NL2003977C2

NL2003977C2 - Drankbereidingsinrichting voorzien van een vloeistofverdeler.

Info

Publication number: NL2003977C2
Application number: NL2003977A
Authority: NL
Inventors: Ramon Eduard Verhoeven; Carlos Nicolaas Jozef Maria Koopman; Johannes Theodorus Emerentia Huiberts
Original assignee: Bravilor Holding Bv
Priority date: 2009-12-18
Filing date: 2009-12-18
Publication date: 2011-06-21
Also published as: AU2010330934A1; EP2512304A1; RU2012130386A; CA2784875C; TW201138690A; DK2512304T3; CN102753061A; US9420912B2; BR112012015038A2; US20120285329A1; KR20120112534A; CA2784875A1; WO2011074958A1; JP2013514129A; IL220493A0; EP2512304B1

Description

Drankbereidingsinrichting voorzien van een vloeistofVerdeler

De uitvinding heeft betrekking op een drankbereidingsinrichting voorzien van een 5 voorraadhouder voor vloeistof, een met de voorraadhouder verbonden afgifteleiding, ten minste twee drankafgifte stations met ieder een opvangreservoir, welke opvangreservoirs ten opzichte van de afgifteleiding beweegbaar zijn, een aandrijfmrichting die aangrijpt op de afgifteleiding en/of op de opvangreservoirs voor het verplaatsen de afgifteleiding ten opzichte van de opvangreservoirs om de 10 opvangreservoirs selectief in vloeistofverbinding met de afgifteleiding te brengen en een besturingseenheid voor het besturen van de aandrijfmrichting.

Een dergelijke drankbereidingsinrichting is bekend uit Nederlands octrooi nr. NL 1013769 ten name van aanvraagster. In deze publicatie is een inrichting beschreven met 15 een aantal opvangreservoirs die ieder via en flexibele leiding zijn verbonden met een gebruiker, zoals een afgiftestation, en die onder een uitstroomleiding van een heet waterreservoir kunnen worden geplaatst. De opvangreservoirs zijn verplaatsbaar door middel van een schommelophanging. De met de opvangreservoirs verbonden flexibele leidingen monden hetzij rechtstreeks uit in een drankafgifte gebied, voor bijvoorbeeld 20 afgeven van heet water aan een kopje of beker voor het zetten van thee, of monden uit in een menginrichting. Aan deze menginrichting wordt materiaal, zoals poeder, toegevoerd, welk materiaal wordt gemengd met de toegevoerde vloeistof voor de bereiding van een drank (bijvoorbeeld koffie, soep of vruchtensap) die vervolgens aan een gebruiker wordt afgegeven.

25

Uit EP 0 151 500 is een inrichting bekend voor het afgeven van vloeistof vanuit een tank aan een aantal gebruikers, waarbij een afgifteleiding flexibel is uitgevoerd, en door de aandrijfmrichting verplaatsbaar is boven een aantal opvangreservoirs. Op deze wijze kan de toepassing van afsluiters worden vermeden, hetgeen bij het afgeven van heet 30 water leidt tot een bedrijfszekere werking en een reductie van onderhoud.

De bekende inrichtingen hebben als nadeel dat de met verschillende gebruikers overeenkomende opvangreservoirs opeenvolgend worden gevuld en dat simultaan 2 gebruik niet mogelijk is. Het is daarom een doel van de uitvinding te voorzien in een drankbereidingsinrichting die geschikt is voor een gelijktijdige eenvoudige en bedrijfszekere afgifte van vloeistof aan ten minste twee gebruikers.

5 Hiertoe heeft een drankafgifte inrichting volgens de uitvinding als kenmerk dat door de besturingseenheid binnen een afgifteperiode Td, voor afgifte van een voorafbepaalde hoeveelheid vloeistof aan ieder opvangreservoir, de afgifteleiding met een eerste reservoir in vloeistofverbinding wordt gebracht, vervolgens met een tweede reservoir en daarna weer met het eerste reservoir.

10

Door een alternerende vulling van de opvangreservoirs worden deze beide ieder binnen de afgifteperiode achtereenvolgens gevuld met een deel van de totale hoeveelheid vanuit dat reservoir af te geven vloeistof. Nadat het eerste reservoir met een eerste hoeveelheid vloeistof is gevuld, wordt het tweede reservoir gevuld, waarna een tweede 15 hoeveelheid vloeistof aan het eerste reservoir wordt toegevoerd. Hierdoor kan met een betrekkelijk eenvoudige inrichting vloeistof tegelijkertijd uit beide reservoirs worden afgegeven aan meerdere gebruikers. Door de frequentie van het wisselen van de vloeistoftoevoer naar de opvangreservoirs relatief hoog te nemen, worden beide reservoirs gelijkmatig gevuld en vindt vloeistofafgifte aan een gebruiker nagenoeg 20 gelijktijdig uit beide opvangreservoirs plaats. Door het variëren van de diameter van de afgifteleiding boven ieder reservoir kunnen de aan verschillende gebruikers afgegeven hoeveelheden vloeistof op eenvoudige wijze worden ingesteld.

