NL2002669A - Beursstandwand. - Google Patents

Description

Beursstandwand

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een beursstandwand volgens het inleidend gedeelte van conclusie 1.

Een dergelijke beursstandwand is bekend uit DE 20121147. Daarin is een beursstandsysteem uit uitneembare wandelementen in de vorm van telkens twee verticale buisvormige steunen en meerdere horizontale buisvormige lijsten getoond, die middels koppelingsinrichtingen aan elkaar vast te maken zijn. De lijsten worden door uitlopers en een diagonaal verlopend spantouw aan een vakwerkligger vastgemaakt. Tussen de lijsten opgespannen vlakken, zoals bijvoorbeeld weefsels of foliën, vormen dan samen met de steunen en raamwerken een wandelement.

DE 29900624 UI stelt een beursstandsysteem met met betrekking tot buiging elastische platen voor, die door een deze omvattende, opgespannen stofbaan gebogen worden.

DE 19615447A1 toont een wandsysteem voor beursstands uit wandplaten en een staanderconstructie met steunen ter bevestiging van de wandplaten ter vorming van verplaatsbare hollewandmodules, waarbij de hollewandmodule aan de in hoofdzaak verticaal verlopende stootplaatsen met plaatelementen, die via losneembare verbindingselementen en haakelementen met elkaar verbonden zijn.

DE 362061 9C2 toont een bouwpakket voor beursstands met een aantal vakwerkstangen en speciaal gevormde verbindingselementen.

Beursstands zijn in het algemeen modulair opgebouwd, waarbij de afzonderlijke modules zo eenvoudig mogelijk in elkaar te zetten en te demonteren moeten zijn. Verdere eisen zijn een zo gering mogelijk gewicht voor het transport, toereikende sterkte, een goed uiterlijk en hoge flexibiliteit ten aanzien van de groepering van de afzonderlijk modules, om zich aan de betreffend ruimtelijke omstandigheden op de beurslocatie aan te kunnen passen.

Doel van deze uitvinding is daarom de beursstandwand van de bovengenoemde soort zodanig te verbeteren, dat de bovengenoemde eisen vervuld en ten opzichte van de stand van de techniek verbeterd worden. In het bijzonder moet de beursstandwand eenvoudig op te bouwen en te demonteren zijn, in de gedemonteerde toestand een gering volume en gering gewicht hebben, en een zodanig uiterlijk hebben, dat de afzonderlijke constructie-elementen zoveel mogelijk onzichtbaar zijn. Aanvullend moet de beursstandwand ook nog beschikken over bijzondere optische effecten.

Dit doel wordt door middel van de in conclusie 1 aangegeven kenmerken bereikt. Voordelige uitvoeringsvormen en verdere ontwikkelingen van de uitvinding zijn uit de onderconclusies af te leiden.

De beursstandwand volgens de uitvinding heeft een ifamegestel uit profielelementen, die een holle ruimte omvatten. Bij een kubusvormig ifamegestel heeft men zodoende vier verticale profielelementen, die aan hun boven- en onderuiteinden telkens door vier horizontale profielelementen verbonden zijn. De uiteinden van de profielelementen zijn via een verstek met elkaar verbonden. De profielelementen hebben een driehoekvormige dwarsdoorsnede, waarbij aan een hoek van het driehoek vormige dwarsdoorsnedeprofiel voorzien is in tenminste een groef en bij voorkeur in twee groeven, in welke een eindverdikking van een stofbaan opgenomen is. Bij voorkeur is de groef of zijn de groeven naar buiten toe wigvormig spits toelopend, zodat de eindverdikkingen van de bijbehorende stofbanen daar goed vastgehouden worden. De eindverdikkingen van de stofbanen kunnen bijvoorbeeld door een elastiek gevormd worden, dat rondom de stofbaan loopt en met de stofbaan verbonden is, bijvoorbeeld door innaaien.

De door het ifamegestel opgespannen verticale vlakken worden door de genoemde stofbanen gesloten. De horizontale vlakken, dus de bodem en het dak van de holle ruimte, kunnen open zijn. Al naar gelang de hoogte van de beursstandwand kan echter ook tenminste het bovenste vlak door een bijbehorende stofbaan gesloten zijn.

