NL1036705C2

NL1036705C2 - Werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier alsmede een decorpaneel.

Info

Publication number: NL1036705C2
Application number: NL1036705A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Hubertus Gerardus Voncken
Original assignee: Trespa Int Bv
Priority date: 2009-03-13
Filing date: 2009-03-13
Publication date: 2010-09-14
Also published as: US20120114918A1; WO2010104380A1; US9091025B2; EP2406086B1; ES2578023T3; EP2406086A1

Description

Korte aanduiding: Werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier alsmede een decorpaneel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze ter 5 vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier. Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een decorpaneel, omvattende een drager, een op de drager aangebracht decorpapier en een eventueel over het decorpapier liggende, transparante laag.

Decorpapier of decorfolie wordt toegepast voor het decoreren van 10 plaatmaterialen, waarbij de plaatmaterialen hoofdzakelijk zijn gebaseerd op met hars geïmpregneerde houtvezels. Een dergelijk decoratief paneel is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.789.604 en het Amerikaans octrooischrift 4.801.495 ten name van de onderhavige aanvrager. Aan de uit de genoemde Amerikaanse octrooischriften bekende decorfolies wordt een gestructureerd oppervlak verleend 15 door het gebruik van een polyester- of polypropeenfilm. Verder worden dergelijke decorfolies tussen twee walsen geleid, waarbij de zich op het walsoppervlak bevindende structuur naar de decorfolie wordt overgebracht, hetgeen betekent dat zich op de decorfolie een repeterend patroon zal vormen, overeenkomend met het patroon dat zich op het buitenoppervlak van de wals(en) bevindt.

20 Uit het Amerikaans octrooi 4.801.495 ten name van de onderhavige aanvrager is een decorpaneel bekend, waarin een met hars geïmpregneerd decorpapier wordt toegepast, welk paneel wordt gekarakteriseerd door een kras-bestandheid van ten minste 1,5 Newton en een bestandheid tegen weersinvloeden die voldoet aan ASTM G53-84.

25 Uit het Duitse Offenlegungsschrift DE 44 13 619 is een methode voor het vervaardigen van een decorpapier bekend, waarbij een decorpapier wordt geïmpregneerd met een met water verdunbaar en een door elektronenstraling hardhaar acrylaat in de vorm van een dispersie, emulsie of een oplossing, waarna aansluitend een thermische drooghandeling plaatsvindt en een laklaag wordt 30 aangebracht, waarna een harding door middel van elektronenstraling wordt uitgevoerd.

Uit de Nederlandse terinzagelegging 7015324 is een methode voor het harden van een hardhaar kunstharsmateriaal bekend, waarbij een onverzadigde groepen bevattend polymeer als deklaag wordt toegepast, welke deklaag wordt 1036705 2 bestraald met een bundel elektronen met een energie van 25-300 kV. Als geschikte polymeren worden onverzadigde polyesters, die met onverzadigde vloeibare monomeren, zoals styreen, acrylaten of methacrylaten zijn vermengd, genoemd.

Het Duitse Offenlegungsschrift DE 28 01 396 openbaart een 5 werkwijze voor het impregneren van een dragermateriaal met een door verwarmen verknoopbaar hars, waarna een warmtebehandeling wordt uitgevoerd, waarna op het daarbij verkregen oppervlak een door straling hardhaar hars wordt opgebracht, waarbij in het bijzonder acrylaatharsen worden genoemd.

Uit het Amerikaans octrooi 4.501.635 is een methode bekend, 10 waarbij een decorpapier wordt geïmpregneerd op basis van een ureum-formaldehydehars en acryldispersie, waarna een warmtebehandeling plaatsvindt, waarbij vervolgens een hars op basis van urethan/acrylaat wordt opgebracht, welk hars door middel van elektronenstraling wordt gehard.