Een gebruiker waaraan vanuit de opvangreservoirs vloeistof wordt afgegeven kan zijn: 25 een drankbereidingsinrichting voor het uit (instant) ingrediënten en koud, warm of heet water bereiden van een drank. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld nader omschreven in NL 2000164.

een opvanghouder zoals een kopje, beker of kan voor directe afgifte van 30 heet water, bijvoorbeeld voor het buiten de afgifte-inrichting bereiden van drank, zoals thee met behulp van een theezakje, of soep uit een zakje, etc. Tevens is het mogelijk om heet water toe te voeren aan dezelfde 3 opvanghouder (bijv. kop of beker) als waaraan door de menginrichting bereide drank wordt toegevoerd, voor verdunning daarvan.

Het is mogelijk dat het eerste opvangreservoir leegstroomt in de tijd dat het tweede 5 opvangreservoir wordt gevuld, en dat een pulserende waterafgifte uit de reservoirs wordt verkregen. Voor bepaalde toepassingen echter is een nagenoeg constante toevoer van water uit het opvangreservoir nodig. Dit is met name het geval indien het water wordt gemengd met een ingrediënt voor het vormen van een drank, zoals poeder voor het vormen van instant koffie. Voor deze gevallen is in een uitvoeringsvorm van een 10 drankbereidingsinrichting ten minste een opvangreservoir voorzien van een uitstroomleiding met een zodanige diameter dat in een periode Ti tussen twee opeenvolgende vulstanden voor dat reservoir het reservoir niet leeg raakt.

In een uitvoeringsvorm van een drankbereidingsinrichting is tussen de voorraadhouder 15 (bijvoorbeeld een heetwaterreservoir) en de afgifteleiding een afsluitorgaan opgenomen dat door de besturingseenheid wordt bestuurd en wordt gesloten wanneer een relatieve verplaatsing plaats vindt tussen de afgifteleiding en de opvangreservoirs. Hierdoor is het mogelijk om niet naast elkaar gelegen opvangreservoirs toe te passen en om een nauwkeurige dosering van vloeistof aan verschillende gebruikers te verkrijgen. Het 20 afsluitorgaan kan een pomp of een klep omvatten.

In een verdere uitvoeringsvorm van een drankbereidingsinrichting is een pomp opgenomen stroomopwaarts van de afgifteleiding, welke pomp is verbonden met de besturingseenheid, waarbij aan de besturingseenheid een input word toegevoerd van 25 een aantal te vullen opvangreservoirs, waarna de pomp door de besturingseenheid wordt geactiveerd om een bij de input passende hoeveelheid vloeistof af te geven aan de opvangreservoirs. Hierdoor kan de totale uit het reservoir af te geven hoeveelheid vloeistof worden afgestemd op het aantal gebruikers. Een drankbereidingsinrichting voorzien van een pomp die is geschikt voor toepassing van de uitvinding is beschreven 30 in NL 2001559.

Verder kan volgens de uitvinding zijn voorzien dat een eerste opvangreservoir met zijn uitstroomleiding uitmondt in een menginrichting voor het mengen van grondstof voor 4 het vormen van een drank met de vloeistof, welke menginrichting met een uitlaat uitkomt in een afgiftegebied, waarbij het tweede opvangreservoir met zijn uitstroomleiding uitmondt in het afgiftegebied. Door met een eerste opvangreservoir met bijvoorbeeld een relatief kleine inhoud, een beperkte hoeveelheid vloeistof te 5 mengen voor het vormen van een geconcentreerde drank, en via een tweede opvangreservoir vloeistof buiten de menging om bij te voegen ter verdunning tot een voor consumptie geschikte sterkte, neemt de wachttijd voor de consument voor deze bewerking niet toe. Verder kan ook bij een menginrichting met een beperkte capaciteit met de inrichting volgens de uitvinding sneller een grotere hoeveelheid drank worden 10 bereid.

