NL2001673C2 - Transporttafel en werkwijze voor het gebruik daarvan. - Google Patents

Description

P84396NL00

Titel: Transporttafel en werkwijze voor het gebruik daarvan

De onderhavige openbaring betreft een transporttafel voor bet met behulp van een transportband transporteren van een voorwerp, welke transporttafel onder meer kan worden toegepast in een zeefdrukinrichting voor bet transporteren van substraten.

5 Zeefdrukken, ook wel serigrafie genoemd, is een druktechniek die behalve voor bijvoorbeeld textieldecoratie ook industrieel wordt toegepast ter vervaardiging van printplaten en zonnecellen. Het drukprocédé behelst . het met behulp van een rakel over een plaatselijk doorlaatbaar zeefdruksjabloon uitsmeren van drukinkt, dikwijls in de vorm van een 10 pasteuze vloeistof of pasta. Conceptueel is de zeefdruksjabloon een gaas, d.w.z. een weefsel met mazen, waarvan sommige mazen zijn dichtgemaakt om tijdens het drukproces drukinkt tegen te houden. Daar waar de drukinkt dóór de open mazen van de sjabloon gedrukt wordt en het onder de sjabloon aanwezige substraat bereikt, vindt afbeelding van het in de sjabloon 15 vervatte beeld op het substraat plaats.

In industriële omgevingen waar een hoge doorvoercapaciteit van belang is wordt ten behoeve van de semicontinue toe- en afvoer van substraten aan/van een zeefdrukstation vaak een transportband gebruikt. De transportband grijpt aan op een zijde van het substraat die niet wordt 20 bedrukt, en kan het substraat zodoende na bedrukking gemakkelijk afvoeren. Een complicerende factor hierbij is dat een deel van de transportband waarop het substraat tijdens het bedrukken rust bij herhaaldelijk gebruik vatbaar is voor beschadiging, en vervuild kan raken door onbedoeld daarop gedeponeerde drukinkt. Tevens bestaat, met name 25 wanneer fragiele substraten zoals dunne glasplaten of zonnecellen worden bedrukt, het gevaar dat een substraat tijdens het zeefdrukproces breekt. Na verwijdering van het gebroken substraat kunnen dan substraatsplinters en 2 drukinkt op de transportband achterblijven, welke het risico met zich brengen dat nadien te bedrukken substraten worden verontreinigd of beschadigd.

Teneinde steeds te voorzien in een intact en schoon 5 transportoppervlak kan een niet in zichzelf gesloten transportband worden gebruikt die enerzijds van een afwikkelrol wordt afgewikkeld en anderzijds door een opnamerol wordt opgenomen. Tussen de twee rollen bevindt zich dan een transportbanddeel waarop het substraat kan worden vervoerd en ' bedrukt. In een eenvoudige opzet roteren de afwikkel- en opnamerol elk in 10 één richting, zodat ook het zich tussen de afwikkel- en opnamerol bevindende deel van de transportband steeds in één richting beweegt. Een transportbanddeel wordt in een dergelijke opzet slechts eenmalig gebruikt voor het transporteren van een substraat, óók wanneer het tijdens gebruik niet beschadigd of vervuild raakt. Om het onnodige verbruik van 15 transportband dat hiervan het gevolg is te voorkomen kunnen de opname-en/of de afwikkelrol teruggedraaid worden indien wordt geconstateerd dat een gebruikt transportbanddeel geschikt is voor hergebruik. Zo openbaart US 2008/0034990-A1 bijvoorbeeld een printtafel waarvan de afwikkelrol kan worden teruggedraaid, terwijl de opnamerol slechts in het geval dat het 20 transportvlak vervuild of beschadigd blijkt transportband opneemt. Het veelvuldig afwikkelen en oprollen van eenzelfde transportbanddeel kan echter leiden tot beschadiging en het ontsporen (i.e. het van de rol aflopen) van de transportband. Dit komt met name doordat een eenmaal afgewikkeld transportbanddeel, wanneer het na gebruik opnieuw op de afwikkelrol 25 wordt opgenomen, niet altijd in precies de oorspronkelijke positie en vorm qp de afwikkelrol belandt.

De onderhavige openbaring beoogt daarom te voorzien in een transportsysteem dat hergebruik van ten minste een deel van een niet in zichzelf gesloten transportband als transportvlak mogelijk maakt zonder dit 30 deel herhaaldelijk op- en af te wikkelen.

3

Hiertoe wordt een transporttafel geopenbaard, omvattende een transportband; een afwikkelrol voor het daarvan afwikkelen van de transportband; een eerste keerelement; een tweede keerelement; een opnamerol voor het daarop opnemen van de afgewikkelde transportband; 5 een eerste frame waarmee het eerste en het tweede keerelement zijn verbonden; en een tweede frame waarmee de afwikkelrol en de opnamerol roteerbaar zijn verbonden, waarbij de afwikkelrol, de opnamerol en de keerelementen gezamenlijk zijn ingericht voor het zodanig opspannen van' dé transportband dat tussen het eerste en het tweede keerelement een 10 oppervlak van de transportband als transportvlak beschikbaar is, en waarbij het tweede frame in hoofdzaak parallel aan genoemd transportvlak ten opzichte van het eerste frame langs een pad beweegbaar is.

