NL1012907C2 - Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. - Google Patents
Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. Download PDFInfo
- Publication number
- NL1012907C2 NL1012907C2 NL1012907A NL1012907A NL1012907C2 NL 1012907 C2 NL1012907 C2 NL 1012907C2 NL 1012907 A NL1012907 A NL 1012907A NL 1012907 A NL1012907 A NL 1012907A NL 1012907 C2 NL1012907 C2 NL 1012907C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- measuring
- transponder
- antenna
- receiver
- Prior art date
Links
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01S—RADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
- G01S5/00—Position-fixing by co-ordinating two or more direction or position line determinations; Position-fixing by co-ordinating two or more distance determinations
- G01S5/02—Position-fixing by co-ordinating two or more direction or position line determinations; Position-fixing by co-ordinating two or more distance determinations using radio waves
- G01S5/06—Position of source determined by co-ordinating a plurality of position lines defined by path-difference measurements
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01S—RADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
- G01S13/00—Systems using the reflection or reradiation of radio waves, e.g. radar systems; Analogous systems using reflection or reradiation of waves whose nature or wavelength is irrelevant or unspecified
- G01S13/87—Combinations of radar systems, e.g. primary radar and secondary radar
- G01S13/878—Combination of several spaced transmitters or receivers of known location for determining the position of a transponder or a reflector
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01S—RADIO DIRECTION-FINDING; RADIO NAVIGATION; DETERMINING DISTANCE OR VELOCITY BY USE OF RADIO WAVES; LOCATING OR PRESENCE-DETECTING BY USE OF THE REFLECTION OR RERADIATION OF RADIO WAVES; ANALOGOUS ARRANGEMENTS USING OTHER WAVES
- G01S13/00—Systems using the reflection or reradiation of radio waves, e.g. radar systems; Analogous systems using reflection or reradiation of waves whose nature or wavelength is irrelevant or unspecified
- G01S13/88—Radar or analogous systems specially adapted for specific applications
- G01S13/91—Radar or analogous systems specially adapted for specific applications for traffic control
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Radar, Positioning & Navigation (AREA)
- Remote Sensing (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
- Radar Systems Or Details Thereof (AREA)
- Details Of Aerials (AREA)
- Position Fixing By Use Of Radio Waves (AREA)
- Train Traffic Observation, Control, And Security (AREA)
Description
Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder
De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder, die zich voort beweegt langs een traject.
5
STAND DER TECHNIEK
Dergelijke stelsels zijn uit de stand der techniek bekend. Bij deze bekende stelsels gaat het in het algemeen om het bepalen van de positie in de voortbewegingsrichting waarbij gebruik wordt gemaakt van veldsterktemetingen. Een voorbeeld daarvan is 10 beschreven in US5621411.
In bepaalde gevallen is het ook wenselijk om de positie van de transponder dwars op het traject te kennen. Dat geldt bijvoorbeeld bij tolinstallaties op meerbaans autowegen. Daarbij is het belangrijk dat duidelijk vasts staat op welke baan een voertuig zich bevindt voordat met dit voertuig de nodige gegevens worden uitgewisseld in ver-15 band met de tolheffing. Voorkomen moet worden dat de tol berekend wordt ten laste van een voertuig in een naburige baan.
Een voorbeeld van middelen waarmee kan worden vastgesteld in welke baan een voertuig zich in de nabijheid van een tolheffinginstallatie bevindt is beschreven in US5406275. In dit bekende stelsel is per baan een detectiestation aangebracht waarbij 20 ervoor gezorgd moet worden dat elk detectiestation nagenoeg alleen de eigen baan bestrijkt en zo min mogelijk storing veroorzaakt bij de naburige detectiestations. Ook worden in deze publicatie de boven al genoemde afstandmetingen door middel van veldsterktemetingen beschreven.
Deze bekende inrichting gaat uit van duidelijk onderscheiden banen of rijstroken 25 en heeft per baan of rijstrook afzonderlijke hardware nodig om de nodige metingen te kunnen uitvoeren.
Een ander voorbeeld van omstandigheden waarbij het vaak wenselijk is om de positie van de transponder in dwarsrichting van het traject waarover de transponder zich beweegt te kennen wordt gevormd door autoraces, races met karts, skelters, fietsen 30 of andere voertuigen, paardenraces, windhondenrennen en allerlei andere trajectgebon-den wedstrijden. Zeker op die plaatsen die voor een waarnemer buiten het gezichtsveld liggen kan het van belang zijn te weten wie zich in de binnenbaan, de buitenbaan, dan wel midden op de weg of dergelijke bevindt.
