NL1031749C2 - Melkklauwinrichting. - Google Patents

Description

Melkklauwinrichting

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een melkklauwinrichting, voorzien van aansluitingen voor doorvoer van 5 reinigingsmiddel naar de tepelbekers.

Melkklauwinrichtingen zijn algemeen bekend. Zij vormen een verzamelkamer voor melk afkomstig van de tepels van een koe en zijn aangesloten op een afvoerleiding naar een centrale melkopslag. De melkklauwinrichting is voorzien 10 van vier melkslangen waarop tepelbekers zijn aangebracht. Op de melkklauwinrichting kunnen voorzieningen zijn aangebracht voor het doorgaans pneumatisch bedienen van de tepelbekers. Voorts kunnen voorzieningen zijn aangebracht voor het toevoeren van reinigingsvloeistof, zoals jodium, 15 en vervolgens spoelvloeistof, zoals water, en lucht, naar de tepelbekers of naar de aansluiting daarvan op de betreffende melkslangen. Een dergelijke opstelling is bekend van WO 99/66787, WO 02/23976 en WO 2005/043986.

Na het melken van een koe wordt reinigingsvloei-2 0 stof of desinfectans af gegeven aan de tepels in de tepelbekers. Dit kan geschieden via een toevoerleiding die leidt van een persluchtbron naar een bovendeel van het melkklauw-huis en daarin via leidingen in verbinding staat met vier verdere leidingen die naar de tepelbekers leiden. Op de 25 persluchtleiding is een afgifte-eenheid voor jodium aange- 1031749 2 sloten. De toevoerleiding wordt gewoonlijk gesloten gehouden door een afsluiter in het bovendeel van het melkklauw-huis. Wanneer de afgifte van reinigingsmiddel aan de tepel-bekers gewenst is wordt de afsluiter open gezet zodat de 5 jodiumhoudende lucht onder druk via de verdere leidingen naar de tepelbekers en de tepels kan stromen. Daarna wordt de afsluiter weer gesloten en kan men de tepelbekers van de tepels afhalen. De tepelbekers kunnen dan gespoeld worden.

Het kan voorkomen dat de afsluiter in het boven-10 deel van het melkklauwhuis faalt, en dan in en geheel of gedeeltelijk open stand blijft staan. Het gevolg is dat de jodiumhoudende luchtstroom in stand blijft, en jodium afgegeven blijft worden aan de tepelbekers. Dat kan voortduren tijdens het spoelen, maar is dan niet bezwaarlijk, 15 behalve voor wat betreft verspilling van jodium. Bezwaar-lijker is dat de stroom jodiumhoudende lucht ook voortduurt tijdens een volgende melkgang. De dan -onbedoeld- afgegeven jodium komt dan terecht in de uit de tepels afkomstige melk en daarmee via melkslangen naar de melkverzamelkamer in het 20 melkklauwhuis gevoerd en daarvandaan naar de centrale melkopslag. Grote hoeveelheden melk kunnen aldus verontreinigd worden met jodium.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING 25

Een doel van de uitvinding is hierin verbetering te brengen.

Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee kan 30 worden tegengegaan dat jodium op ongewenste wijze en ogenblikken in de tepelbekers of daarop aangesloten melkleidin-gen kan komen. Althans een van deze doelen wordt volgens de uitvinding bereikt met een melkklauwinrichting voor een melkinrichting, voorzien van een melkklauwhuis met een 35 melkverzamelkamer en een aantal aansluitingen voor melktoevoerleidingen afkomstig van tepelbekers en een aansluiting voor een melkafvoerleiding, waarbij het 3 melkklauwhuis voorzien is van eerste aansluitingen voor leidingen voor toevoer van reinigingsmiddel met fluïdum onder druk naar de tepelbekers of daarop aangesloten melkleidingen zijn aangebracht, van een tweede aansluiting 5 voor aanvoer van reinigingsmiddel met fluïdum onder druk naar de eerste aansluitingen, alsmede een doorgangstelsel tussen de eerste en tweede aansluitingen, omvattend een eerste doorgang vanaf de tweede aansluiting, die zich vertakt in tweede doorgangen naar de tweede aansluitingen, 10 waarbij het doorgangstelsel voorzien is van tenminste één derde doorgang, welke een aftakking vormt naar een plaats van opvang of afvloei, waarbij het doorgangstelsel tussen de eerste en tweede aansluitingen een eerste afsluiter omvat, voor het in sluitstand verhinderen van doorvoer van 15 het reinigingsmiddel met fluïdum onder druk, waarbij de derde doorgang gelegen is benedenstrooms van de eerste afsluiter.