Een dergelijke transporttafel maakt het mogelijk een op enig moment als transportvlak dienst doend deel van de transportband op ten 15 minste twee manieren te bewegen.

In de eerste plaats kan het transportvlak worden verplaatst door de afwikkelrol en de opnamerol - bij wege van het tweede frame -gezamenlijk te bewegen ten opzichte van de met het eerste frame verbonden keerelementen. Het in een bepaalde richting langs het pad bewegen van het 20 tweede frame kan gepaard gaan met een aan die richting tegengesteld gerichte beweging van het transportvlak. Door het langs het pad heen en weer bewegen van het tweede frame kan het transportvlak dus eveneens heen en weer worden bewogen, waardoor hetzelfde transportbanddeel meerdere malen als transportvlak kan worden gebruikt voordat het ten 25 gevolge van beschadiging of vervuiling op de opnamerol wordt opgenomen. Het pad waarlangs het tweede frame zich beweegt wordt gekenmerkt doordat de lengte van de opgespannen transportband - i.e. de lengte van de transportband tussen de afwikkelrol en de opnamerol - daarlangs steeds constant is. Zolang het tweede frame dus langs het pad beweegt is niet 30 noodzakelijkerwijs sprake van rotatie van de afwikkel- en/of opnamerol.

4

In de tweede plaats kan het transportvlak worden bewogen door het enerzijds van de afwikkelrol afwikkelen van transportband, en het anderzijds op nemen van transportband rond de opnamerol. Bij deze wijze van verplaatsing van het transportvlak is de rotatie-toelatende ophanging 5 van de afwikkelrol en de opnamerol in het tweede frame van belang. De tweede wijze van transportvlakverplaatsing wordt bij voorkeur dan gebruikt wanneer het als transportvlak dienst doende deel van de transportband niet langer voor hergebruik geschikt is.

In een uitvoeringsvorm van de transporttafel is de afwikkelrol en/of 10 de opnamerol met behulp van remmiddelen beremd.

Het ten opzichte van eerste frame heen en weer bewegen van het tweede frame gaat gepaard met wrijving tussen de transportband en de keerelementen. Onder meer om te voorkomen dat deze wrijving onbedoeld rotatie van de afwikkelrol en/of de opnamerol teweegbrengt kunnen deze 15 rollen beremd zijn uitgevoerd.

In een andere uitvoeringsvorm omvat de transporttafel een aandrijfeenheid voor het, ten opzichte van het eerste frame, langs het pad heen en weer bewegen van het tweede frame.

Het langs het pad heen en weer bewegen van het tweede frame 20 geschiedt in een industriële omgeving bij voorkeur geautomatiseerd, zoals door middel van een aandrijfeenheid. De aandrijfeenheid kan aangrijpen op het tweede frame, en wanneer het eerste frame ten opzichte van de vaste wereld is gefixeerd, het tweede frame ten opzichte van het eerste frame bewegen.

25 In een nadere uitwerking van de transporttafel is het tweede frame van de transporttafel voorzien van een eerste aangrijpelement, en is de aandrijfeenheid voorzien van een tweede aangrijpelement dat is ingericht voor ontkoppelbare koppeling met het eerste aangrijpelement.

Het kan voordelig zijn om de aandrijfeenheid niet vast maar 30 ontkoppelbaar met de transporttafel te verbinden. Hierdoor is het in het 5 bijzonder mogelijk een enkele aandrijfeenheid te combineren met meerdere combinaties van eerste en tweede frames, waarvan de tweede frames bijvoorbeeld alternerend of in successie koppelen met de aandrijfeenheid. Be facto kunnen zo dus meerdere transporttafels gebruik maken van een 5 gemeenschappelijke aandrijfeenheid.

De eerste en tweede frames van twee of meer transporttafels kunnen bijvoorbeeld worden verbonden met een ten opzichte van een gemeenschappelijke aandrijfeenheid beweegbaar platform, zoals een lineair verplaatsbare of roteerbare indextafel. Een dergelijke indextafel kan zijn 10 ingericht voor het langs een aantal stations bewegen van de eerste en tweede frames van de transporttafels, waarbij dan althans één station is voorzien van een gemeenschappelijke aandrijfeenheid waarmee een tweede frame van één van de transporttafels koppelt wanneer het door de indextafel in het station gemanoeuvreerd wordt.

15 In een uitvoeringsvorm van de transporttafel zijn de afwikkelrol en de opnamerol zodanig met het tweede frame verbonden dat de afstand tussen het transportvlak en een zich op maximale afstand van het transportvlak bevindend punt op de buitenomtrek van de opnamerol steeds groter is dan de afstand tussen het transportvlak en een zich op maximale 20 afstand van het transportvlak bevindend punt op de buitenomtrek van de afwikkelrol.