10 1 2 9 0 7 ) 2
DOELSTELLING VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft nu ten doel de positie van de transponder dwars op de lengterichting van een traject vast te stellen zonder dat daartoe het traject in breedterichting in 5 duidelijk onderscheiden en elektromagnetisch van elkaar afgeschermde banen of rijstroken moet worden verdeeld die elk van een eigen meetstation moeten worden voorzien.
KORTE OMSCHRIJVING VAN DE UITVINDING 10 Aan bovengenoemde doelstelling wordt voldaan door een stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder, die een signaal uitzendt en die zich voort beweegt langs een traject met tenminste een meetstation voorzien van antennemiddelen voor het ontvangen van het genoemde signaal op tenminste twee meetpunten gepositioneerd op de twee uiterste punten van een lijnstuk dat het traject loodrecht kruist, waarbij het 15 meetstation voorzien is van - een eerste ontvanger waarmee het signaal via de antennemiddelen op het ene meetpunt wordt ontvangen en - een tweede ontvanger waarmee het signaal via de antennemiddelen op het andere meetpunt wordt ontvangen, 20 - hoogfrequent fase-meetmiddelen waarmee het faseverschil tussen het uitgangssignaal van de eerste ontvanger en het uitgangsignaal van de tweede ontvanger wordt gemeten, - waardeermiddelen waarmee op grond van het gemeten faseverschil wordt vastgesteld waar de transponder het genoemde lijnstuk passeert.
Bevindt de transponder zich precies in het midden van het traject dan zullen op de 25 beide meetpunten signalen met een gelijke fase worden ontvangen. Bevindt de transponder zich meer naar de linker zijkant van het traject dan zal een bepaald faseverschil gemeten worden. Bevindt de transponder zich meer naar de rechterzijde van het traject dan zal een bepaald tegengesteld faseverschil gemeten worden.
Afhankelijk van de toegepaste frequentie en de breedte van het traject zal het 30 kunnen voorkomen dat er meerdere fasenulpunten gemeten kunnen worden verdeeld over de lengte van het lijnstuk tussen de beide meetpunten. Dat maakt het voor de waardeereenheid niet mogelijk om een eenduidige plaats te bepalen.
10 1 2 9 Ö 7 i 3
Er zijn een aantal mogelijkheden om deze onzekerheid op te heffen. In de eerste plaats kan gedacht worden aan het verlagen van de signaalfrequentie. Omdat de toegepaste frequenties in het algemeen gebonden zijn aan allerlei nationale en internationale afspraken is het meestal niet mogelijk om de signaalfrequentie zelf te variëren Er kan 5 echter wel met modulatie worden gewerkt waarbij een relatief lage modulatiefrequentie wordt gekozen. In dat geval wordt dus niet het signaal zelf, maar het modulatiesignaal in de fasemeting betrokken.
Een volgens dat principe uitgevoerd stelsel heeft dus het kenmerk dat de transponder een gemoduleerd signaal uitzendt, dat de eerste ontvanger wordt gevolgd door 10 een eerste demodulator voor het demoduleren van het ontvangen signaal, dat de tweede ontvanger wordt gevolgd door een tweede demodulator voor het demoduleren van het ontvangen signaal en dat laagfrequent fase-meetmiddelen het faseverschil meten tussen het uitgangssignaal van de eerste demodulator en het uitgangssignaal van de tweede demodulator. In dit stelsel wordt dus niet de fase van de draaggolf gemeten maar wordt 15 de fase van het modulerende signaal gemeten waarvan de frequentie veel lager is en waarmee een lijnstuk met grotere lengte (en dus een traject met veel grotere breedte) eenduidig zonder meerdere nulpunten kan worden bestreken.
Een nadeel van het bovengenoemde stelsel kan zijn dat de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling op grond van het relatief laagfrequente modulatiesignaal lager is dan in 20 het geval hogerfrequente signalen zouden zijn gebruikt. Om dat probleem op te lossen verdient het de voorkeur om de beide bovengenoemde uitvoeringsvormen te combineren zodanig dat in de waardeermiddelen zowel het uitgangssignaal van de laagfrequent fase-meetmiddelen wordt gebruikt voor "grove" positiebepaling, terwijl het uitgangsig-naal van de hoogfrequent fase-meetmiddelen wordt gebruikt voor "fijne" positiebepa-25 ling.
In principe kunnen diverse modulatiesoorten worden gebruikt, amplitudemodula-tie, ffequentiemodulatie, fasemodulatie, enz. Een modulatiesoort waarvoor slechts zeer eenvoudige schakelingen nodig zijn om het stelsel naar behoren te laten functioneren is amplitudemodulatie waarbij het modulatiesignaal een pulsreeks is waarmee de ampli-30 tude van de draaggolf tussen 0% en 100% wordt gemoduleerd. Met andere woorden de transponder zendt signaaltreintjes uit.