Wanneer de eerste afsluiter onverhoopt niet geheel terug te brengen is naar een gesloten stand volgend 2 0 op het af geven van het reinigingsmiddel, zal het reinigingsmiddel met het drukfluïdum dat langs de eerste afsluiter stroomt kunnen ontwijken door de derde doorgang en niet door de tweede aansluitingen naar de tepelbekers of daarop aangesloten melkleidingen.

25 In een eenvoudige uitvoering is de eerste afslui ter aangebracht voor het afsluiten van de eerste doorgang.

Het ontwijken van het reinigingsmiddelhoudende fluïdum wordt bevorderd indien de derde doorgang vrij uitloopt in de atmosfeer. Het fluïdum zal de weg van de 30 minste weerstand volgen, niet via de doorgaans van een een drempeldruk bezittende terugslagklep voorziene leidingen naar de tepelbekers.

In een constructief eenvoudige uitvoering sluiten de tweede doorgangen en de derde doorgang op een gemeen-35 schappelijke plaats aan op de eerste doorgang, waarbij de derde doorgang bij voorkeur in lijn ligt met de eerste doorgang.

4

In een verdere ontwikkeling van de melkklauw-inrichting volgens de uitvinding is deze voorzien van een tweede afsluiter voor het afsluiten van de derde doorgang. Hiermee kan de derde doorgang worden gesloten voor de 5 periode dat de afgifte van het reinigingsmiddelhoudende fluïdum wel gewenst is. De werking van de tweede afsluiter wordt bevorderd indien de tweede afsluiter gespannen is naar een de derde doorgang open houdende stand.

Voor bediening van de tweede afsluiter kan de 10 melkklauwinrichting voorzien zijn van een derde aansluiting voor een fluïdum onder druk naar een vierde doorgang voor het met fluïdum onder druk bedienen van de tweede afsluiter.

Het aflaten van het het reinigingsmiddelhoudende 15 fluïdum wordt bevorderd indien de derde doorgang geplaatst is om tijdens gebruik horizontaal of in stromingsrichting aflopend gericht te zijn.

In een compacte uitvoering zijn de genoemde aansluitingen en doorgangen ondergebracht in een bovendeel 20 van het melkklauwhuis. Indien het bovendeel verwijderbaar bevestigd is aan het melkklauwhuis kan dit als onderdeel een bestaand standaard bovendeel van een melkklauwhuis vervangen, en aldus daaraan op kostengunstige wijze de voorziening volgens de uitvinding toevoegen.

25 Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding een dergelijk bovendeel voor een melkklauwhuis volgens de uitvinding.

Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding een melkklauwinrichting volgens de uitvinding, voorzien van 30 tepelbekers en melkslangen die de verbinding vormen tussen de eerste aansluitingen en de tepelbekers.

Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding een melkinstallatie voorzien van een aantal melkklauw-inrichtingen volgens de uitvinding en een op de melkafvoer-35 leidingen daarvan aangesloten centrale melkopslag.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 5 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten, kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvra-5 gen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclu-sies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

10

De uitvinding wordt hieronder nader toegelicht aan de hand van een in de bij gevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoering. Getoond wordt in:

Figuur 1 een aanzicht op een voorbeelduitvoering 15 van een melkklauwinrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een schematische, gedeeltelijke doorsnede door het bovendeel van de melkklauwinrichting van f iguur 1; figuur 3 de melkklauwinrichting van figuren 1 en 20 2, in een eerste fase van gebruik; en figuur 4 de melkklauwinrichting van figuren 1 en 2, in een volgend stadium van gebruik.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 25

De melkklauwinrichting 1 van de figuren 1-4 omvat een melkklauwhuis 2, met een inwendige 23 bepaald door een komvormige wand 3, die voorzien is van een bovenste omtreksrand 24, en een deksel 4, die voorzien is van een 30 afhangende omtreksrand 25, luchtdicht geplaatst op de bovenrand 24 van de kom 3. In het bodemgebied van de kom 3 is een tuit 21 aangevormd, die een doorgang 22 bepaalt. Op de tuit 21 is aan te sluiten een schematisch weergegeven melkafvoerleiding 121.

35 De deksel 4 is voorzien van vier tuiten 5a-d, die doorgangen 20a-d naar het inwendige 23 van het melkklauwhuis 2 vormen, en waarop aangesloten kunnen worden de in 6 figuur 1 schematisch weergegeven melkslangen 105a-d. Deze melkslangen 105a-d zijn aangesloten op niet weergegeven tepelbekers en ontvangen de melk daarvan.

Op de deksel 4 is door middel van schroeven 60 5 losmaakbaar bevestigd een bovendeel 50, dat met de deksel 4 een vervangbare eenheid kan vormen, die bijvoorbeeld een conventionele, op de kom 3 geplaatste dekseleenheid kan vervangen.

Het bovendeel 50 dient in hoofdzaak als aanslui-10 ting en doorvoer van verschillende bedieningsleidingen respectievelijk bedieningsfluïdum. In dit voorbeeld zijn te onderscheiden (figuur 1) tuiten 51a-d voor vacuümleidingen 151a-d naar de tepelbekers, teneinde de voeringen van de tepelbekers, op op zich bekende wijze, te bewegen voor het 15 melken. De tuiten 51a-d staan binnen het bovendeel 50 in verbinding met een tuit 52 waarop een vacuüm/luchtleiding 152 is aangesloten, die leidt naar een niet weergegeven vacuümbron.

Direct beneden de tuiten 51a-d is het bovendeel 20 voorzien van tuiten 53a-d, waarop slangen 153a-d zijn aangesloten die leiden naar de betreffende tepelbekers of daarop aansluitende gedeelten van de melkslangen 105a-d, om reinigingsmiddel met lucht-onder-druk en/of een water-/lucht-onder-drukmengsel daar naar toe te voeren. De tuiten 25 53a-d staan binnen het bovendeel 50 via vier schuin omhoog reikende kanalen 59a-d in verbinding met een doorgang 56, die in het verlengde ligt van een tuit 54, waarop een slang 154 aangesloten is, die in verbinding staat met een niet weergegeven water-/luchtbron.

3 0 Het bovendeel 50 is tevens voorzien van een tuit 55, voor aansluiting op een bron van perslucht met reinigingsmiddel, zoals jodium, via leiding 155, waarbij de tuit 55 inwendig via een dwarsdoorgang 57 in het bovendeel 50 in verbinding staat met de doorgang 56 en daarmee met de 35 kanalen 59a-d en daarmee (ook) met de tuiten 53a-d. Zoals in figuur 2 is weergegeven, is de dwarsdoorgang 57 afsluitbaar met een afsluiter 8, die automatisch bediend 7 worden met verder niet weergegeven middelen in/aan de melkklauw.

De tot nu toe besproken aansluitingen zijn bekend uit de stand van de techniek.

5 Het bovendeel 50 is volgens de uitvinding voorts voorzien van een tuit 80 voor aansluiting van een slang 180 welke leidt naar een bron voor lucht-onder-druk. In het bovendeel 50 staat de tuit 80 in verbinding met een doorgang 81, welke leidt naar een verticale kamer 82, welke 10 afgesloten is door middel van een schroefdop 83. Tegen de onderzijde van de. schroefdop 83 steunt de kop 85 van een pen 84, welke een afgeschuind ondereind 90 bezit. De kop 85 van de pen 84 bezit een afdichtingsring 86 tegen de wand van de kamer 82. Min of meer halverwege de pen 84 is de 15 kamer voorzien van een schouder 89, waartegen drukveer 88 steunt, welke aan het andere eind steunt tegen schouder 87 van de kop 8 5.