In een andere uitvoeringsvorm van de transporttafel zijn de afwikkelrol en de opnamerol zodanig met het tweede frame verbonden dat de afstand van een zich op maximale afstand van het transportvlak 25 bevindend punt op de buitenomtrek van de opnamerol steeds kleiner is dan de afstand van een zich op maximale afstand van het transportvlak bevindend punt van de buitenomtrek van de afwikkelrol.

Teneinde een eenvoudige vervanging van het transportvlak van de transportband mogelijk te maken kunnen de afwikkelrol en de opnamerol zo 30 met het tweede frame zijn verbonden, dat althans één van beide rollen 6 tijdens een verplaatsing van het tweede frame op een buitenomtrek aan grijpbaar is door een zich in hoofdzaak parallel aan het transportvlak uitstrekkend element. Met de buitenomtrek van de rol wordt hier de door de op de rol gewikkelde transportband bepaalde buitenafmeting van de rol 5 bedoeld. Dit kan worden gerealiseerd door de rollen op onderling verschillende (loodrecht)afstanden van het transportvlak te plaatsen.

In het geval dat het transportvlak zich horizontaal uitstrekt, en de aiwikkelrol en de opnamerol zich beneden het transportvlak bevinden, kan bijvoorbeeld één van beide rollen lager worden bevestigd dan de andere rol. 10 Omdat in een dergelijke configuratie aandrijving van een rol van onderaf eenvoudiger is dan aandrijving van bovenaf (boven de rollen strekt zich immers de transportband uit), terwijl bij voorkeur de opnamerol wordt aangedreven om vervuiling van de aiwikkelrol te voorkomen, is in een voordelige uitvoeringsvorm van de transporttafel de opnamerol lager 15 geplaatst dan de aiwikkelrol, zodat de opnamerol op zijn buitenomtrek aangrijpbaar is voor een zich horizontaal uitstrekkend element. Wanneer, in een alternatieve uitvoeringsvorm, de aiwikkelrol de lager geplaatste rol is dient rekening te worden gehouden met het feit dat de buitendiameters van de aiwikkelrol en de opnamerol variabel zijn. Immers, wanneer de 20 transporttafel in bedrijf is wordt de buitendiameter van de afwikkelrol kleiner naarmate meer transportband wordt afgewikkeld, terwijl de buitendiameter van de opnamerol juist groter wordt door opname van transportband. De afwikkelrol dient dus zodanig veel lager te worden bevestigd dan de opnamerol, dat het laagste punt op een buitenomtrek van 25 de afwikkelrol zich steeds - d.w.z. onafhankelijk van de in bedrijf optredende veranderingen in buitendiameters van de twee rollen - lager blijft bevinden dan het laagste punt op een buitenomtrek van de opnamerol.

In een nadere uitwerking van de transporttafel omvat de aandrijfeenheid voorts een zich langs het pad waarlangs het tweede frame 30 beweegbaar is uitstrekkende eerste rail, welke eerste rail in een zich in 7 hoofdzaak loodrecht op genoemd meetkundig vlak uitstrekkende richting heen en weer beweegbaar is tussen een eerste positie en een tweede positie, waarbij de eerste rail in de eerste positie wel en in de tweede positie geen rolcontact maakt met de afwikkelrol of de opnamerol wanneer het tweede 5 frame wordt bewogen.

Om het deel van dë transportband dat dienst doet als transportvlak te vervangen kan enerzijds transportband van de afwikkelrol worden afgewikkeld, en anderzijds transportband rond de opnamerol worden opgenomen. Beide rollen kunnen hiertoe rotatie ondergaan. De hoek 10 waarover een rol dient te worden gedraaid om een stuk transportband met een lengte van althans bij benadering de lengte van het transportvlak af te wikkelen of op te nemen is echter afhankelijk van de variabele buitendiameter van de betreffende rol. Natuurlijk kan deze buitendiameter worden gemonitoord, en kan een aandrijforgaan dat met de rol is verbonden 15 op basis van de actuele buitendiameter worden aangestuurd om de rol te roteren, maar dit is betrekkelijk bewerkelijk. Het is eenvoudiger om een rol op zijn buitenomtrek aan te grijpen wanneer deze met het tweede frame langs het pad wordt verplaatst. Dit kan bijvoorbeeld door een rail tegen de rol te drukken, en wel zo dat voldoende wrijving ontstaat tussen de rol en de 20 rail om de rol te doen roteren wanneer deze langs de rail wordt bewogen. Wanneer het tweede frame dan over een afstand ter grootte van de lengte van het transportvlak langs het pad wordt bewogen, roteert de rol langs zijn buitenomtrek over een afstand die met deze afstand correspondeert.' Bijgevolg wordt zo een stuk transportband met een lengte van het 25 transportvlak afgewikkeld of opgenomen. Bij voorkeur wordt de buitenomtrek van de opnamerol, en niet de buitenomtrek van afwikkelrol, met de rail in contact gebracht teneinde vervuiling van de af te wikkelen transportband te voorkomen.