Het vervaardigen van decorpapier door middel van het impregneren 15 van een hars waarna vervolgens een thermische behandeling plaatsvindt is op zich bekend uit bijvoorbeeld de Europese octrooiaanvrage EP 0 022 153 en het Duitse Patentschrift DE 217 252, waarbij in het laatstgenoemde Patentschrift expliciet is aangegeven dat een aldus geïmpregneerd decorpapier aanvullend van een laklaag kan zijn voorzien. Voor het impregneren van decorpapier met een hars kunnen 20 verder de volgende documenten worden genoemd: De Duitse Offenlegungsschriften 2 727 312, 2 903 172, 2 224 732, 3 630 315, 3 541 187, 3 329 679 en 3 024 394, de Europese octrooipublicatie EP 1 923 211 alsmede het Amerikaans octrooi 7.192.543.

De onderhavige aanvrager heeft geconstateerd dat bij het 25 vervaardigen van een decorpaneel, waarbij een decorpapier op een drager wordt aangebracht, waarna het geheel onder hoge druk en temperatuur in een pers wordt geplaatst en tot het beoogde decorpaneel wordt verperst, het wenselijk is dat het decorpapier een goede hechting met de drager vertoont. Verder, omdat het decorpapier tezamen met de drager in een pers wordt geplaatst, is het wenselijk dat 30 het decorpapier aan de randen daarvan nagenoeg geen krulvorming laat zien.

Het doel van de onderhavige uitvinding is aldus het verschaffen van een werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier, waarbij delaminatieproblemen van het decorpapier in het uiteindelijke decorpaneel tot een minimum zijn beperkt.

3

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier, welk decorpapier bij het plaatsen hiervan in de pers nagenoeg geen krulvorming aan de randen hiervan vertoont.

5 Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier, welk decorpapier tot een decorpaneel wordt verwerkt, waarbij het aldus verkregen decorpaneel een goede bestandheid tegen weersinvloeden bezit.

De onderhavige uitvinding zoals vermeld in de aanheft wordt 10 gekenmerkt doordat de werkwijze de volgende stappen omvat: i) het verschaffen van een papier, ii) het papier van stap i) impregneren met een eerste, door actinische straling hardhaar hars, iii) het na stap ii) verkregen papier onderwerpen aan een droog- 15 handeling, iv) het aanbrengen van een tweede, door actinische straling hardhaar hars op het na stap iii) verkregen, gedroogde papier, en v) het harden van het na stap iv) verkregen papier ter verkrijging van het met hars geïmpregneerde decorpapier.

20 Onder toepassing van de hiervoor aangeduide werkwijze wordt aan een of meer van voornoemde doelstellingen voldaan.

De onderhavige uitvinders hebben geconstateerd dat het wenselijk is dat stap iii) wordt uitgevoerd tot een restvochtgehalte van <5%, bij voorkeur <3%, berekend op basis van het gewicht van het na de drooghandeling verkregen papier, 25 waarbij het in een bijzondere uitvoeringsvorm verder de voorkeur verdient dat de hoeveelheid eerste hars in stap ii) in het gebied >25, bij voorkeur >30, in het bijzonder >35 gew.% ligt, berekend op basis van de hoeveelheid hars aangebracht op het papier. Indien een restvochtgehalte hoger dan 5% in stap iii) wordt toegepast, dan is het na stap iv) verkregen, met hars geïmpregeneerde decorpapier plakkerig 30 en kan derhalve niet tot een rol worden verwerkt. Door in stap ii) de op te brengen hoeveelheid hars ten minste 25 gew.% te laten bedragen, wordt het papier nagenoeg volledig doordrenkt met hars, welke harshoeveelheid wenselijk is om de in het uiteindelijke decorpaneel mogelijk optredende delaminatieproblemen tot een minimum te beperken. Ook is een dergelijke hoeveelheid hars wenselijk vanuit het 4 oogpunt van bestandheid tegen weersinvloeden. Als geschikt papier in stap i) wordt een bedrukt papier genoemd, in het bijzonder met een gewicht van 15-200 g/m2, met name 70-100 g/m2.

In stap iv) is het wenselijk dat het tweede, door actinische straling 5 hardbare hars wordt aangebracht in een laagdikte van 15-100, bij voorkeur 25-80, in het bijzonder 30-70 pm.