De doorgang 56 is in dit voorbeeld na de vertakkingen 59a-d verlengd met een in gebruik horizontaal 20 of aflopend doorganggedeelte 56a, dat uitkomt in een onderste gebied van een verticale kamer 82, welke onderste gebied neerwaarts overgaat in een schuine omtreksrand of klepzitting 91, passend bij afgeschuind ondereind 90 van de pen 84. Het onderste gebied van de kamer 82 staat via 2 5 doorgang 92 in verbinding met de atmosfeer, via verlaagd gedeelte 4a van de deksel 4.

In bedrijf kan de melkklauwinrichting 1 van de voorgaande figuren als volgt worden gebruikt.

Tijdens het melken hangt de melkklauwinrichting 1 30 onder de uier van een koe, en zijn de melkslangen 105a-d via niet weergegeven tepelbekers aangesloten op de tepels van de uier van de koe. Via de leiding 152 wordt alternerend druk/onderdruk gezet op de slangen 151a-d, zodat in de tepelbekers een melkende beweging wordt uitgevoerd. De melk 35 die daardoor wordt afgegeven stroomt via de melkslangen 105a-d, de tuiten 5a-d in het inwendige 23 van het melk-klauwhuis 2, en wordt via de tuit 21 afgevoerd, via de 8 melkafvoerleiding 121, naar een centrale opslag.

Wanneer de melkgang met de betreffende koe gestopt kan worden, wordt de slang 152 niet meer geactiveerd. Wel wordt via de slang 155, de tuit 55, doorgangen 57, 56, 5 kanalen 59a-d, tuiten 53a-d en slangen 153a-d perslucht met een reinigingsmiddel, zoals jodium, afgegeven aan de tepels en eventueel het inwendige van de tepelbekers.

Voorafgaande aan het toevoeren van reinigingsmiddel, zoals jodium, via leiding 155, 10 dwarsdoorgang 57, doorgang 56, enzovoorts, naar de tepelbekers, wordt de leiding 181 geactiveerd, waardoor perslucht druk uitoefent op doorgang 81, en op kamer 82, op de kop 85 van de pen 84. Hierdoor wordt, tegen de werking van de drukveer 88 in, de pen 84 neerwaarts gedwongen om 15 het ondereind 90 vloeistofdicht in de zitting 91 te laten grijpen. Daarmee is de doorgang 56a lucht-/vloeistofdicht afgesloten. Vervolgens wordt het reinigingsmiddel met perslucht aangevoerd via de slang 155, na het openzetten van de afsluiter 8. Het reinigingsfluidum onder druk gaat 20 via de doorgangen 59a-d, de tuiten 53a-d, de slangen 153a-d naar de tepelbekers, alwaar het via een terugslagklep, met een drempeldruk van bijvoorbeeld 1,5 bar, wordt afgegeven. Dit is schematisch weergegeven in figuur 3, waarin om reden van duidelijkheid de tuit 54/leiding 154 zijn weggelaten. 25 Daarna wordt de afsluiter 8 gesloten, en kan het spoelen via slang 154, tuit 54, doorgang 56, etcetera, beginnen.