Om de transportband opgespannen te houden dient zowel de 30 afwikkelrol als de opnamerol te roteren. Hiertoe kan worden volstaan met 8 één enkele rail die aangrijpt op de buitenomtrek van één enkele rol. Wanneer bijvoorbeeld de opnamerol met behulp van de rail wordt gedraaid zal de afwikkelrol vanzelf volgen. Het is in dit geval verstandig om de afwikkelrol beremd uit te voeren teneinde de spanning in de transportband 5 te handhaven. Omgekeerd kan ook de afwikkelrol met behulp van de rail worden geroteerd, maar in dat geval zal de opnamerol mogelijk moeten worden bekrachtigd om door opname van transportband de spanning daarin te herstellen. Een ander nadeel bij deze uitvoeringsvorm is dat de nog te ' gebruiken transportband vervuild kan raken door het wrijvingscontact.

10 tussen de rail en de opnamerol.

Volgens een nadere uitwerking van de transporttafel omvat de aandrijfeenheid voorts een zich langs het pad waarlangs het tweede frame beweegbaar is uitstrekkende tweede rail, welke tweede rail in een zich in hoofdzaak loodrecht op genoemd meetkundig vlak uitstrekkende richting 15 heen en weer beweegbaar is tussen een eerste positie en een tweede positie, waarbij de tweede rail in de eerste positie wel en in de tweede positie geen mechanisch contact maakt met een met de afwikkelrol of de opnamerol geassocieerd remmiddel, zodat het remmiddel in de eerste positie van de tweede rail in hoofdzaak geen en in de tweede positie van de tweede rail 20 wel een remmende werking heefb op rotationele beweging van de betreffende rol.

Zoals hiervoor reeds opgemerkt kunnen de afwikkelrol en de opnamerol beremd worden uitgevoerd. Het voornaamste doel van de beremming is de spanning in de opgespannen transportband te waarborgen 25 en ongewenste rotatie van de rollen te voorkomen, onder meer tijdens beweging van het tweede frame ten opzichte van het eerste frame. Wanneer het transportvlak wordt vervangen is rotatie van de rollen echter wel gewenst. Om onnodige wrijving daarbij te voorkomen kan het voordelig zijn het remmiddel dat met de door middel van de eerste rail aangedreven rol is 30 geassocieerd uit te schakelen. Uitschakeling van het remmiddel vindt bij 9 voorkeur tegelijkertijd plaats met aandrijving van de betreffende rol door de eerste rail, en wel over de afstand waarover de betreffende rol wordt aangedreven. Hiertoe kan een tweede, zich eveneens langs het pad waarlangs het tweede frame wordt bewogen uitstrekkende rail worden 5 gebruikt, die in samenhang met de eerste rail wordt bestuurd. De tweede rail kan aangrijpen op een daartoe voorzien contactpunt van het remmiddel in kwestie. Het remmiddel zal veelal een op de (as van de) rol rustend remblok zijn, dat door de interactie met de tweede rail kan worden gelicht.

In een uitvoeringvorm van de transporttafel omvat deze een 10 besturingseenheid die is ingericht voor het besturen van de positie van ten minste één van het tweede aangrijpelement, de eerste rail en de tweede rail..

In een industriële omgeving heeft een automatisch werkende transporttafel de voorkeur. Hiertoe kan de transporttafel zijn voorzien van 15 een besturing voor het besturen van de aandrijfeenheid. De besturingseenheid kan zijn ingericht om, periodiek of op een incidentele aanwijzing daartoe, het tweede aangrijpelement te positioneren en daarmee de positie van een tweede frame van een transporttafel te bepalen, al dan niet in combinatie met het regelen van de positie van de rail.

20 In een andere uitvoeringsvorm van de transporttafel omvat deze eveneens een met de besturingseenheid verbonden sensor voor het inspecteren van een oppervlak van de transportband.

Met behulp van de sensor kan de besturingseenheid bepalen of het transportvlak van de transportband dusdanig beschadigd of vervuild is 25 geraakt dat het vervangen moet worden. De sensor kan een optische camera zijn, mogelijk in combinatie met beeldverwerkingsapparaat.

Geopenbaard wordt eveneens een werkwijze omvattende het verschaffen van een transporttafel of inrichting volgens één der voorgaande conclusies; het plaatsen van een substraat op het transportvlak; het 30 uitvoeren van een bewerking op het substraat; het afvoeren van het 10 substraat door het tweede frame ten opzichte van het eerste frame te bewegen langs het pad; en het periodiek of op incidentele aanwijzing daartoe vervangen van het transportvlak door directe aangrijping van de rail op de, op de opnamerol of afwikkelrol gewikkelde transportband terwijl 5 het tweede frame langs het pad wordt bewogen.