De profielelementen met driehoekvormige dwarsdoorsnede zijn zo gegroepeerd dat de punt van de driehoek, aan welke de tenminste ene groef aangebracht is, een rand van het framegestel vormt en zo, dat zijvlakken van de profielelementen onder een scherpe hoek ten opzichte van de stofbaan staan. Zodoende ligt de stofbaan niet op de zijvlakken van de profielelementen en wordt deze slechts via de groef in de punt van het driehoekige profiel element vastgehouden.

In de door het framegestel en de stofbanen gevormde holle ruimte zijn meerdere langwerpige lichtgevende voorwerpen aangebracht, die het inwendige van de beursstandwand zo gelijkmatig mogelijk, en zonder schaduw te werpen, verlichten. Bij voorkeur zijn de lichtelementen verticaal en parallel aan elkaar aangebracht. Bij voorkeur worden dimbare TL-buizen gebruikt.

Opdat ook aan de smallere voorkant van de beursstandwand geen schaduw door naburige lichtelementen veroorzaakt wordt, wordt er volgens een uitvoeringsvorm van de uivinding in voorzien, dat tussen het bij de desbetreffende wand meest dichtbij gelegen lichtelement en de verder naar binnen liggende lichtelementen een verstrooiingsplaat aangebracht is, die het door de verder naar binnen liggende lichtelementen uitgestraalde licht verstrooit. Men kan hier bijvoorbeeld een matte, melkglasruitachtige kunststofplaat voor gebruiken.

De profielelementen hebben aan twee zijwanden onderwaarts gesneden groeven, in welke verbindingselementen geplaatst kunnen worden, om het raamwerk te stabiliseren.

In het navolgende wordt de uitvinding aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld in samenhang met de figuur uitvoeriger toegelicht.

Figuur 1 toont een perspectivisch, schematisch aanzicht van het bij de uitvinding gebruikte framegestel uit profielelementen (zonder verlichtings-middelen en stofbanen, alsmede zonder bevestigingsmiddelen).

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede van het bij de uitvinding gebruikte profielelement volgens de lijn II-II van fig. 1.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een beursstandwand volgens de uitvinding met horizontaal snijvlak.

Figuren 4 en 5 tonen dwarsdoorsneden van het bodemraam van de beursstandwand volgens de uitvinding met verticaal snijvlak in twee varianten.

De beursstandwand wordt door een in fig. 1 getoond framegestel 1 uit profielelementen 2 tot 13 opgebouwd, die een kubusvormige holle ruimte 14 omvatten. De profielelementen 2 tot 5 zijn verticaal aangebracht. De profielelementen 6 tot 9 zijn horizontaal aangebracht en vormen een rechthoekig bodemframe. Op overeenkomende wijze zijn de profielelementen 10 tot 13 horizontaal aangebracht en vormen een dakframe.

Een door de profielelementen 2, 10, 4 en 6 begrensd vlak wordt als voorzijde 15 aangeduid. Een door de profielelementen 3, 12, 5 en 8 begrensd vlak wordt als achterzijde 16 aangeduid. Een door de profielelementen 2, 11, 3 en 7 begrensd vlak wordt als linker kopzijde 17 aangeduid en een door de profielelementen 4, 13, 5 en 9 begrensd vlak wordt als rechter kopzijde 18 aangeduid. De genoemde zijden 15, 16, 17 en 18 zijn met een stof bespannen, die zich telkens over de gezamenlijk begrensde vlakken uitstrekt en zo de zichtbare profielelementen afdekt.

Het door de profielelementen 6, 7, 8 en 9 gevormde bodemframe verheft zich normaliter van dc vloer. Dc profielelementen 6, 7, 8 en 9 zijn normaliter zo lang gekozen, dat het oppervlak van het bodemframe zo groot is, dat de overeenkomende beursstandwand 1 stabiel staat. Het is echter ook mogelijk, de profielelementen 6, 7, 8 en 9 of tenminste enkele hiervan aan de vloer te verankeren, bijvoorbeeld vast te schroeven.