Een andere mogelijkheid om de onzekerheid als gevolg van de meerdere nulpunten weg te nemen is het verkleinen van het lijnstuk en een serieschakeling van meer- 4 dere kleine lijnstukken toe te passen. De lengte van elk klein lijnstuk is daarbij zodanig dat binnen elk lijnstuk een eenduidige meting uitgevoerd kan worden. Om te kunnen bepalen welk lijnstuk de juiste meetwaarde zal opleveren kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een veldsterktemeting in elk van de meetpunten. Het lijnstuk dat 5 begrensd wordt door die meetpunten die samen het sterkste somsignaal opleveren wordt geselecteerd.
Een stelsel dat volgens dit principe functioneert heeft het kenmerk dat tussen de beide uiteinden van het lijnstuk nog N meetpunten worden gerealiseerd zodanig dat het lijnstuk door de N+2 meetpunten wordt verdeeld in N+l delen elk met een lengte klein 10 genoeg om per deel een eenduidige meting te kunnen realiseren, waarbij de N+2 meetpunten zijn verbonden met N+2 ontvangers, de uitgang van elk van de ontvangers is verbonden met een veldsterktemeter, de uitgangsignalen van alle veldsterktemeters in een vergelijkingsschakeling worden gewaardeerd, welke vergelijkingsschakeling de uitgangssignalen van die twee ontvangers, die tezamen de grootste veldsterkte hebben, 15 doet doorschakelen naar een fasecomparator teneinde met elkaar te worden vergeleken waarna het resulterende uitgangsignaal van de fasecomparator een waardeereenheid aanstuurt.
In plaats van veldsterktemetingen kan ook een combinatie worden gemaakt van draaggolfmetingen en modulatiesignaalmetingen Het stelsel is in dat geval voorzien 20 van een eerste langgerekte lusanteime waarmee op bovenbeschreven wijze een faseme-ting van de modulatiesignalen op de eindpunten wordt gerealiseerd. Dat levert al een positie op zij het met een relatief lagere nauwkeurigheid. Verder is het stelsel in dat geval voorzien van een tweede antenne bestaande uit een serieschakeling van kleine lusantennes die elk worden gebruikt voor een fasemeting op grond van het draaggolf-25 signaal op de uiteinden van elke kleine bisantenne. De positie met lage nauwkeurigheid wordt gebruik om een van de kleine lusantennes te selecteren. De fasemeting op deze geselecteerde kleine bisantenne levert dan een positie op met een relatief hogere nauwkeurigheid. Een nadeel van deze uitvoeringsvorm is echter het nogal ingewikkelde antennestelsel dat voor de metingen nodig is.
30 Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het stelsel heeft volgens de uitvinding het kenmerk, dat de fasemeting een aantal malen in de tijd achtereen wordt herhaald en dat de resultaten worden geïnterpoleerd zodat uit de resultaten het spoor kan worden afgeleid dat door de transponder wordt gevolgd binnen het traject 10 's 2 ;ï 0 7 5
AANDUIDING VAN DE FIGUREN
De uitvinding zal in het volgende nader worden verklaard aan de hand van de bijgaande figuren.
5 Figuur 1 toont een schematisch perspectief aanzicht op een deel van een traject waarbij ter weerszijden van het traject een ontvang antenne van een meetstation is aangebracht.
Figuur 2 toont een bovenaanzicht op een meetstation met een lusvormige antenne op of in het wegdek van het traject.
10 Figuur 3 toont een andere uitvoering van de elektronica in het meetstation.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm waarbij het modulatiesignaal wordt gebruikt voor "grove" plaatsbepaling en het hoogfrequente draaggolfsignaal wordt gebruikt voor "fijne" plaatsbepaling.
Figuur 5 toont schematisch een uitvoeringsvorm waarin gebruik wordt gemaakt 15 van een antenne bestaande uit een serieschakeling van een aantal lussen
Figuur 6 toont schematisch de exacte route van een voertuig uitgezet op basis van de met het stelsel verrichte metingen.
FIGUURBESCHRIJVING
20 Figuur 1 illustreert schematisch een deel van een traject 10, bijvoorbeeld een deel van een weg, waarover een transponder 12 beweegt in de richting van de pijl 14. De transponder 12 is in de praktijk bijvoorbeeld bevestigd op of in een auto, een motor, of een ander voertuig, dan wel aan een mens of dier, en wordt zodoende over het traject 10 in de getoonde richting voortbewogen.