Ter verkrijging van een krachtig netwerk in het decorpapier is het wenselijk dat het eerste hars een op water gebaseerde, polyfunctionele, onverzadigde alifatische (meth)acrylaatverbinding omvat, waarbij het ook wenselijk 10 is dat het tweede hars een polyfunctionele, onverzadigde alifatische (meth)acrylaatverbinding omvat. Met name kunnen worden genoemd een oligomeer van epoxy en acrylaat of siliconen en acrylaat, bij voorkeur een oligomeer van polyester en acrylaat en met name een oligomeer van urethaan en acrylaat of de overeenkomstige oligomeren van metacrylaat als prepolymeren, die in staat zijn tot 15 polymerisatie door bestraling, die zijn gepolymeriseerd door bestraling, indien gewenst met een mono-, tetra-, penta-, en/of hexa-acrylaat, bij voorkeur een diacrylaat of triacrylaat voor polyolen of etherpolyolen of de overeenkomstige metacrylaten.

Het verdient verder vanuit het oogpunt van goede oppervlakte-20 eigenschappen van het decorpaneel de voorkeur dat het prepolymeer volgens de onderhavige uitvinding een alifatisch oligomeer van urethaan en acrylaat is, dat met een diacrylaat en/of triacrylaat is gepolymeriseerd door straling.

Voor het bereiken van de hiervoor genoemde doelstellingen is het wenselijk dat het harden in stap v) wordt uitgevoerd in een tweetal afzonderlijke, in 25 de tijd gezien, bestralingshandelingen, waarbij de stralingsdosering van de tweede bestralingshandeling hoger is dan die van de eerste bestralingshandeling. Aldus wordt bewerkstelligd dat een eerste, niet volledige harding in het hars tot stand wordt gebracht, waarna een volledige uitharding door middel van de tweede bestralingshandeling tot stand wordt gebracht. Een dergelijke, uit twee stappen 30 bestaande bestralingshandeling verschaft een decorpaneel waarin delaminatieproblemen tussen enerzijds de drager en anderzijds het decorpapier tot een minimum zijn beperkt.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het daarentegen ook mogelijk om na stap iii), nog voordat stap iv) aanvangt, een 5 eerste bestralingshandeling uit te voeren, waarbij na het uitvoeren van stap iv) een tweede bestralingshandeling volgens stap v) plaatsvindt. In een dergelijke uitvoeringsvorm is het vanuit het oogpunt van krulgedrag van het decorpapier wenselijk dat de stralingsdosering van de eerste bestralingshandeling lager is dan 5 die van de tweede bestralingshandeling. Als geschikte stralingsdosis voor de eerste bestralingshandeling wordt een waarde van 1-30 kG genoemd, voor de tweede bestralingshandeling een waarde in het gebied van 20-100 kG.

Volgens nog een andere uitvoeringsvorm is het mogelijk dat stap v) in één enkele bestralingshandeling wordt uitgevoerd, waarbij het met name de 10 voorkeur verdient dat de daarbij toegepaste temperatuur ten hoogste 80 °C bedraagt. Indien een temperatuur hoger dan 80 °C wordt toegepast, dan vertoont een aldus vervaardigd decorpapier hechtingsproblemen met de cellulosevezels bevattende drager.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is het wenselijk dat het in stap iv) 15 aangebrachte hars ten minste twee afzonderlijke harslagen omvat, waarbij de eerste harslaag pigmenten bevat en de daarop liggende tweede harslaag een of meer bestanddelen uit de groep van middelen voor het verkrijgen van de bestandheid tegen UV-straling, en/of middelen voor het verbeteren van de bestandheid tegen krasvorming bevat. De eerste harslaag is op te vatten als de laag die het eerst wordt 20 opgebracht, te weten de laag die tegen de papierlaag aanligt. Door toevoeging aan een dergelijke harslaag van een of meer additieven, gekozen uit de groep bestaande uit vlamvertragende middelen, UV-absorberende middelen, licht-stabiliserende middelen, pigmenten, anorganische deeltjes en middelen voor het verbeteren van de bestandheid tegen krasvorming, of combinaties daarvan kunnen 25 aan het decorpaneel de gewenste eigenschappen worden gegeven, zoals een bepaalde kleur, kras- en vuurbestendigheid, vocht-afstotendheid en verminderde inwerking van schadelijk UV-licht.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een decorpaneel, omvattende een drager, een op de drager aangebracht decorpapier en een 30 eventueel over het decorpapier liggende, transparante laag, waarbij het decorpapier verkregen volgens de werkwijze zoals hiervoor omschreven wordt toegepast, welk het decorpaneel een bestandheid tegen zonlicht, gemeten volgens ISO 105-AO2, van ten minste 4 bezit, gemeten bij een expositietijd van 5000 uur. Voor toepassing buitenshuis is de weersbestendigheid van zeer groot belang. Daarom is het 6 wenselijk dat het onderhavige decoratieve paneel aldus een exterieure kleurstabiliteit heeft met een graad van ten minste 4 (volgens standaardtestmethode ISO 4892-2 met evaluatiemethode ISO 105-A2 met grijsschaal). Voor verbetering van het hechtingsgedrag is het in bepaalde uitvoeringsvormen wenselijk dat tussen 5 de drager en het decorpapier een tussenlaag wordt geplaatst, te weten een met hars geïmpregneerd papier, in het bijzonder een hars van het type fenolformaldehyde.

