NL1035218C1 - Inrichting voor aanpassing van de vorm van een steunvlak. - Google Patents

Description

I I

INRICHTING VOOR AANPASSING VAN DE VORM VAN EEN STEONVLAK

5 De onderhavige uitvinding betreft een inrichting voor aanpassing van de vorm van een steunvlak.

Bij bekende matrassen wordt een ligvlak gedefinieerd op een matras. Gewoonlijk is het de bedoeling, dat het steunvlak in hoofdzaak effen of tweedimensionaal is. Als uitzondering 10 wordt slechts voor het hoofd van een gebruiker een kussen verschaft, maar daarmee wordt geen enkele aanpassing gedaan aan de vorm van de matras.

Een in hoofdzaak volmaakt vlak steunvlak, zoals dat wordt gedefinieerd door een matras, is echter in veel gevallen 15 ongewenst of kan nadelige of zelfs schadelijke effecten vertonen. Bijvoorbeeld in situaties, waar de gebruiker te maken heeft met een aandoening zoals kyphose, stenose, hernia etc., kan een vlak lig- of steunvlak klachten verergeren of in ieder geval leiden tot irritatie, doorliggen, etc.

20 Het is bekend, dat bepaalde matrassen kunnen worden vervaardigd uit geselecteerde materialen, waarmee de matrassen het vermogen is gegeven om zich aan te passen aan de omtrekvorm of contour van een gebruiker. Het betreft hier derhalve een reactieve aanpassing.

25 Met de onderhavige uitvinding is beoogd om een proactieve aanpassing van een steunvlak te kunnen verwezenlijken, in het bijzonder in samenhang met een matras, dat gewoonlijk vlak is.

De doelstellingen van de onderhavige uitvinding 30 worden bereikt middels een inrichting, zoals die is gedefinieerd in de hoofdconclusie van de bijbehorende set 1035218

lV I

2 conclusies. Door een in gebruikstoestand in dwarsdoorsnede in hoofdzaak wigvormig lichaam toe te passen, kan men een geschikte keuze van de wigvorm een aanpassing van een steunvlak worden verwezenlijkt, wanneer de inrichting wordt geplaatst op 5 of onder het steunvlak. Zo is het mogelijk om het wigvormige lichaam te plaatsen onder een matras, of ook wel op een matras, maar dan bij voorkeur met een geschikt middel om verplaatsing ten opzichte van het matras tegen te gaan, zoals een klittenband bevestiging, waarbij een dergelijke fixatie ook bij 10 positionering in of onder het matras zou kunnen worden toegepast. Als alternatief kan het wigvormige lichaam ook worden aangebracht tussen een draagvlak en het matras, of zelfs worden verwerkt in het matras.

Uit vertrouwelijk uitgevoerde proefnemingen is 15 gebleken, dat niet alleen personen met aandoeningen profijt kunnen hebben van inrichtingen volgens de onderhavige uitvinding. Ook personen zonder klachten van fysieke aard ervaren de aanpassing van het steunvlak van bijvoorbeeld een matras als een meer comfortabele verbetering.

20 De onderhavige uitvinding kent diverse uitvoeringsvormen, die de voorkeur verdienen, waarvan er enkele zijn gedefinieerd in de afhankelijke conclusies in de bijbehorende set conclusies. Zo is het mogelijk, dat het lichaam hol is. Een hol lichaam heeft als voordeel dat weinig 25 materiaal hoeft te worden gebruikt. Bovendien kan een hol lichaam opblaasbaar zijn, als hierop geschikte middelen voor het opblazen of leeg laten lopen van de inrichting worden aangesloten. Bij voorkeur is het wigvormige lichaam zodanig vormgegeven, dat in dwarsdoorsnede een hoek in het lichaam 30 wordt ingesloten van tussen 5 en 45 graden. De in te sluiten hoek kan afhankelijk zijn van een opblaastoestand of -druk in 3 het binnenste van een dan hol lichaam. Ook kan de in te sluiten hoek samenhangen met de afstand over welke het wigvormige lichaam zich vanaf aan rand van het matras (of op enige afstand van die rand) onder of in het matras uitstrekt. Aldus kan 5 bijvoorbeeld door druk in het holle lichaam te variëren de gewenste of benodigde ingesloten hoek worden verwezenlijkt voor het verschaffen van een comfortabele aanpassing van het steunvlak van bijvoorbeeld een matras. Er kan lucht of vloeistof worden toegepast om het lichaam op te blazen en zelfs 10 een uitvoeringsvorm met gel, in het bijzonder (maar niet uitsluitend) als het wigvormige lichaam niet in contact komt met een in een gebruikstoestand op het matras gelegen persoon. Daarbij kan het wigvormige lichaam zelfs zijn onderverdeeld in kamers of compartimenten, die elk afzonderlijk of gezamenlijk 15 op een gewenste druk of stevigheid ter ondersteuning kunnen worden gebracht.