Gewoonlijk zijn de profielelementen 2, 3, 4 en 5 zo lang, dat de hoogte van de beursstandwand aanmerkelijk groter is dan een mens, zodat het door het bovenste frame gevormde vlak open kan zijn. Dit is ook daarom wenselijk, omdat van de nog nader te noemen lichtmiddelen uitgestraalde warmte naar boven door convectie kan afVloeien.

Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede van een profielelement. Op deze plaats dient erop gewezen te worden, dat alle profielelementen 2 tot 13 van fig. 1 een identieke dwarsdoorsnede hebben. De profielelementen bestaan bij voorkeur uit aluminium. Zoals uit fig. 2 te zien is, heeft het daar getoonde profielelement drie zijwanden 19, 20 en 21, die ongeveer in de vorm van een driehoek tegen elkaar staan. Het kan zowel om een gelijkbenige als een gelijkzijdige driehoek gaan. De beide zijwanden 20 en 21 lopen aan een rand 22 spits op elkaar toe, zonder aan hun uiteinden met elkaar verbonden te zijn. Beter gezegd zijn ze net voor hun uiteinden door een dwarswand 23 met elkaar verbonden, uit wiens midden een langswand 24 uitsteekt, die in de richting van een bissectrice van de beide zijwanden 20 en 21 gericht is. Zo worden twee groeven 25 en 26 gevormd, die naar buiten toe, dus in de richting van de rand 22, smaller worden. In deze groeven 25 en 26 zijn eindverdikkingen 27 en 28 van stofbanen 29 en 30 opgenomen en door middel van de versmallingen van de groeven 25 en 26 vormpassend vastgehouden. De eindverdikkingen 25 en 26 zijn bijvoorbeeld elastieken banden met bijvoorbeeld een cirkelvormige dwarsdoorsnede, aan welke de stofbanen 29 respectievelijk 30 bevestigd zijn, bijvoorbeeld door aannaaien.

Het profielelement van fig. 2 is tegenover de stofbanen 29 en 30, die in een rechte hoek ten opzichte van elkaar staan, zo aangebracht, dat een symmetrieas 31 van het profielelement de bissectrice tussen de stofbanen 29 en 30 vormt. Zo verlopen de stofbanen 29 en 30 onder een scherpe hoek α tot de telkens aangrenzende zijwanden 20 en 21 van het profielelement 2 en raken de zijwanden 20 en 21 alleen aan zijvlakken 31 en 32. Deze zijvlakken 31 en 32 zijn bij voorkeur afgerond.

De profielelementen hebben in tenminste twee van hun zijwanden 21 en 22 ondersneden groeven 32 en 33, die zich langs de gezamenlijke profielelementen uitstrekken. In deze groeven 32, 33 kunnen bevestigingselementen geplaatst worden. Naar keuze kan ook de derde wand 19 van het profielelement een dergelijke ondersneden groef 34 hebben.

De horizontale profielen 6, 7, 8 en 9 op de bodem en de profielen 10, 11, 12 en 13 op het dak kunnen zo georiënteerd zijn, dat er een zijwand parallel aan de bodem loopt, waardoor bij het bodcmframe (6, 7, 8, 9) het draagvlak vergroot wordt en toch tussen de stofbaan en de meest nabijgelegen zijwand van het profïelelement een hoek voorhanden is. Over de aan de bodem liggende ondersneden groef van de overeenkomende zijwand kan het profïelelement ook aan de bodem verankerd worden.

Alternatief is het echter ook mogelijk de horizontale profielelementen 6 tot 13 zo te oriënteren, dat de naar de bodem respectievelijk het dak wijzende zijwand van het profïelelement een scherpe hoek ten opzichte van de bodem inneemt.

De verbinding van de profielelementen aan hun aan elkaar grenzende uiteinden kan door overeenkomend gevormde knoopplaten gebeuren, die aan de profielelementen geschroefd worden. Ook kunnen overeenkomend gevormde verbindingselementen in de ondersneden groeven geplaatst worden en dan met schroeven vastgezet worden. Deze verbindingselementen kunnen van de desbetreffende zijkant in de ondersneden groeven geschoven worden.