Enkele uitvoeringsvormen van een drankbereidingsinrichting volgens de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening. In de tekening toont: 15

Fig. 1 een schematische weergave van een drankbereidingsinrichting volgens de uitvinding,

Fig. 2 de verblijftijd van de beweegbare afgifteleiding boven tegen elkaar gelegen opvangreservoirs binnen een vulperiode Td, 20 Fig. 3 de verblijftijd van de beweegbare afgifteleiding boven op afstand van elkaar gelegen opvangreservoirs, bij onderbreken van de watertoevoer,

Fig. 4 verschillende verblijftijden van de afgifteleiding boven de opvangreservoirs,

Fig. 5 een schematische weergave van twee tegen elkaar gelegen opvangreservoirs, en Fig. 6a en 6b een inrichting volgens de uitvinding voor het bereiden van een drank door 25 verdunning.

Figuur 1 toont drankbereidingsinrichting 1 met een heet waterreservoir 2, een pomp 3 en een afgifteleiding 4. De afgifteleiding 4 is verbonden met een aandrijfmrichting 5 voor verplaatsen van de afgifteleiding ten opzichte van drankafgifte stations 6,7 en 8.

30 De drankafgifte stations 6,7 omvatten ieder een houder 9, 10 voor poeder, een opvangreservoir 11,12 voor vloeistof vanuit de afgifteleiding 4 en een menginrichting 15,16 waarin de houders 9,10 en de opvangreservoirs, ieder via een uitstroomleiding 5 13, 14, in uitmonden. Een derde drankafgiftestation 8 is slechts voorzien van een opvangreservoir 18 en een uitstroomleiding 19 voor het afgeven van heet water.

De afgifteleiding 4 is via een aandrijfinrichting 5 met aandrijforgaan 21 verplaatsbaar 5 en kan in vloeistofverbinding worden gebracht met ieder opvangreservoir 11,12,18. De afgifteleiding 4 kan flexibel zijn uitgevoerd zoals bijvoorbeeld is beschreven in EP 0 151 500, waarbij het aandrijforgaan 21 een heen en weer verplaatsbare arm 22 kan omvatten. De pomp 3, het aandrijforgaan 21 en de afgiftestations 6,7 worden bestuurd door een besturingseenheid 30 die een aantal toetsen 31 heeft via welke een 10 bedieningspersoon twee of meer drankafgiftestations 6,7, 8 kan selecteren voor het afgeven van drank aan deze stations.

Door de besturingseenheid 30 wordt de afgifteleiding 4 heen en weer bewogen tussen uitstroomposities die uitmonden boven de geselecteerde opvangreservoirs 11,12 en 18. 15 Hierbij verblijft de afgifteleiding 4 binnen een afgifteperiode Td meerdere malen achtereenvolgens gedurende een periode Ta,Tb,Tc boven de opvangreservoirs 15,16 en 18. Hierdoor wordt binnen de afgifteperiode Td, gelijktijdig vloeistof afgegeven aan de menginrichtingen 15, 16 en aan de uitstroomleiding 19. Via de laatgenoemde kan heet water worden afgegeven aan een kan op kopje, terwijl na menging met poeder uit de 20 houders 9, 10, drank uit de stations 6 en 7 wordt afgegeven.

Wanneer de opvangreservoirs 11, 12 en 18 op een onderlinge afstand zijn gelegen, zoals getoond in fig. 1, wordt door de besturingseenheid 30 de pomp 3 uitgeschakeld wanneer de afgifteleiding 4 zich verplaatst van een opvanghouder naar de andere.

25 Indien de opvangreservoirs zonder tussenruimte tegen elkaar zijn geplaatst, kan de afgifteleiding worden verplaatst zonder de pompwerking van de pomp 3 te onderbreken.

Indien de uitstroom van vloeistof vanuit de opvangreservoirs continu dient te zijn, 30 bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een goede menging met het poeder uit de houders 9, 10, verplaatst de besturingseenheid 30 de afgifteleiding 4 met een zondanige frequentie dat tussen het moment van verwijdering van de afgifteleiding boven een opvangreservoir en het moment van terugkeer, dit reservoir niet geheel is geleegd.

6

Afhankelijk van het aantal geselecteerde drankafgiftestations 6,7,8 bepaalt de besturingseenheid het debiet en de werkingsduur van de pomp 3, alsmede de verplaatsingsfrequentie van de afgifteleiding 4.

5 Wanneer een pulserende drankafgifte uit de opvangreservoirs 11,12,18 toelaatbaar is, kan de verplaatsingsfrequentie van de afgifteleiding lager worden ingesteld door de besturingseenheid 30.