Als het wigvormige lichaam opblaasbaar is, kan de inrichting verder een selectief in werking te stellen pomp omvatten voor het opblazen van het lichaam. Een dergelijke pomp 20 kan onder besturing staan van een besturing, die dan bijvoorbeeld bedienbaar is door een gebruiker. Daartoe kan de besturing zijn voorzien van een bediening, die bijvoorbeeld in de hand houdbaar is en draadloos met de pomp in contact staat, eventueel via een microcomputer of ander soortgelijk element, 25 onder tussenkomst van antennes of dergelijke. Ook infrarood afstandbesturingen behoren tot de mogelijkheden. Aldus kan de gebruiker aangeven of een inrichting volgens de uitvinding harder moet worden opgepompt of juist (gedeeltelijk) moet worden leeggemaakt.

30 In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm kan de pomp in hoofdzaak vast met het lichaam zijn verbonden. Aldus wordt

i' I

4 een structurele eenheid verkregen met een hoge mate van betrouwbaarheid. Daarentegen wordt opgemerkt, dat de pomp en het lichaam ook loskoppelbaar met elkaar kunnen zijn verbonden, en dat als een hol lichaam lek zou raken, of leeg zou lopen, de 5 pomp gewoon weer aangesloten kan worden, eventueel na een reparatie, alles binnen het kader van de onderhavige uitvinding. Als een wigvormig lichaam compartimenten of kamers omvat, kan elk van de compartimenten worden verbonden met de pomp om selectief de druk in elke van deze kamers afzonderlijk 10 of gezamenlijk aan te kunnen passen aan een momentane behoefte of bij initiële in gebruik name. Ook kan het wenselijk zijn om het lichaam selectief (gedeeltelijk) leeg te kunnen laten lopen. Daartoe kan een bedienbare uitlaatklep op het lichaam zijn aangesloten, welke uitlaatklep dan bedienbaar kan zijn 15 door de gebruiker van de inrichting.

In het bijzonder in een uitvoeringsvorm, waarbij het lichaam zich langs een rand van bijvoorbeeld een matras voor het definiëren van het steunvlak uitstrekt, kan het wenselijk zijn om aan een daar tegenover gelegen rand ook een lichaam aan 20 te brengen. Aldus kan een soort holte worden gedefinieerd tussen opstaande randen van het matras, die omhoog worden gedrukt door de wigvormige lichamen aldaar, maar de wigvormige lichamen kunnen dus ook op het matras worden gepositioneerd of daarin worden verwerkt. Het lichaam of de lichamen is of zijn 25 aldus mogelijk geïntegreerd in het matras. Het is zelfs mogelijk dat de lichamen het matras vormen, in het bijzonder in een uitvoeringsvorm, waarbij de lichamen onderling zijn verbonden. Eventueel kan in het laatstgenoemde geval nog een comfortmatras over het lichaam of over de lichamen van de 30 inrichting zijn aangebracht om een gebruiker zoveel mogelijk discontinuïteiten in het voor hem of haar gedefinieerde ligvlak

Ü I

5 te vereffenen, zij het in een gekromde vorm, edoch dat is in lang niet alle uitvoeringsvormen nodig, in het bijzonder als een verbinding tussen de onderling verbonden lichamen glooiend of geleidelijk in de wigvorm van het lichaam of de lichamen 5 overgaat. In een uitvoeringsvorm met twee selectief opblaasbare lichamen, of althans holle lichamen, kunnen beide of meer dan twee van de lichamen elk met de pomp of met een eigen pomp zijn verbonden. Er kan dan worden voorzien in een klep of soortgelijk middel om één van beide van de lichamen, of beide 10 lichamen gezamenlijk, op te blazen of pompen. Hetzelfde is mogelijk als een lichaam is onderverdeeld in kamers of compartimenten, waarbij die kamers of compartimenten selectief of gezamenlijk met een enkele of gezamenlijke pomp verbonden kunnen zijn of worden. Over de uitlaatklep valt op te merken 15 dat het wellicht te prefereren is om elke van de opblaasbare lichamen of compartimenten daarvan in de inrichting afzonderlijk leeg te kunnen laten lopen, maar ook dit kan onder tussenkomst van een besturing geschieden. Bij voorkeur is ook het kleporgaan voor het verbinden van de pomp met ten minste 20 één van de lichamen gesteld in verbinding met en onder controle van de besturing, waarbij het wederom mogelijk is, dat de gebruiker de uiteindelijk in te stellen mogelijkheden binnen handbereik heeft.