Ter verhoging van de stabiliteit van het framegestel kunnen ook zich diagonaal uitstrekkende spandraden (niet getoond) gebruikt worden, die met haken in de naar achteren gesneden groeven geplaatst worden.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht in doorsnede op de beursstandwand volgens de uitvinding. Men ziet de vier verticale profielelementen 2, 3, 4 en 5 gesneden en de op dc bodem liggende horizontale profielelementen 6, 7, 8 cn 9 alsmede dc stofbanen 29 en 29’ aan de voor- en achterkant alsmede de stofbanen 30 en 30’ aan de smallere kopzijden. In de holle ruimte 14 zijn meerdere lichtelementen 36 aangebracht, die bij voorkeur langwerpige, verticaal en parallel ten opzichte van elkaar geplaatste TL-buizen zijn, die de binnenkant van de stofbanen 29, 29’, 30, 30’ gelijkmatig en schaduwvrij belichten. De stofbanen zijn gemaakt uit een gedeeltelijk lichtdoorlatend weefsel, dat naar buiten toe het licht diffuus verstrooit. Door de genoemde hoek α tussen de stofbanen en de zijwanden van de profielelementen reikt het licht ook tot in het overlappingsgebied tussen de profielelementen en de stofbanen, zodat van buitenaf gezien het totaaloppervlak van de stofbaan gelijkmatig helder verlicht is.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn alle lichtelementen 36 in een rij aangebracht. Opdat het telkens laatste lichtelement 36a en 36b, dat het meest dichtbij de stofbanen 7 en 9 ligt, geen schaduw werpt, is tussen het telkens laatste lichtelement 36a respectievelijk 36b en de verder naar binnen gelegen lichtelementen 36 steeds een verstrooiingsplaat 37a respectievelijk 37b aangebracht, die zich over de verticale lengte van de lichtelementen uitstrekt en het door de verder naar binnen gelegen lichtelementen uitgestraalde licht diffuus verstrooit.

Bij gebruik van TL-buizen worden deze aan verticale draagelementen 38 vastgehouden, langs welke ook kabels voor de stroomvoorziening lopen, waarbij deze draagelementen 38 voor de genoemde schaduwvorming verantwoordelijk zijn.

Ter stabilisering van het framegestel zijn de profielelementen aan de bodem en aan het dak door verbindingselementen 38 met elkaar verbonden en wel de langere parallelle profielelementen 6 en 8 alsmede op analoge wijze de in fig. 3 niet zichtbare profielelementen 39, waarbij deze verbindingselementen met haakvormige uitsteeksels in de ondersneden groeven zijn geplaatst en tegelijkertijd als drager voor de houderelementen 38 voor het vasthouden van de lichtelementen 36 dienen, wat gedetailleerder in samenhang met fig. 4 toegelicht zal worden.

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede door twee profielelementen 6 en 8 in overeenstemming met de lijn IV-IV van fig. 1. De profielelementen 6 en 8 zijn daarbij zo gekanteld, dat hun zijwanden tegenover dc bodem (niet getoond) onder ccn hoek staan. De verbindingselementen 39 zijn hier uit twee langwerpige elementen 39a en 39b gevormd, die telkens aan hun vrije uiteinden met een haak 40 respectievelijk 41, in de bijbehorende ondersneden groef 33 van het desbetreffende profielelement 8 en 9 gezet zijn. Ter instelling van de lengte van de verbindingselementen heeft een van de elementen 39a een langwerpig gat 42 en het andere twee doorgangsboringen voor schroeven 43, via welke de beide elementen 39a en 39b aan elkaar bevestigd worden en de afstand van de profielelementen 6 en 8 tot elkaar ingesteld wordt. Aan het element 39a is ook de drager 38 voor het verlichtingsmiddel 36 aangebracht, bijvoorbeeld door een schroef 44, waarbij aan de drager ook een lamp houder 45 voor een TL-buis 36 aangebracht is.

Uiteraard kunnen er ook andere lichtmiddelen gebruikt worden, zoals bijvoorbeeld LED’s.

Aan de bovenste profielelementen 10 en 12 van fig. 1 zijn op analoge wijze overeenkomende verbindingselementen 39 aangebracht, waarbij de dragers 38 zich over de totale hoogte van het framegestel uitstrekken.

Omdat de verbindingselementen 39 een zekere breedte hebben, levert dit voor enkele gebruikssituaties reeds een uitstekende stabiliteit voor het bodem- en dakframe op, zodat diagonale verstevigingen niet noodzakelijk vereist zijn. Uiteraard zouden deze ook mogelijk zijn.