De hierboven genoemde en andere eigenschappen en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen hierna worden toegelicht aan de hand van enkele figuren: 10 Beknopte figuurbeschriiving

Fig. 1-2 tonen in perspectiefaanzicht schematisch een uitvoeringsvoorbeeld van een transporttafel volgens de onderhavige openbaring;

Fig. 3-4 tonen schematisch respectievelijk een voor- en een 15 zijaanzicht van de transporttafel van Fig. 1 en 2;

Fig. 5 toont een roteerbare indextafel waarop drie transporttafels zijn bevestigd, welke zijn ingericht voor samenwerking met een gemeenschappelijke aandrijfeenheid;

Fig. 6 toont schematisch hoe met een tweede frame verbonden 20 afwikkel- en opnamerollen ten opzichte van met een eerste frame verbonden keerelementen kunnen bewegen; en

Fig. 7 toont schematisch het gebruik van een extra paar keerelementen.

25 Overeenkomstige onderdelen zijn in de figuren voorzien van zelfde referentie nummers.

Uitgebreide figuurbeschriiving

Figuur 1 toont in perspectiefaanzicht schematisch een 30 uitvoeringsvoorbeeld van een transporttafel 10Ö. Dezelfde transporttafel 100 11 is volledigheidshalve en ten behoeve van de duidelijkheid in de Fig. 2-4 nogmaals weergegeven in verschillende aanzichten. Transporttafel 100 omvat een eerste frame 102, waarin twee keerelementen 104a, 104b zijn opgenomen. De keerelementen 104a, 104b zijn in Fig. 1 uitgevoerd als 5 roteerbaar met het eerste frame 102 verbonden keerrollen. Ook niet-roteerbaar gemonteerde en/of niet-cilindervormige keerelementen zijn echter bruikbaar, zij het dat zij wellicht meer wrijving met een te keren transportband 106 teweegbrengen dan noodzakelijk is.

Het eerste frame 102 is aan weerszijden voorzien van eenzelfde 10 schuifrailconstructie 110, door middel waarvan het eerste frame 102 is verbonden met een tweede frame 116. De weergegeven schuifrailconstructie 110 omvat een geleiderad 112 waarlangs een tweetal loopwagens 114a, 114b kan worden geleid. Deze loopwagens 114a, 114b dragen het tweede frame 116, zodat translatie van het tweede frame 116 ten opzichte van het eerste 15 frame 102 mogelijk is. Andere constructies dan de getoonde lineaire geleider 110 voor het beweegbaar ten opzichte van het eerste frame 102 opstellen van het tweede frame 116, zoals bijvoorbeeld een telescopische geleider, zijn eveneens bruikbaar en bekend uit de techniek.

Met het tweede frame 116 zijn een afwikkelrol 118 en een 20 opnamerol 120 verbonden. Vanaf de afwikkelrol 118 kan een transportband 106 worden afgewikkeld, welke zich via het eerste keerelement 104a en het tweede keerelement 104b uitstrekt naar de opnamerol 120. Tussen keerelementen 104a, 104b is een deel van de transportband 106 als transportvlak 108 beschikbaar. De transportband 106 kan zijn vervaardigd 25 uit papier, maar andere materialen, zoals afwasbare materialen die de transportband 106 als geheel geschikt maken voor meervoudig gebruik, kunnen ook worden gebruikt.

De afwikkelrol 118 en de opnamerol 120 kunnen met behulp van remmiddelen beremd zijn om steeds enige spanning in de transportband te 30 garanderen. Bij de remmiddelen valt te denken aan een opzettelijk stroeve 12 lagering van de rollen 118, 120, of bijvoorbeeld aan een op een buitenomtrek van een rol 118, 120 aangrijpend remblok. Het zijaanzicht van Fig. 4 toont ter illustratie van een mogelijke uitvoeringsvorm van de remmiddelen remblokken 403, 404 die aangrijpen op de buitenomtrek van de 5 cylindervormige as van respectievelijk rol 118 en 120. De remblokken 403, 404 grijpen dus niet aan op de rond de assen van de rollen gewikkelde transportband, maar op de assen zelf, zoals ook uit de figuur blijkt. Remblok 403 kan met behulp van een tussen het tweede frame 116 en het remblok ' 403 bevestigde en onder trekspanning staande veer 405 op de as van rol 118 10 worden gedrukt, terwijl remblok 404 bijvoorbeeld door zijn eigen gewicht of door een andere veer (niet getoond) met de as van opnamerol 120 in wrijvingscontact wordt gebracht.

In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm van de transporttafel 100 is een extra paar keerelementen 105a, 105b (niet zichtbaar in Fig. 1; zie 15 FIG. 7) met het tweede frame 116 verbonden voor het geleiden van de transportband 106. De extra keerelementen 105a, 105b zijn identiek aan de keerelementen 104a, 104b en eveneens roteerbaar gemonteerd. De locatie van de extra keerelementen is te zien in het zijaanzicht van Fig. 4, waar de bevestigingspunten van de keerelementen zijn aangeduid met 20 referentiecijfers 402a, 402b. De extra keerelementen 105a, 105b zijn als zodanig niet essentieel voor het functioneren van de transporttafel, maar dragen hier wel aan bij. Hun functie kan worden toegelicht aan de hand van Fig. 6 en Fig. 7.