Daarnaast is het onderhavige product onderworpen aan een test onder veel zwaardere kunstmatige weersomstandigheden. Deze extra test wordt uitgevoerd in een gesloten kamer (CÏ4000 Atlas) met Xenonboog (Xenon lamp van 10 3500 - 6500 Watt). Daarbij worden Florida simulatie cycli uitgevoerd van 120 minuten. Deze cycli bestaan uit achtereenvolgens 90 minuten licht met 50% relatieve vochtigheid en 30 minuten licht met irrigatie. De totale lengte van de test is 5000 uren. De lichtintensiteit is 0,55 W/m2 bij 340 nm, ongeveer 63 W/m2 (300-400 nm). De temperatuur van de lucht is 50 °C. De op deze wijze verkregen 15 data werd evenals de data verkregen volgens de standaardmethode, geëvalueerd met ISO 105-A2 met grijsschaal. Hierbij is de acceptabele kleurverandering, zoals gemeten tegen een referentiemonster, een grijsschaal van ten minste 4. Daarnaast wordt visueel geïnspecteerd of geen scheurtjes, blaren of delaminering optreedt op het oppervlak.

20 Het delaminatiegedrag wordt vastgesteld na meting aan de rand van het uiteindelijke decorpaneel (zichtbaar na 5000 uur).

Als een geschikte dragerlaag kunnen gebruikelijke lagen van met thermohardende harsen geïmpregneerde papieren worden genoemd, in het bijzonder sodakraftpapier geïmpregneerd met fenol-formadelhydehars. Afhankelijk 25 van de gewenste decorpaneeldikte worden 1 tot ongeveer 100 lagen, boven op elkaar gelegen, samengeperst. De dragerlaag kan ook verdichte vezelmatten omvatten, samengesteld uit bijvoorbeeld mineraalvezels, glasvezels, kunststof-vezels, of een mengsel van vezels, bij voorkeur cellulose bevattende vezels, zoals papier- en/of houtvezels. Het in de dragerlaag toegepaste hars is een melamine-30 formaldehydehars of een fenolformaldehydehars, bij voorkeur van het type fenolformaldehyde.

Een optimale hechting tussen het decorpapier en de dragerlaag is van groot belang waarbij het de voorkeur verdient dat de decoratieve laag een Z-sterkte van ten minste 2 N/mm2, met name ten minste 3 N/mm2 heeft (DIN 52366).

7

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze ter vervaardiging van een decorpaneel, waarbij tussen de drager en het decorpapier eventueel een tussenlaag wordt geplaatst, waarna het geheel gedurende 1-30 minuten onder een temperatuur van 100-250 °C en een druk van 10-100 bar 5 wordt samengeperst.

De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van een aantal voorbeelden worden toegelicht, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat de uitvinding in geen geval tot dergelijke bijzondere voorbeelden is beperkt.

Voorbeelden 1-13 10 In de hierna weergegeven Voorbeelden 1-13 is in onderstaande tabel aangegeven volgens welke wijze het decorpapier is vervaardigd. Het decorpapier met een papiergewicht van 82 g/m2 werd in een pers geplaatst en onder toepassing van een drager op basis van cellulosevezels, welke cellulosevezels met een hars zijn geïmpregneerd, verperst bij een temperatuur van 160 °C, en een druk 15 van 70 bar gedurende 20 minuten.