De onderhavige uitvinding heeft benevens al het 25 voorgaande betrekking op een samenstel van een inrichting en een matras, voor zover de inrichting niet reeds het matras vormt. Daarbij is een inkeping in het matras aangebracht om een eenvoudige buiging in het matras in overeenstemming met de wigvorm te verwezenlijken.

30 De onderhavige uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin é 6 gelijke en gelijksoortige onderdelen, componenten en eigenschappen zijn aangeduid met dezelfde referentienummers, en waarin slechts een bij wijze van voorbeeld gegeven uitvoeringsvorm is getoond. In de tekening toont: 5 Fig. 1 een toepassingsmogelijkheid van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 een gebruikstoestand van een uitgebreidere inrichting volgens de onderhavige uitvinding dan die, welke in fig. 1 is getoond; 10 Fig. 3 een samenstel van een inrichting en een matras, beide volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 4 een ander samenstel van een inrichting en een matras, beide volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 5 een massieve, enkelvoudige uitvoeringsvorm van 15 de onderhavige uitvinding;

Fig. 6 een dubbele uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding als basis voor een (comfort)matras; en

Fig. 7 een dubbele uitvoeringsvorm van een inrichting 20 volgens de onderhavige uitvinding als matras.

In fig. 1 is een inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond. Deze wordt toegepast in samenhang met een matras 2.

De inrichting 1 omvat een in dwarsdoorsnede (in de 25 richting van pijl E) wigvormig lichaam 3, dat op zichzelf hol is. Het lichaam 3 is opblaasbaar, waartoe selectief een pomp 4 in werking gesteld kan worden. De pomp 4 is verbonden met het holle wigvormige lichaam 3, via een leiding 5. De pomp 4 is selectief in werking te stellen door middel van een 30 microcomputer 6 als uitvoeringsvorm van een besturing, die is uitgerust met een antenne 7. De antenne 7 staat in verbinding, «'· 7 en wel draadloos, met de in de hand houdbare bediening 8, welke een gebruiker ter beschikking staat om de pomp 4 selectief in werking te stellen.

In een andere uitvoeringsvorm, kan een drukmeter 9 5 worden toegepast om de druk in het binnenste van het holle wigvormige lichaam 3 te meten om op basis van meetsignalen en met behulp van de microcomputer 6 de pomp 4 automatisch en selectief in werking te stellen, om de druk in het binnenste van het holle wigvormige lichaam 3 te verhogen.

10 In een andere leiding 10 is een afsluiter, kraan of uitlaatklep 11 aangebracht. De uitlaatklep 11 kan ook selectief worden aangestuurd met de microcomputer 6. De uitlaatklep 11 is bedoeld om de druk in het binnenste van het holle, wigvormige lichaam 3 te verlagen. De uitlaatklep 11 kan ook zijn 15 aangebracht in de leiding 5 tussen de pomp 4 en het holle wigvormige lichaam 3.

Het holle wigvormige lichaam 3 is in de richting van pijl A aan te brengen onder het matras 2, en wel bij voorkeur op een bodem 12. Het holle wigvormige lichaam 3 komt dan 20 terecht tussen de bodem 12 en het matras 2. Als alternatief kan het holle wigvormige lichaam 3 echter eveneens op het matras 2 worden geplaatst.

Rondom het matras 2 zijn diverse locaties aanwezig en geschikt, waar een hol wigvormig lichaam 3 kan worden geplaatst 25 op of onder het matras 2, zoals is aangeduid met pijlen B, C en D.

In een geprefereerde uitvoeringsvorm worden in elk geval bij de met pijlen A en C aangeduide lange zijden van het matras holle wigvormige lichamen 3 aangebracht. Dit is de 30 toestand, zoals die in fig. 2 is getoond.

In fig. 2 is een frame 13 opgesteld met een veerbodem I' > 8 14, waarop het matras 2 rust. Op het bovenoppervlak van het matras 2 zijn aan tegenover elkaar gelegen zijden van het matras twee holle wigvormige lichamen 3 geplaatst. Daarop is een comfortmatras 15 gelegd.