Figuur 6 toont schematisch hoe een met een tweede frame 116 (niet 25 getoond in Fig. 6) verbonden afwikkelrol 118 en opnamerol 120 ten opzichte van met een eerste frame 102 (niet getoond in Fig. 6) verbonden keerelementen 104a, 104b kunnen bewegen. In de bovenste van de twee afbeeldingen bevindt het tweede frame 116 zich ongeveer halverwege het pad waarlangs het frame beweegbaar is. Dit pad kenmerkt zich doordat 30 verplaatsing van het tweede frame 116 ten opzichte van het eerste frame 13 102 mogelijk is zonder dat daarbij verlenging van bet opgespannen deel van transportband 106 plaatsvindt. Onder de lengte van bet opgespannen deel van de transportband 106 kan hier worden verstaan: de lengte van het transportbanddeel dat zich uitstrekt tussen de afwikkelrol 118 en de 5 opnamerol 120. Door de beperkte lengte van het opgespannen deel van de transportband 106 is ook de lengte van het pad beperkt. De lengte van het opgespannen deel van transportband 106 kan opgebouwd gedacht worden uit drie componenten: de constante lengte van het transportvlak 108, de ' lengte van het transportbanddeel tussen de afwikkelrol 118 en het eerste 10 keerelement 104a, aangeduid met p, en de lengte van het transportbanddeel tussen het tweede keerelement 104b en de opnamerol 120, aangeduid met q. De som van deze componenten is in beginsel constant. Het tweede frame 116 kan daarom slechts naar rechts bewegen voor zover de lengte p kan toenemen ten koste van lengte q. Bij een beweging naar links geldt het 15 omgekeerde. In de onderste afbeelding van Fig. 6 heeft het tweede frame zijn meest rechtse positie bereikt; q is daar gelijk aan nul. Nog verder naar rechts bewegen zou het toenemen van zowel p als q betekenen, en dus verlenging het van opgespannen deel van transportband 106.

In Fig. 6 is de werkelijke (variabele) buitendiameter van de 20 afwikkelrol 118 en de opnamerol 120 buiten beschouwing gelaten. In de praktijk is deze buitendiameter wel van belang. Bij voorkeur wordt een afwikkelrol 118 met een grote voorraad af te wikkelen transportband gemonteerd; een rol dus met een grote buitendiameter. Echter, rollen 118, 120 met een grotere buitendiameter dienen verder uit elkaar geplaatst te 25 worden om onderling contact te voorkomen. Hierdoor neemt de lengte van de variabele component van het opgespannen transportbanddeel (p+q) af, althans ten opzichte van de lengte van het transportvlak 108. Dit betekent dat een op het transportvlak 108 geplaatst substraat over een kleinere afstand kan worden bewogen. De wens een afwikkelrol 120 met een grote 30 buitendiameter te gebruiken is in een transporttafel 100 die gebruik maakt 14 van slechts twee keerelementen 104a, 104b, zoals weergegeven in Fig. 6, dus slecht verenigbaar met de mobiliteit van het transportvlak 108. Dit probleem kan worden opgelost door gebruik te maken van een extra paar keerelementen 105a, 105b, zoals schematisch weergegeven in Fig. 7.

5 Tezamen met de afwikkelrol 118 en de opnamerol 120 kunnen de keerelementen 105a, 105b worden verbonden met het tweede frame 116. De buitendiameter van de keerelementen 105a, 105b kan onafhankelijk gekozen worden. Een kleine buitendiameter heeft daarbij vanzelfsprekend" de voorkeur.

10 Opnieuw refererend aan Fig. 1 omvat de getoonde transporttafel 100 voorts een aandrijfeenheid 126. De aandrijfeenheid 126 is voorzien van een aandrijforgaan 130, in dit geval een elektromotor, die is ingericht voor het aandrijven van een tandriem 132. Met de tandriem is een tweede aangrijpelement 124 verbonden, dat op ontkoppelbare wijze aangrijpt op een 15 eerste aangrijpelement 122 dat is voorzien op het tweede frame 116. Het eerste aangrijpelement 122 is uitgevoerd als een nok die via een zijdelingse beweging kan worden opgenomen tussen de twee nokken van het tweede aangrijpelement 124. Desgewenst kunnen het eerste en tweede aangrijpelement 122, 124 worden omgewisseld, of worden vervangen door 20 alternatieve aangrijpelementen. Wanneer het eerste frame 102 ten opzichte van de vaste wereld is gefixeerd, bijvoorbeeld door plaatsing op een vaste indextafel, kan door aandrijving van de tandriem 132 het twëede aangrijpelement 124, en daarmee het tweede frame 116, langs de schuifrail 112 worden bewogen ten opzichte van het eerste frame 102.