20 8 « 4) i r _L Ό jj o-o r- ® eo in o 9 ^ w + !£> 51 " ' ' ' " lii" t5

Δ O

N φ OOfv® ee in ο ϊ ή § ο + !£ 0 ® *“ ® * « § g >* ® * j§ *" o y- dt c Φ © 1 ^ · 3 « « « » ί 7 « σ © «η ® ao in ο G 75 -p ® « ® ® δ « *jj » > I β - · I f £ " * ! f * I a , ? j. j. « Ο Ό O ® « « O Op'S.*» .m ° S ~ - « - « § I S " ™ > * 5 £ « 0) I -1 ® o 2 ®. <o in o o 2 ^ m , ? o ® ft *- <o * <o c c £ N ?7 > ® £ o 2 -O w T3 ,® . . J. ® ©□!*-„ ®— ® ® ® <0 © 2 £ 2 >, © I - 2 S Jj ro ÏÜ >2 * e I « * ; J Ϊ c r-, S * 5

e 2 m ft 5 Ϊ S J

a © ° ® " ? S ί >0 m 4) " ™ — Λ ·; > a

Q> C

Δ---------------

TO

|w ( ίο ® o ^ — S 2 r·» © η o m 0 « § ® . ® ο i ® ^ s 0® CO ,- 10 to ® c c > T- ’ 2 g ί ut — ™ > © ffE-c ^ 5 S ^ ® s o “-J a 5 © T3 m , ®

ο Ξ k ® σο ο «η 2 π ® + iC

ο © © ® ® n ξ e > n +¾ ° ~ £ « © e ® © , o 2 tN © ea o o 75 ® w i 2 ® § ® I ® 0« N - n ID ID S i > « * I i s I s >S ^ 2 5 5 ·« , Γ0 , ® o 2 »n ®. co ο ο o 75 p * . , 55 o®n^ φ λ <o g g £ ft | * ‘ ë s ------------g--

. CM , ® JS

S 2 w K. co o o *5 § n e 4. SS

0 O ft i- ^ (D (O Sp>*w0 * >® Jït-e c Λ O ®

* X

' " - —1 1 - — " — - — '’ - "—I I ' C

n £ - = w ? =· o © £ Ό £ O(fll r' Oirt’l -Τ' Sc S«_ 1 IS I IS? I ij; 2 ? ί! α _ ! i s I I 1? I I 5 i s |s| £ s ^is fegi t α iii ί iff i iff is i|| ίί s % # i®3> 152 ΐΓ52ιχκε·δ re.uiQ o 9