25 Op een aantal plaatsen langs het traject zijn meetmiddelen aangebracht waarmee de positie van de transponder 12 in dwarsrichting kan worden vastgesteld. In fig. 1 is een dergelijke meetpost getoond voorzien van een antenne 16 aan de ene zijkant van de weg, een antenne 18 aan de andere zijkant van de weg, en een elektronica-eenheid 20 die via de leiding 22 verbonden is met de antenne 16 en via de leiding 24 verbonden is 30 met de antenne 18.
Tijdens bedrijf zendt de transponder 12 telkens met korte tussenposen een signaal uit dat kan bestaan uit een continue sinus met vooraf bepaalde frequentie maar ook kan bestaan bestaande uit een gemoduleerde draaggolf. Bij voorkeur wordt in het laatste -\ * ' 6 geval de draaggolf gemoduleerd door een pulsreeks van veel lagere frequentie waardoor “signaaltreintjes” worden gevormd.
Voorlopig wordt er voor de beschrijving van uit gegaan dat de transponder een continu en bij voorkeur sinusvormig signaal uitzendt. Dit uitgezonden signaal wordt 5 door beide antennes 16 en 18 ontvangen. De ontvangstsignalen worden via de leidingen 22 en 24 toegevoerd aan de elektronica-eenheid 20 waarin de signalen in fase met elkaar worden vergeleken. Als er vanuit gegaan mag worden dat de signaalleidingen 22 en 24 even lang zijn dan zal het duidelijk zijn dat, indien de transponder 12 zich in het midden van de weg bevindt en de afstand tussen de transponder 12 en de antenne 16 10 identiek is aan de afstand tussen de transponder 12 en de antenne 18, de beide ontvangstsignalen in de elektronica 20 dezelfde fase hebben. Een faseverschil 0 duidt derhalve op dat de transponder 12 zich in het midden van de weg bevindt (of althans kan bevinden). Wijkt de transponder 12 ten opzichte van het midden van de weg naar links uit dan zal er tussen de beide ontvangstsignalen een zeker faseverschil ontstaan. Wijkt 15 de transponder 12 ten opzichte van het midden van de weg naar rechts uit dan zal er in de beide ontvangstsignalen een tegengesteld faseverschil ontstaan. Als de beide leidingen 22 en 24 niet exact even lang zijn dan zal dit een vast faseverschil tot gevolg hebben waarvoor gecompenseerd kan worden zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn. Een soortgelijke kanttekening kan gemaakt worden bij de andere nog te beschrijven 20 uitvoeringsvormen van het stelsel.
Een nadeel van de in fig. 1 schematisch getoonde inrichting is dat deze in de praktijk alleen te realiseren is voor zeer hoge draaggolffrequenties. Alleen dan zullen de afmetingen van de antennes 16 en 18 zodanig zijn dat deze praktisch toepasbaar zijn. Bij veel van de op dit moment gebruikelijke transponder toepassingen, bijvoorbeeld 25 voor het volgen van voertuigen over bepaalde weggedeelten, wordt gebruik gemaakt van veel lagere draaggolffrequenties. In dat geval verdient het de voorkeur om gebruik te maken van antenneconfiguratie als schematisch getoond is in fïg. 2.
In fig. 2 is het traject in bovenaanzicht in zijn algemeenheid aangeduid met 30. In een denkbeeldig assenstelsel is de voortbewegingsrichting 14 van de transponder 12 30 gelijk aan de Y-richting. Dwars op deze richting, dus in de breedte van het traject 30, wordt de X-richting verondersteld waarbij in het voorbeeld van fig. 2 de onderzijrand van het traject samenvalt met X=0 terwijl de boven zijrand van het traject samenvalt met X=B, waarbij B de breedte van het traject 30 is. Op het traject is een lusvormige f 0 \ t $ i 7 antenne 32 aangebracht bestaande uit twee lange evenwijdige geleiders die op korte afstand van elkaar lopen en die ter plaatse van X=0 en X=B door korte dwarsgeleiders met elkaar zijn verbonden. De korte dwarsgeleiders staan via de aansluitleidingen 34 en 36 in verbinding met de elektronische eenheid 38. In deze elektronische eenheid 38 5 bevinden zich twee ontvangers 40 en 42, een fasemeeteenheid 44 en een waarderings-eenheid 46.