25 In Fig. 2 is, beter dan in Fig. 1, zichtbaar dat de aandrijfeenheid 126 is voorzien van een tweetal, in verticale richting beweegbare rails 128a, 128b. Als rail kan in principe elk langwerpig element dienst doen dat langs het pad van het tweede frame 116 kan worden aangebracht. Rails 128a en 128b hebben te onderscheiden functies. Rail 128a kan, zoals hiervoor reeds 30 uiteengezet, in een eerste positie worden gebracht om contact te maken met 15 de buitenomtrek van opnamerol 120. Wordt in die situatie het tweede frame 116 verplaatst, dan zal de opnamerol 120 rolcontact maken met het bij voorkeur stroef uitgevoerde contactoppervlak van rail 128a, en roteren. Hierbij wordt dan transportband 106 op de opnamerol 120 opgenomen, 5 terwijl door de spanning in het transportmedium transportband 106 van de afwikkelrol 118 wordt afgewikkeld. Een en ander komt neer op vervanging van het transportbanddeel dat dienst doet als transportvlak 108.

Rail 128b, welke evenals rail 128a in hoofdzakelijk verticale richting beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie, maakt in 10 zijn eerste positie geen contact met de opnamerol 120, maar met een mechanisch met remblok 404 verbonden contactpunt 406. Wanneer rail 128b in zijn eerste positie het contactpunt 406 omhoog drukt wordt het op de as van de opnamerol 120 rustende remblok 404 gelicht. In beginsel kan de opnamerol 120 hierdoor vrij roteren.

15 Vanzelfsprekend dienen de rails 128a en 128b in onderlinge samenhang te worden bestuurd. Bij voorkeur wordt het remblok 404 gelicht door rail 128b wanneer de opnamerol 120 door rail 128a wordt aangedreven, en wordt het remblok 404 neergelaten op de as van de opnamerol 120 wanneer geen aandrijving plaatsvindt. Zo wordt nodeloze wrijving tussen de 20 opnamerol 120 en het remblok 404 tijdens de aandrijving van de rol 120 voorkomen, evenals rotatie van de opnamerol 120 wanneer geen transportband hoeft te worden vervangen.

Fig. 5 toont een met behulp van een aandrijforgaan 510 rond een as roteerbare indextafel 502 waarop drie transporttafels 504, 506, 508 (althans 25 de eerste en tweede frames daarvan) zijn bevestigd. De drie transporttafels 504, 506, 508 delen een gemeenschappelijke aandrijfeenheid 126, waarmee een ieder van de tafels automatisch wordt gekoppeld wanneer zij in de in Fig. 5 door transporttafel 504 bezette positie worden gemanoeuvreerd. Met de posities die in Fig. 5 door de verschillende transporttafels worden bezet 30 kunnen stations in bijvoorbeeld een zeefdrukproces worden geassocieerd. Zo 16 kan in het door transporttafel 506 bezette station een substraat op het transportvlak van een transporttafel worden gelegd. In bet door transporttafel 508 bezette station kan dit substraat vervolgens worden bedrukt, waarna bet, in het door tafel 504 bezette station, van het 5 transportvlak kan worden verwijderd. Deze verwijdering kan plaatsvinden door bet substraat met behulp van aangedreven transporttafel af te rollen op een afvoertransporteur (niet getoond). Daarbij of daarna kan het transportvlak van de transporttafel worden geïnspecteerd om te bezien ' welke actie gewenst is: hergebruik of vervanging van het transportvlak. De 10 mechanismen hiertoe zijn hierboven besproken.

Hoewel in het voorgaande de onderhavige uitvinding is toe gelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden dient te worden op gemerkt dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvoorbeelden is beperkt. Door een vakman kunnen verschillende aanpassingen en wijzigingen op de 15 besproken uitvoeringsvoorbeelden worden aangebracht zonder dat hierdoor de gedachte en het bereik van de uitvinding, zoals neergelegd in de hiernavolgende conclusies, wordt verlaten. In het bijzonder kunnen daarbij verschillende hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden gecombineerd tot nieuwe uitvoeringsvormen.

Claims (15)

17

1. Transporttafel (100), omvattende: - een transportband (106); - een afwikkelrol (118) voor het daarvan aiwikkelen van de transportband (106); 5. een eerste keerelement (104a); - een tweede keerelement (104b); - een opnamerol voor het daarop opnemen van de afgewikkelde transportband (120); - een eerste frame (102) waarmee het eerste en het tweede keerelement 10 (104a, 104b) zijn verbonden; en - een tweede frame (116) waarmee de afwikkelrol (118) en de opnamerol (120) roteerbaar zijn verbonden, waarbij de afwikkelrol (118), de opnamerol (120) en de keerelementen (104a, 104b) gezamenlijk zijn ingericht voor het zodanig opspannen van de 15 transportband (106) dat tussen het eerste en het tweede keerelement (104a, 104b) een oppervlak van de transportband (106) als transportvlak (108) beschikbaar is, en waarbij het tweede frame (116) in hoofdzaak parallel aan genoemd transportvlak (108) ten opzichte van het eerste frame (102) langs een pad beweegbaar is. 20

2. Transporttafel volgens conclusie 1, waarbij de afwikkelrol en/of de opnamerol met behulp van remmiddelen beremd zijn.

3. Transporttafel volgens conclusie 1 of 2, voorts omvattende een 25 aandrijfeenheid (126) voor het, ten opzichte van het eerste frame (102), langs het pad heen en weer bewegen van het tweede frame (116). 18

4. Transporttafel volgens conclusie 3, waarbij bet tweede frame (116)) van de transporttafel (100) is voorzien van een eerste aangrijpelement (122), en waarbij de aandrijfeenheid (126) is voorzien van een tweede aangrijpelement (124) dat is ingericht voor ontkoppelbare koppeling met het 5 eerste aangrijpelement (122).