In Voorbeeld 1 werd het harden van het met hars geïmpregneerde decorpapier uitgevoerd nadat beide harsen waren aangebracht, waarbij het tweede hars pas werd aangebracht nadat het met het eerste hars behandelde bedrukt papier aan een drooghandeling was onderworpen. In Voorbeeld 2 werd een 5 enigszins aangepaste methode voor het vervaardigen van het met hars geïmpregneerde decorpapier toegepast, welke methode omvat het impregneren van het bedrukte papier met een eerste hars, waarna een drooghandeling werd uitgevoerd. Na de drooghandeling werd een eerste bestralingshandeling uitgevoerd waarna op het aldus met straling behandelde decorpapier het tweede hars werd 10 aangebracht, waarna aansluitend een tweede bestralingshandeling werd uitgevoerd. In Voorbeeld 3 werd de methode toegepast voor het vervaardigen van het met hars geïmpregneerde decorpapier volgens Voorbeeld 1. De methode zoals toegepast in Voorbeeld 4 ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier is analoog aan de methode zoals toegepast in Voorbeeld 2. Voor Voorbeelden 5 en 6 15 geldt dat de methode analoog aan de methode zoals toegepast in Voorbeeld 1 werd toegepast, doch het harden werd in één enkele stap uitgevoerd bij een wisselende temperatuur. Een temperatuur > 80 °C vertoont een ongewenst hoge delaminatie (voorbeeld 6). In voorbeeld 7 werd de drooghandeling uitgevoerd tot een restvochtgehaite van 5,2 %. Het aldus verkregen decorpapier vertoonde een hoge 20 plakkerigheid en was derhalve niet tot een rol verwerkbaar. Dit betekent dat verdere verwerking niet mogelijk was. In voorbeelden 8 en 9 werden nagenoeg dezelfde handelingen toegepast als in voorbeeld 1, doch in voorbeeld 8 werd voor het impregneren van de drager een melamineformaldehydehars toegepast, terwijl in voorbeeld 9 een fenolformaldehydehars werd toegepast. Het aldus volgens 25 voorbeeld 8 verkregen paneel vertoonde een zeer hoge delaminatie, hetgeen betekent dat de grijsschaal na xenontest niet kon worden vastgesteld. In voorbeeld 10 werd het eerste hars in een hoeveelheid van 20 g/m2 opgebracht, hetgeen resulteerde in een grijsschaal van 3 na blootstelling aan xenon gedurende 5000 uur. In voorbeeld 11 werd een eerste hars in een hoeveelheid van 15 g/m2 opgebracht, 30 welke waarde leidde tot een zeer sterke delaminatie, waarbij tevens moet worden opgemerkt dat de grijsschaal niet kon worden gemeten vanwege te sterke delaminatie. De opgebrachte hoeveelheid eerste hars werd in voorbeeld 12 ingesteld op een waarde van 32 g/m2, waarbij een aanvaardbaar delaminatiegedrag werd verkregen, alsmede een aanvaardbare grijsschaal van 4/5. In voorbeeld 13 10 werd de hoeveelheid eerste hars ingesteld op 27 g/m2, resulterend in een decorpaneel zonder delaminatieproblemen, alsmede een gunstige grijsschaal-waarde van 4/5 na belichting gedurende 5000 uur onder xenon.

Uit bovenstaande vermelde tabel volgt dat het wenselijk is dat de 5 stralingsdosering van de tweede bestralingshandeling hoger is dan die van de eerste bestralingshandeling. Immers, bij het sluiten van de pers leidt de ongewenste krulvorming tot een hoge kans op het dubbelslaan van het decorpapier, hetgeen betekent dat niet het volledige oppervlak van de drager met het decorpapier is bedekt. Uit Voorbeeld 4 volgt verder dat wanneer de stralingsdosering van de eerste 10 stralingsbehandeling te hoog is, te weten hoger dan 10 kG, er problemen ontstaan bij de hechting van het tweede hars. De uitvinders hebben geconstateerd dat de hechting van het tweede hars op het aldus reeds aan een bestralings-handeling onderworpen decorpapier onvoldoende is. Uit Voorbeelden 5 en 6 volgt dat wanneer het harden van het met hars geïmpregneerde decorpapier in één enkele stap wordt 15 uitgevoerd, het van belang is dat een dergelijke hardingsstap bij een temperatuur van ten hoogste 80 °C dient te worden uitgevoerd (zie Voorbeeld 5). Indien daarentegen een temperatuur van meer dan 80 °C wordt uitgevoerd (zie Voorbeeld 6), wordt geconstateerd dat bij het verpersen van het aldus vervaardigde decorpapier en de cellulosevezel bevattende drager sprake is van ongewenste 20 krulvorming van het decorpapier en dat onvoldoende hechting optreedt, hetgeen betekent dat een aldus vervaardigd decorpaneel heeft te lijden van delaminatie.

Uit voorbeelden 7-13 volgt dat voor het verkrijgen van een aanvaardbaar delaminatiegedrag alsmede een grijsschaalwaarde van 4/5 het wenselijk is dat het met eerste hars geïmpregneerde papier wordt gedroogd tot aan 25 restvochtgehalte van kleiner dan 5 %, bij voorkeur kleiner dan 3 %. Tevens is waargenomen dat een decorpaneel met gunstige eigenschappen wordt verkregen wanneer de hoeveelheid eerste hars in stap ii) ten minste 25 gew.%, bij voorkeur ten minste 30 gew.%, in het bijzonder ten minste 35 gew.% bedraagt, berekend op basis van de hoeveelheid eerste hars aangebracht op het papier. Daarnaast volgt dat het 30 impregneren van de drager met melamineformaldehyde leidt tot een decorpaneel met een ongewenst delaminatiegedrag.

