de as (A) het verloop van de doorsnede van het opstaande gebied (23) een getrapte overgang (27) vertoont.The bottom part (20) according to claim 11, wherein in the direction of the axis (A) the course of the cross-section of the upstanding area (23) has a stepped transition (27). 13. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 12, waarbij de getrapte overgang (27) van het opstaande gebied (23) zich bevindt tussen de basis en de top (29) van het opstaande gebied (23) en op afstand van de basis en de top.The bottom part (20) of claim 12, wherein the stepped transition (27) of the raised area (23) is located between the base and the top (29) of the raised area (23) and spaced from the base and the top. 14. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 13, waarbij de getrapte overgang (27) zich bevindt in een gebied tussen % en 3Λ van de afstand tussen de basis en de top (29) van het opstaande gebied (23).The bottom part (20) of claim 13, wherein the stepped transition (27) is in an area between% and 3Λ of the distance between the base and the top (29) of the upstanding area (23). 15. Het bodemdeel (20) volgens conclusie 14, waarbij de getrapte overgang (27) zich bevindt in wezen op de helft van de afstand tussen de basis en de top (29) van het opstaande gebied (23).The bottom part (20) of claim 14, wherein the stepped transition (27) is located essentially at half the distance between the base and the top (29) of the raised area (23). 16. Het bodemdeel (20)volgens een van de conclusies 1-15, waarbij de buitenperiferie (42, 43) van de uitstulping (40, 41) in de richting van de as (A) radiaal afneemt.The bottom part (20) according to any of claims 1-15, wherein the outer periphery (42, 43) of the protrusion (40, 41) decreases radially in the direction of the axis (A). 17. Het bodemdeel (20)volgens een van de conclusies 1-16, uitgevoerd in een geheel van spuitgegoten kunststof.The bottom part (20) according to any one of claims 1-16, made in a unit of injection molded plastic. 18. Een plantpot (10), omvattende een bodemdeel (20) volgens een van de conclusies 1-17.A plant pot (10) comprising a bottom part (20) according to any one of claims 1-17. 19. De plantpot (10) volgens conclusie 18, omvattende een potwand (12) met een binnenzijde (18) die een binnengebied (15) voor het opnemen van plantwortels omringt, waarbij de potwand aan één zijde van het binnengebied een potrand (14) definieert, en waarbij het bodemdeel (20) gelegen is aan een tegenoverliggende zijde van het binnengebied.The plant pot (10) according to claim 18, comprising a pot wall (12) with an inner side (18) surrounding an inner area (15) for receiving plant roots, the pot wall on one side of the inner area having a pot edge (14) and wherein the bottom portion (20) is located on an opposite side of the inner area.
NL2016227A 2016-02-05 2016-02-05 Soil part for a plant pot. NL2016227B1 (en)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016227A NL2016227B1 (en) 2016-02-05 2016-02-05 Soil part for a plant pot.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2016227A NL2016227B1 (en) 2016-02-05 2016-02-05 Soil part for a plant pot.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2016227A NL2016227A (en) 2017-08-11
NL2016227B1 true NL2016227B1 (en) 2017-08-21

Family

ID=55754383

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2016227A NL2016227B1 (en) 2016-02-05 2016-02-05 Soil part for a plant pot.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2016227B1 (en)

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3830015A (en) * 1972-03-10 1974-08-20 C Belgiorno Root separating means for plant container
FR2847118B1 (en) * 2002-11-19 2005-01-14 Jean Michel Albert Ghiglione DEVICE FOR DRAINING WATER IN WATER FOR FLOWER POT
US20040144026A1 (en) * 2002-12-12 2004-07-29 Jianhua Fan Aerated plant pot
EP1527676A3 (en) * 2003-10-29 2005-06-08 Novabouw Pot and method for growing an epiphyte
US20110000130A1 (en) * 2009-07-03 2011-01-06 Taunya Miller Plant container
NL2008780C2 (en) * 2012-05-09 2013-11-12 Voskamp Vollebregt Holding B V PLANT POT WITH RAISED BOTTOM.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2016227A (en) 2017-08-11

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US10899492B2 (en) Reusable cup with integrated ribbed heat sink sheath
US20190045723A1 (en) Size-adjustable receptacle
DK1422993T3 (en) Plant pot of deep drawn plastic
US11039706B2 (en) Stackable and nestable cookware having a stable configuration
US20130269250A1 (en) Nesting planter
PL70845Y1 (en) Seedling pallet for plants
US12089568B2 (en) Ergonomic bowls and other vessels for water and foodstuff
NL2016227B1 (en) Soil part for a plant pot.
CN205284352U (en) A two tray systems for cultivating plant and top tray and collet dish thereof
EP2939939A1 (en) Eco-friendly disposable cup usable as flowerpot
CN107920474A (en) Flowerpot bottom member and the flowerpot for having used the bottom member
NL2008780C2 (en) PLANT POT WITH RAISED BOTTOM.
US20160324075A1 (en) Planter
KR102334970B1 (en) A Pot tray receptible different type pots
TW201609504A (en) A lid and a storage system
JP6016527B2 (en) Cup-shaped container
NL194256C (en) Breeding plate, especially for strawberry plants.
JP3239514U (en) planter
JP6355612B2 (en) flower pot
JP3207359U (en) Flowerpot receiving box set
JP6193526B1 (en) Nursery pot laminate
AU2019201905B1 (en) Stackable and nestable cookware having a stable configuration
JP3231420U (en) Paper plate
JP2014166889A (en) Cup-shaped container
US8438674B1 (en) Dishwashing pan