Indien de afsluiter 8 om wat voor reden dan ook niet (geheel) dicht komt te staan, zal reinigingsmiddel worden blijven aangevoerd via de leiding 155. Dit zal 30 blijven doorgaan bij alle volgende processtappen, totdat in een volgende melkgang de toevoer van reinigingsmiddel gewenst is, en de afsluiter 8 bediend wordt om weer open te staan. Voor die periode, om daarin te voorkomen dat reinigingsmiddel toe blijft stromen naar de tepelbekers 35 en/of melkslangen 105a-d en daarin door overschrijding van de drempeldruk voortdurend wordt afgegeven, wordt de persdrukleiding 180 gedeactiveerd, waardoor de pen 84 onder 9 invloed van de drukveer 88 omhoog kan bewegen, waarbij het ondereind 90 uit de zitting 91 komt, en er een fluïdumverbinding is gecreëerd tussen doorganggedeelte 56a en doorgang 92. Het reinigingsmiddel afkomstig van de 5 leiding 155 kan dan vrij af stromen via doorgang 56, 56a, door de opening 92, via verdieping 4a, naar de buitenlucht, zie figuur 4.

1031749

Claims (14)

1. Melkklauwinrichting voor een melkinrichting, voorzien van een melkklauwhuis met een melkverzamelkamer en een aantal aansluitingen voor melktoevoerleidingen afkomstig van tepelbekers en een aansluiting voor een 5 melkafvoerleiding, waarbij het melkklauwhuis voorzien is van eerste aansluitingen voor leidingen voor toevoer van reinigingsmiddel met fluïdum onder druk naar de tepelbekers of daarop aangesloten melkleidingen zijn aangebracht, van een tweede aansluiting voor aanvoer van reinigingsmiddel 10 met fluïdum onder druk naar de eerste aansluitingen, alsmede een doorgangstelsel tussen de eerste en tweede aansluitingen, omvattend een eerste doorgang vanaf de tweede aansluiting, die zich vertakt in tweede doorgangen naar de tweede aansluitingen, waarbij het doorgangstelsel 15 voorzien is van tenminste één derde doorgang, welke een aftakking vormt naar een plaats van opvang of afvloei, waarbij het doorgangstelsel tussen de eerste en tweede aansluitingen een eerste afsluiter omvat, voor het in sluitstand verhinderen van doorvoer van het 20 reinigingsmiddel met fluïdum onder druk, waarbij de derde doorgang gelegen is benedenstrooms van de eerste afsluiter.

2. Melkklauwinrichting volgens conclusie 1, waarbij de eerste afsluiter aangebracht is voor het afsluiten van de eerste doorgang.

3. Melkklauwinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de derde doorgang vrij uitloopt in de atmosfeer.

4. Melkklauwinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de tweede doorgangen en de derde doorgang op een gemeenschappelijke plaats aansluiten op de eerste doorgang, 30 waarbij de derde doorgang bij voorkeur in lijn ligt met de eerste doorgang.

5. Melkklauwinrichting volgens een der conclusies 1031749 Λ 1-4, voorzien van een tweede afsluiter voor het afsluiten van de derde doorgang.

6. Melkklauwinrichting volgens conclusie 5, waarbij de tweede afsluiter gespannen is naar een de derde 5 doorgang open houdende stand.

7. Melkklauwinrichting volgens conclusie 5 of 6, voorzien van een derde aansluiting voor een fluïdum onder druk naar een vierde doorgang voor het met fluïdum onder druk bedienen van de tweede afsluiter.

8. Melkklauwinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de derde doorgang geplaatst is om tijdens gebruik horizontaal of in stromingsrichting aflopend gericht te zijn.

9. Melkklauwinrichting volgens een der voorgaande 15 conclusies, waarbij de genoemde aansluitingen en doorgangen ondergebracht zijn in een bovendeel van het melkklauwhuis.

10. Melkklauwinrichting volgens conclusie 9, waarbij het bovendeel verwijderbaar bevestigd is aan het melkklauwhuis.

11. Bovendeel voor plaatsing op een melkklauwhuis volgens conclusie 10.

12. Melkklauwinrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van tepelbekers en melkslangen die de verbinding vormen tussen de eerste aansluitingen en 25 de tepelbekers.

13. Melkinstallatie voorzien van een aantal melkklauwinrichtingen volgens een der voorgaande conclusies en een op de melkafvoerleidingen daarvan aangesloten centrale melkopslag.

14. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1031749