5 In de uitvoeringsvorm van fig. 2 is de microcomputer 6 weggelaten, maar bij voorkeur staat ook hier de pomp 4 onder besturing van microcomputer 6.

De pomp 4 is via een klep 16 verbonden met elk van de beide holle wigvormige lichamen 3 aan weerszijden van het 10 matras 2. De klepmiddelen kunnen worden gebruikt, in samenhang met een als microcomputer 6 of anderszins vormgegeven besturing om te selecteren met welke van de beide holle wigvormige lichamen 3 de pomp 4 in verbinding moet worden gesteld. Ook is het vanzelfsprekend mogelijk, dat het kleporgaan 16 een 15 mogelijkheid biedt om de pomp 4 in verbinding te stellen met elk van beide van de wigvormige holle lichamen 3. In figuur 1 is een mogelijke uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij het getoonde wigvormige lichaam in compartimenten is verdeeld middels een membraan of schot 17. Elke van de compartimenten is 20 via een klep 18 te verbinden, op soortgelijke wijze als de lichamen 3 in figuur 2, met de pomp om de stevigheid, ondersteuning of hardheid in elke van de aldus gescheiden compartimenten in te kunnen stellen, zowel initieel als na verloop van tijd in gebruik.

25 In figuur 3 is een samenstel 18 van een matras 2 en een inrichting 3, 3 volgens de uitvinding getoond. De inrichting omvat een wigvormig lichaam 3 en een tweede wigvormig lichaam 3. De inrichting is langs de zijranden van het samenstel 18 geplaatst op een drager 17, zoals een 30 boxspring 17. In figuur 4 is de boxspring 17 vervangen door een lattenbodem 20. Het matras 2 omvat inkepingen 19, zodat het 9 gemakkelijker buigt om de door het wigvormige lichaam 3 en het tweede wigvormige lichaam 3 gedefinieerde vorm aan te nemen. De zijdelings gelegen 24 delen van matras 2 aan de buitenzijden van de inkepingen 19 kunnen vast met het matras 2 zijn 5 verbonden, bijv. middels stiksels, of hiermee verbindbaar zijn, bijv. middels een klittebandverbinding (niet getoond). Voor het overige is de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm in hoofdzaak gelijk aan de in figuur 2 weergegeven variant, in het bijzonder met betrekking tot de vulling of vulgraad of opblaasbaarheid 10 van de inrichting 3, 3 en het gebruik van de pomp 4 onder aansturing van een (niet getoonde) besturing. Het matras 2 is in figuur 3 een schuimmatras, maar in figuur 4 is een verenmatras weergegeven. Duidelijk blijkt dat ook in het geval van een verenmatras de boogde spleet 21 met inkepingen 19 kan 15 worden gevormd.

In figuur 4 is verder getoond hoe een het matras 2 aan de vorm van de inrichting 3, 3 aanpassende spleet 21 ontstaat, wanneer de inrichting 3,3 onder het matras 2 met inkepingen 19 wordt aangebracht in de richting van pijl A. Het 20 buitenwaarts gelegen deel 24 van matras 2 kan daartoe eenvoudigweg worden opgetild in de richting van pijl F, om voor het lichaam 3 plaats te bieden of maken. Opgemerkt wordt, dat in fig. 4 de spleet of inkepingen 19 in hoofdzaak over de gehele dikte van het matras 2 zijn aangebracht, maar dat deze 25 zich ook over een deel van deze dikte kunnen uitstrekken.

In figuur 6 is een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij een verbinding 22 onder comfortmatras 15 door is aangebracht tussen de wigvormige lichamen 3, 3. Aldus zijn de wigvormige lichamen 3, 3 onderling verbonden en vormen een 30 geïntegreerde eenheid. Het zal duidelijk zijn, dat in een dusdanige uitvoeringsvorm ook kan worden afgezien van het 10 comfortmatras 15, zoals in figuur 7 is weergegeven; de inrichting 3, 3, 22 zelf vormt daar het steun- of ligvlak, hetgeen mogelijk is geworden door een gepaste keuze van materiaal en dikte van de verbinding 22 tussen de wigvormige 5 lichamen 3, 3.