In plaats van een pomp 3 kan eveneens een bestuurbare klep worden toegepast, waarbij 10 vloeistoftoevoer uit het waterreservoir 2 in dat geval onder invloed van de zwaartekracht plaats vindt. Verder kan, in plaats van een ten opzichte van stationaire opvangreservoirs 11,12,18 beweegbare afgifteleiding 4, een stationaire leiding worden toegepast, terwijl de reservoirs onder de leiding 4 door worden bewogen, terwijl deze reservoirs via in dat geval flexibele uitstroomleidingen 13,14 en 19 zijn verbonden met 15 menginrichtingen 15,16 of een gefixeerde afgiftepositie aan het einde van uitstroomleiding 19.

Figuur 2 toont voor een drietal opvangreservoirs a, b,c de verblijfperiode Ta,Tb,Tc van de afgifteleiding boven ieder opvangreservoir binnen de afgifteperiode Td. In dit geval 20 zijn de opvangreservoirs tegen elkaar aan gelegen (zie bijvoorbeeld de uitvoeringsvorm volgens fïg. 5) zodat de vloeistofstroom uit de afgifteleiding ononderbroken is. Hierbij bedraagt Ta,Tb,Tc bijvoorbeeld ls bij een debiet uit de afgifteleiding 4 van 45 ml/s, en bedraagt de afgifteperiode Td bijvoorbeeld 6s zodat de afgifteleiding twee maal boven ieder opvangreservoir wordt geplaatst.

25

Zoals getoond in fïg. 3 kan de afgifteleiding tussen twee opvangreservoirs a,b worden verplaatst die op een zodanige onderlinge afstand liggen dat de afgifte wordt onderbroken voor een verplaatsingperiode Ti van de afgifteleiding. Hierbij bedraagt Ti bijvoorbeeld 0,55. In het getoonde geval wordt het reservoir a drie maal opeenvolgend 30 gevuld en het reservoir b twee maal gedurende gelijke perioden Ta, Tb.

7

In fig. 4 wordt getoond dat de afgifteperioden Ta en Tb van opvangreservoirs a, b onderling kunnen verschillen, afhankelijk van de afmeting of de verblijftijd van de vloeistof in de respectieve reservoirs a,b.

5 In de uitvoeringsvorm volgens fig. 5 liggen twee opvangreservoirs 35,36 tegen elkaar aan en kan de afgifteleiding 38 zonder onderbreking van de vloeistofstroom door de arm 37 heen en weer worden bewogen boven de reservoirs 35,36.

Hoewel de uitvinding is beschreven aan de hand van een heen en weer bewegend 10 afgifteleiding 4, kan in plaats daarvan tevens een roterende verdeler worden toegepast zoals beschreven in NL2001560 ten name van aanvraagster. Hierin wordt een verdeler beschreven met ten minste twee op gelijke afstand van een centrale as, parallel aan deze as gelegen afvoerkanalen en een toevoerkanaal en een rondom de as roteerbaar verdelerorgaan met een langs de as gelegen toevoeruiteinde en een op radiale afstand 15 daarvan gelegen afgifteleiding. Door rotatie van het verdelerorgaan kan de afgifteleiding selectief in fluïdumverbinding kan worden gebracht met de respectieve afvoerkanalen. Het verdelerorgaan omvat een U-vormig verbindingskanaal dat met het toevoeruiteinde roteerbaar in het verlengde van het toevoerkanaal is geplaatst en met het afVoeruiteinde in fluïdumverbinding met de respectieve afvoerkanalen kan worden 20 geplaatst. Door toepassing van de rondgaande beweging van de verdeler is de benodigde tijd om de afgifteleiding te verplaatsen naar de diverse opvangreservoirs gelijk, zodat met een eenvoudige regeling van de rotatieaandrijving kan worden volstaan.

Fig. 6a en 6b tonen de werking van een drankbereidingsinrichting 40 met een tweetal 25 opvangreservoirs 41,42 en een beweegbare afgifteleiding 43. Het reservoir 42 mondt via een uitstroomleiding 44 uit in een menginrichting 46. Een restrictie 45 in de uitstroomleiding 44 stemt de vloeistofstroom door de leiding af op de door de afgifteleiding 43 binnen een afgifteperiode toegevoerde hoeveelheid vloeistof, en zorgt er voor dat het reservoir 42 niet leeg raakt en dat de vloeistofafgifte door de leiding 44 30 continu is. Dit resulteert in een optimale menging met een poeder waaruit drank wordt bereid in de menginrichting 46, en afgegeven aan de houder 50 via uitlaat 48.