1036705

Claims

1. Werkwijze ter vervaardiging van een met hars geïmpregneerd decorpapier, met het kenmerk, dat de werkwijze de volgende stappen omvat: 5 i) het verschaffen van een papier, ii) het papier van stap i) impregneren met een eerste, door actinische straling hardhaar hars, iii) het na stap ii) verkregen papier onderwerpen aan een droog- handeling, 10 iv) het aanbrengen van een tweede, door actinische straling hardhaar hars op het na stap iii) verkregen, gedroogde papier, en v) het harden van het na stap iv) verkregen papier ter verkrijging van het met hars geïmpregneerde decorpapier.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat stap iii) wordt 15 uitgevoerd tot een restvochtgehalte van <5%, bij voorkeur <3%, berekend op basis van het gewicht van het na de drooghandeling verkregen papier.

3. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hoeveelheid eerste hars in stap ii) in het gebied >25, bij voorkeur >30, in het bijzonder >35 gew.% ligt, berekend op basis van de 20 hoeveelheid hars aangebracht op het papier.

4. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in stap iv) het tweede hars wordt aangebracht in een laagdikte van 15-100, bij voorkeur 25-80, in het bijzonder 30-70 pm.

5. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat het eerste hars een polyfunctionele, onverzadigde alifatische (meth)acrylaatverbinding omvat.

6. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede hars een op water gebaseerde, polyfunctionele, onverzadigde alifatische (meth)acrylaatverbinding omvat.

7. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na stap iii) en vóór stap iv) het aldus na stap iii) verkregen, gedroogde papier aan een eerste bestralingshandeling wordt onderworpen, waarbij de tweede bestralingshandeling volgens stap v) wordt uitgevoerd. 1036705

8. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het harden in stap v) wordt uitgevoerd in een tweetal afzonderlijke, in de tijd gezien, bestralingshandelingen, waarbij de stralingsdosering van de eerste bestralingshandeling lager is dan die van de tweede bestralingshandeling.

9. Werkwijze volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het in stap iv) aangebrachte hars ten minste twee afzonderlijke harslagen omvat.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de eerste harslaag een of meer bestanddelen uit de groep van pigmenten bevat en de daarop 10 liggende tweede harslaag middelen voor het verkrijgen van de bestandheid tegen UV-straling, en/of middelen voor het verbeteren van de bestandheid tegen krasvorming bevat.

11. Decorpaneel, omvattende een drager, een op de drager aangebracht decorpapier en een eventueel over het decorpapier liggende, 15 transparante laag, met het kenmerk, dat het decorpapier verkregen volgens de werkwijze zoals omschreven in een of meer van de voorgaande conclusies wordt toegepast, waarbij het decorpaneel een bestandheid tegen zonlicht, gemeten volgens ISO 105-AO2, van ten minste 4 bezit, gemeten bij een expositietijd van 5000 uur.

12. Decorpaneel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hechting tussen het decorpapier en de drager ten minste 2 N/mm2 bedraagt, gemeten volgens DIN 52366.

13. Decorpaneel volgens een of meer van de conclusies 11-12, met het kenmerk, dat de drager met hars geïmpregneerde cellulosevezels bevat.

14. Decorpaneel volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat als hars een fenolformaldehydehars is toegepast.

15. Werkwijze ter vervaardiging van een decorpaneel zoals omschreven in een of meer van de conclusies 11-14, met het kenmerk, dat de drager en het decorpapier verkregen volgens de werkwijze zoals omschreven in een of meer van 30 de conclusies 1-10 in een pers worden geplaatst, waarna het geheel gedurende 1-30 minuten onder een temperatuur van 100-250 °C en een druk van 10-100 bar wordt samengeperst.

16. Werkwijze volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de drager f met hars geïmpregneerde cellulosevezels bevat.

17. Werkwijze volgens conclusies 15-16, met het kenmerk, dat, voordat het persen plaatsvindt een tussenlaag wordt aangebracht tussen de drager en het decorpapier, welke tussenlaag een met hars geïmpregneerd papier is.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het type hars van de tussenlaag overeenkomt met het type hars toegepast in de drager. ' 1 0.36705