In voorgaand beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen kan een bekleding zijn aangebracht om ten minste het wigvormige lichaam 3. Een dergelijke bekleding kan de vorm hebben van een hoes 23, welke losmaakbaar kan zijn. In 10 het bijzonder kan de hoes 23 vast aan de inrichting 3 zijn aangebracht en afneembaar zijn, bijvoorbeeld uit een gladde of althans sluitende kunststof zijn gevormd, of losmaakbaar om afzonderlijk reinigen daarvan mogelijk te maken, bijv. in een wasstraat of wasserette van een ziekenhuis.

15 Na kennisneming van het voorgaande zullen zich vele aanvullende en alternatieve uitvoeringsvormen aan de vakman opdringen, welke alle moet worden beschouwd als uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, tenzij deze naar letter of geest afwijken van hetgeen in de bijbehorende 20 conclusies is gedefinieerd, in het bijzonder de enkelvoudige onafhankelijke conclusie. Er zijn al diverse alternatieve mogelijkheden beschreven in het voorgaande dan die, welke specifiek in de tekening zijn getoond. Daarbij kan verder nog worden opgemerkt, dat als kortere holle of massieve of gevulde 25 wigvormige lichamen worden toegepast aan het hoofd- of voeteneinde van een matras, de voeten van een gebruiker omhoog kunnen worden gebracht en/of de behoefte aan een kussen kan worden verminderd of zelfs vermeden. In het voorgaande is telkens gesproken over het opblazen van de lichamen met lucht, 30 maar er kan natuurlijk tevens gebruik worden gemaakt van andere fluïda, bijvoorbeeld water of iets dergelijks. De lichamen 3 11 hoeven niet hol, laat staan opblaasbaar te zijn, maar kunnen massief zijn, en zijn gevuld met een gel of andere substantie, of zijn gevormd uit schuim oid. In figuur 5 is een dergelijke uitvoeringsvorm weergegeven, welke ook nog eens in enige of in 5 aanzienlijke mate korter is of kan zijn dan de lengte van het bed, en behalve toepassing aan de lange zijde van het bed ook aan een korte kant kan worden toegepast. De lichamen 3 kunnen tevens integrale onderdelen vormen van een regulier bed of zelfs een waterbed, bijvoorbeeld in de vorm van compartimenten 10 daarvan, die zijn gelegen bovenop het gebruikelijke ligvlak. De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is tevens op een andere wijze toepasbaar dan alleen maar in samenhang met een matras, bijvoorbeeld in samenhang met een zitvlak, bijvoorbeeld van een stoel, etc.

1035218

Claims (18)

1. Inrichting voor aanpassing van de vorm van een 5 steunvlak, in het bijzonder een door een matras gedefinieerd ligvlak, omvattende: een in gebruikstoestand in dwarsdoorsnede in hoofdzaak wigvormig lichaam.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het lichaam hol is.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het lichaam in dwarsdoorsnede een hoek insluit van tussen 5 en 45 graden.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het lichaam opblaasbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, verder omvattende een selectief in werking te stellen pomp voor het selectief opblazen van het lichaam.

6. Inrichting volgens conclusie 5, verder omvattende een besturing voor het inwerking stellen van de pomp.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de besturing een door een gebruiker te bekrachtigen bediening omvat.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de bediening in de hand houdbaar is en in gebruik draadloos met de pomp in 25 contact staat.

9. Inrichting volgens ten miste één van de conclusies 5-8, waarbij de pomp in hoofdzaak vast met het lichaam is verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie ten minste één van de voorgaande conclusies 4-9, waarbij de een selectief bedienbare 30 uitlaatklep op het lichaam is aangesloten.

11. Inrichting volgens ten minste één van de voorgaande 1035218 conclusies, verder omvattende ten minste één tweede lichaam.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het lichaam en het tweede lichaam onderling zijn verbonden.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de inrichting 5 het matras vormt of althans daarin is geïntegreerd.

14. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de inrichting een basis voor een comfortmatras vormt.

15. Inrichting volgens ten minste conclusies 4 en 11, waarbij de lichamen elk met de pomp zijn verbonden.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij een kleporgaan is verschaft om selectief ten minste één van de lichamen in verbinding te stellen met de pomp.

17. Inrichting volgens ten minste conclusies 6 en 16, waarbij het kleporgaan in verbinding met en onder controle van 15 de besturing staat.

18. Samenstel van een inrichting volgens ten minste één van de voorgaande conclusies en een daarop te plaatsen matras, waarbij het matras ten minste één inkeping bij de inrichting omvat en lokaal bij de inrichting adaptief is aan de door de 20 inrichting gedefinieerde vorm. 1035218