Het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 5 onderscheidt zich van dat in fïg. 4 daardoor, dat de profielelementen 6 en 8 zo aangebracht zijn, dat een van hun zijwanden planparallel aan de bodem ligt. Voor dit geval hebben de profielelementen 6 en 8 in de derde zijwand 19 eveneens een achterwaarts gesneden groef 35, die gedetailleerder in fig. 2 getoond is.

Samenvattend verschaft de uitvinding een beursstandwand met een framegestel 1 uit profielelementen 2-13, die een holle ruimte 14 omvatten. De profielelementen 2-13 hebben een driehoekvormige dwarsdoorsnede, dat wil zeggen: hun zijwanden 19, 20 en 21 vormen een driehoek. Aan een punt 22 van deze driehoek, dus tussen twee aan elkaar grenzende zijwanden 20, 21 is in tenminste een groef 25, 26 voorzien, in welke een eindverdikking 27, 28 van een stofbaan 29, 30 geplaatst is en daar vormpassend vastgehouden is. De eindverdikking 27, 28 bestaat in het bijzonder uit een elastieken band. In de holle ruimte 14 zijn langwerpige lichtelementen 36 geplaatst. De stofbanen 29, 30 lopen in het bereik van alle profielelementen 2-13 onder een hoek α ten opzichte van de desbetreffende zijwand 21,20 van het desbetreffende profielelement. Zo zijn de stofbanen 29, 30 over hun totaaloppervlak en ook in het bereik van de profielelementen van binnen belichtbaar.

Claims (9)

1. Beursstandwand met een framegestel (1) uit profielelementen (2-13), die een holle ruimte (14) omgrenzen, waarbij tenminste een buitenzijde van het framegestel (1) met een stofbaan (29, 30) bespannen is, met het kenmerk, dat de profielelementen (2-13) een driehoekvormige dwarsdoorsnede hebben, dat in het bereik van een punt (22) van de dwarsdoorsnede tenminste een groef (25, 26) gevormd is, in welke een eindverdikking (27,28) van de stofbaan (29, 30) geplaatst is, dat de profielelementen (2-13) zodanig aangebracht zijn, dat het naar de stofbaan (29, 30) toegekeerde zijvlak (20, 21) daarvan onder een scherpe hoek (a) tot de stofbaan (29, 30) staat, en dat in de holle ruimte (14) langwerpige lichtmiddelen (36) aangebracht zijn.

2. Beursstandwand volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan de punt (22) van de dwarsdoorsnede van de profielelementen (2-13) twee groeven (25,26) aangebracht zijn, die naar buiten toe versmallen.

3. Beursstandwand volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de profielelementen (2-13) in tenminste een zijwand (19, 20, 21) van een ondersneden groef (34, 35, 36) zijn voorzien, ter opname van haken (40, 41) van verbindingselementen (39) of van knoopplaten.

4. Beursstandwand volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat profielelementen (6, 7, 8, 9) aan de bodemzijde zo aangebracht zijn, dat een van hun zijvlakken (20) parallel aan de bodem georiënteerd is.

5. Beursstandwand volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat telkens twee parallel aan elkaar lopende profielelementen (6, 8 en 10, 12) aan het bodem- en aan het dakgebied van het raamwerk (14) door verbindingselementen (39) met elkaar verbonden zijn.

6. Beursstandwand volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de houders (38) voor de lichtelementen (36) aan bijbehorende verbindingselementen (39) aan het bodemgebied en aan het dakgebied bevestigd zijn.

7. Beursstandwand volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat aan elkaar grenzende profïelelementen (2, 6, 7; 2, 10, 11; 3, 7, 8; 3, 11, 12; 4, 10, 13; 5, 12,13; 4, 6, 9; 5, 8, 9) telkens via een verstek met elkaar verbonden zijn.

8. Beursstandwand volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat aan elkaar grenzende profïelelementen (2-13) via knoopplaten aan elkaar bevestigd zijn.

9. Beursstandwand volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de helderheid van de lichtmiddelen (26) instelbaar (dimbaar) is.