5. Transporttafel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de afwikkelrol (118) en de opnamerol (120) zodanig met het tweede frame (116) zijn verbonden dat de afstand tussen het transportvlak en een zich op 10 maximale afstand van het transportvlak bevindend punt op de buitenomtrek van de opnamerol steeds groter is dan de afstand tussen het transportvlak en een zich op maximale afstand van het transportvlak bevindend punt op de buitenomtrek van de afwikkelrol.

6. Transporttafel volgens een der conclusies 1-4, waarbij de afwikkelrol (118) en de opnamerol (120) zodanig met het tweede frame (116) zijn verbonden dat de afstand van een zich op maximale afstand van het transportvlak bevindend punt op de buitenomtrek van de opnamerol steeds kleiner is dan de afstand van een zich op maximale afstand van het 20 transportvlak bevindend punt van de buitenomtrek van de afwikkelrol.

7. Transporttafel volgens tenminste conclusie 3, waarbij de aandrijfeenheid (126) voorts een zich langs het pad waarlangs het tweede frame (116) beweegbaar is uitstrekkende eerste rail (128a) omvat, welke 25 eerste rail (128a) in een zich in hoofdzaak loodrecht op genoemd meetkundig vlak uitstrekkende richting heen en weer beweegbaar is tussen een eerste positie en een tweede positie, waarbij de eerste rail (128a) in de eerste positie wel en in de tweede positie geen rolcontact maakt met de afwikkelrol (118) of de opnamerol (120) wanneer het tweede frame (116) wordt bewogen. 30 19

8. Transporttafel volgens tenminste conclusie 3, waarbij de aandrijfeenheid (126) voorts een zich langs het pad waarlangs het tweede frame (116) beweegbaar is uitstrekkende tweede rail (128b) omvat, welke tweede rail (128b) in een zich in hoofdzaak loodrecht op genoemd 5 meetkundig vlak uitstrekkende richting heen en weer beweegbaar is tussen ëen eerste positie en een tweede positie, waarbij de tweede rail (128b) in de eerste posite wel en in de tweede positie geen mechanisch contact maakt met een met dé afwikkelrol (118) of de opnamerol (120) geassocieerd remmiddel, zodat het remmiddel in de eerste positie van de tweede rail 10 (128b) in hoofdzaak geen en in de tweede positie van de tweede rail (128b) wel een remmende werking heeft op rotationele beweging van de betreffende rol.

9. Inrichting omvattende ten minste twee transporttafels volgens 15 conclusie 4, waarbij de ten minste twee transporttafels althans één aandrijfeenheid (126) gemeenschappelijk hebben, en waarbij de eerste (102) en tweede frames (116) van de ten minste twee transporttafels zijn verbonden met een ten opzichte van de ten minste ene gemeenschappelijke aandrijfeenheid (126) beweegbaar platform.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij genoemd platform een rond een as roteerbare indextafel is, welke indextafèl is ingericht voor het langs een aantal stations bewegen van de eerste en tweede frames van de tén minste twee transporttafels, en waarbij een station is voorzien van de ten 25 minste ene gemeenschappelijke aandrijfeenheid die is ingericht voor samenwerking met een door de indextafel in het station gemanoeuvreerde tweede frame van één van de transporttafels.

11. Inrichting volgens ten minste conclusie 4, 7 of 8, voorts omvattende 30 een besturingseenheid die is ingericht voor het besturen van de positie van 20 ten minste één van het tweede aangrijpelement (124) de eerste rail (128a) en de tweede rail (128b).

12. Inrichting volgens conclusie 11, voorts omvattende een met de 5 besturingseenheid verbonden sensor voor het inspecteren van een oppervlak van de transportband.

13. Zeefdrukinrichting omvattende een transporttafel of inrichting v volgens een der voorgaande conclusies. 10

14. Werkwijze omvattende: - het verschaffen van een transporttafel of inrichting volgens één der voorgaande conclusies; - het plaatsen van een substraat op het transportvlak; 15. het uitvoeren van een bewerking op het substraat; - het afvoeren van het substraat door het tweede frame ten opzichte van het eerste frame te bewegen langs het pad; en - het periodiek of op incidentele aanwijzing daartoe vervangen van het transportvlak door directe aangrijping van de eerste rail op de, 20 op de opnamerol of afwikkelrol gewikkelde transportband terwijl het tweede frame langs het pad wordt bewogen.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, voorts omvattende het lichten van een met de door de eerste rail aangedreven opnamerol of afwikkelrol 25 geassocieerd remmiddel, door het maken van mechanisch contact tussen de tweede rail en het remmiddel, terwijl de betreffende rol door de eerste rail rotationeel wordt aangedreven.