8

Vanuit het opvangreservoir 41 wordt vloeistof via de uitstroomleiding 47 direct toegevoerd aan een houder 50, ook op het moment voorafgaand aan toevoer van in de menginrichting 46 bereide drank. Zoals getoond in fïg. 6b wordt na een bepaalde bereidingstijd, waarin complete menging plaats vindt, de drank uit de menginrichting 5 afgegeven. Nadat deze bewerking is voltooid, wordt het opvangreservoir 41 geleegd om een zodanige hoeveelheid vloeistof af te geven dat de geconcentreerde drank die vanuit de menginrichting 46 is afgegeven, voldoende is verdund en geschikt is voor consumptie.

10 Door een gebruiker via de besturingseenheid 30 een gewenste sterkte te laten invoeren, wordt de verblijftijd van de afgifteleiding 43 boven het vloeistoffeservoir 41 ingesteld, en wordt de totale hoeveelheid verdunnende vloeistof die uit reservoir 41 wordt afgegeven geregeld. Doordat een relatief geringe hoeveelheid geconcentreerde vloeistof wordt afgegeven via de menginrichting 46, en door tegelijkertijd verdunnende vloeistof 15 direct vanuit het reservoir 41 aan de houder 50 toe te voeren kan bij een geringe capaciteit van de menginrichting 46 zonder verhogen van de wachttijd een relatief grote hoeveelheid drank worden bereid. Op deze wijze is het mogelijk om een bestaande drankbereidingsinrichting met een menginrichting met een relatieve kleine capaciteit aan te passen, zodat de capaciteit van de bereidingsinrichting toeneemt.

20

Claims

1. Drankbereidingsinrichting (1, 40) voorzien van een voorraadhouder (2) voor 5 vloeistof, een met de voorraadhouder verbonden afgifteleiding (4, 43), ten minste twee drankafgifte stations (6, 7, 9) met ieder een opvangreservoir (11, 12, 18, 41, 42), welke opvangreservoirs ten opzichte van de afgifteleiding beweegbaar zijn, een aandrijfinrichting (5, 21, 22) die aangrijpt op de afgifteleiding en/of op de opvangreservoirs voor het verplaatsen de afgifteleiding ten opzichte van de 10 opvangreservoirs om de opvangreservoirs selectief in vloeistofVerbinding met de afgifteleiding te brengen en een besturingseenheid (30) voor het besturen van de aandrijfinrichting, met het kenmerk, dat door de besturingseenheid binnen een afgifteperiode Td, voor afgifte van een voorafbepaalde hoeveelheid vloeistof aan ieder opvangreservoir (11, 12, 18, 41, 42), de afgifteleiding (4, 43) met een eerste 15 opvangreservoir (11, 12, 18, 41, 42) in vloeistofverbinding wordt gebracht, vervolgens met een tweede opvangreservoir (11, 12, 18, 41, 42) en daarna weer met het eerste reservoir (11, 12, 18,41,42).

2. Drankbereidingsinrichting (1, 40) volgens conclusie 1, waarbij ten minste een 20 opvangreservoir (11, 12, 18, 41, 42) is voorzien van een uitstroomleiding (13, 14, 19, 44, 45), met een zodanige diameter dat in een periode Ti tussen twee opeenvolgende vulstanden voor dat reservoir het reservoir niet leeg raakt.

3. Drankbereidingsinrichting (1, 40) volgens een der voorgaande conclusies waarbij 25 tussen de voorraadhouder (2) en de afgifteleiding (4, 43) een afsluitorgaan (3) is opgenomen dat door de besturingseenheid (30) wordt bestuurd en wordt gesloten wanneer een relatieve verplaatsing plaats vindt tussen de afgifteleiding (4, 43) en de opvangreservoirs.

4. Drankbereidingsinrichting (1, 40) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een pomp (3) is opgenomen tussen de voorraadhouder (2) en de afgifteleiding (4, 43) welke is verbonden met de besturingseenheid (30), waarbij aan de besturingseenheid een input kan worden toegevoerd is die indicatief is voor een hoeveelheid af te geven vloeistof, waarna de pomp (3) door de besturingseenheid wordt geactiveerd om een bij de input passende hoeveelheid vloeistof af te geven aan de opvangreservoirs (11, 12, 18,41,42).

5. Drankbereidingsinrichting (1, 40) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 5 een eerste opvangreservoir (42) met een uitstroomleiding (44) uitmondt in een menginrichting (46) voor het mengen van grondstof voor het vormen van een drank met de vloeistof, welke menginrichting met een uitslaat (48) uitkomt in een afgiftegebied (50), waarbij het tweede opvangreservoir (41) met zijn uitstroomleiding (47) uitmondt in het afgiftegebied (50).

6. Drankbereidingsinrichting (1, 40) volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afgifteleiding (4, 43) door de aandrijfïnrichting wordt bewogen ten opzichte van stationaire opvangreservoirs (11, 12, 18, 41, 42). 15 20 25 30