De op de uiteinden van de lusantenne 32 gemeten signalen worden via de leidingen 34 en 36 toegevoerd aan de ontvangers 40 en 42 en daar op een gewenste sterkte gebracht. De uitgangssignalen van de ontvangers 40 en 42 worden in de fasemeeteen-10 heid 44 met elkaar in fase vergeleken, resulterend in een fase-uitgangssignaal. Dit fase-uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een waardeereenheid 46 die uit dit fasesignaal een X-waarde afleidt. Bevindt de transponder zich precies in het midden van het traject, dan zal de eenheid 46 een waarde Χ=ιΔΒ afgeven. Bevindt de transponder zich meer naar de onderzijde van het traject, dan zal de eenheid 46 bijvoorbeeld een signaal 15 X=X1 afgeven waarbij Xl<l/2B terwijl, als de transponder 12 zich meer naar de bovenzijde bevindt, de eenheid 46 bijvoorbeeld een signaal X=X2 kan afgeven waarbij X2>l/4B is.
Afhankelijk van de gekozen draaggolffrequentie en afhankelijk van de breedte B van het traject kan het voorkomen dat er op de lusvormige antenne 32 meerdere 0-20 punten kunnen ontstaan zodat de meting niet eenduidig is. Om dat te verhelpen, is het bijvoorbeeld mogelijk om in plaats van een continue draaggolf gebruik te maken van een gemoduleerde draaggolf en voor de fasemeting niet gebruik te maken van de draaggolf maar van het modulatiesignaal dat een veel lagere frequentie heeft. De elektronische eenheid 38a wordt in dat geval aangevuld met 2 demodulatoren op de wijze 25 als schematisch getoond is in fig. 3. Een eerste demodulator 48 is geplaatst tussen de ontvanger 40 en de fasemeeteenheid 44 terwijl een tweede demodulator 50 geplaatst is tussen de ontvanger 42 en de fasemeeteenheid 44. Door toevoeging van deze beide demodulatoren 48 en 50 wordt in de fasemeeteenheid 54 dus een faseverschil gemeten tussen de modulatiesignalen. Aangezien het daarbij gaat om signalen met een veel 30 lagere frequentie is het nu door een geschikte keuze van de frequentie mogelijk om het aantal 0-punten in het uitgangssignaal van de eenheid 44 tot slechts 1 te reduceren. De waardeereenheid 46 is daarmee in staat om eenduidig binnen het traject X=0 en X=B aan te geven waar de transponder 12 zich bevindt.
8
Een nadeel van het gebruik van het relatief laagfrequente modulatiesignaal kan zijn dat de daarmee bereikte nauwkeurigheid in de positiebepaling lager is dan bij toepassing van de hogerfrequente draaggolf. In de uitvoeringsvorm die schematisch geïllustreerd is in figuur 4 worden de voordelen van beide mogelijkheden gecombineerd. De 5 langgerekte lusantenne, die zich in of op de baan bevindt is in dit geval aangeduid met 70. De uiteinden van de antenne 70 zijn via de leidingen 72 en 74 verbonden met de respectieve ontvangers 76 en 78. Elk van de ontvangers levert een hoogfrequent gemoduleerd signaal aan een der respectieve demodulatoren 80 en 82. De lager frequente modulatiesignalen aan de uitgangen van de demodulatoren 80 en 82 worden toegevoerd 10 aan de ingangen van de fasecomparator 84.
De hoogfrequente uitgangssignalen van de ontvangers worden ook rechtstreeks met elkaar vergeleken in de fasecomparator 86. Zoals boven is aangegeven kan dit leiden tot een niet eenduidige plaatsbepaling. Door nu het uitganssignaal van de fasecomparator 84, waarmee de positie "grof” maar wel eenduidig wordt vastgesteld, te combi-15 neren met het uitgangssignaal van de fasecomparator 86 zal het duidelijk zijn dat binnen de "grove" bepaling een "verfijning" kan worden aangebracht. De waardeereenheid 88 levert als resultaat dus een positiebepaling met hoge nauwkeurigheid.
In het bovenstaande is er vanuit gegaan dat de gebruikte antenne zich op of in het wegdek bevindt. Dat is zeker niet noodzakelijk. De transponder kan bijvoorbeeld ook 20 bewegen door een verticaal staande lus- of raamantenne. Ook een antenne op zekere hoogte boven het traject, zodanig dat de transponder onder de antenne door beweegt, kan worden toegepast.
Een andere mogelijkheid om de niet-eenduidigheid in het uitgang signaal van de fasemeeteenheid 44 op te heffen is geïllustreerd in fig. 5. In plaats van 25 een langgerekte lusvormige antenne 32, zoals in fig. 2 of fig. 4, wordt nu gebruik gemaakt van een serieschakeling van een aantal veel kortere lusvormige antennes 52a, 52b, 52c, ... Elk van deze antennes is via een eigen leiding 54a, 54b, 54c, .... verbonden met een eigen ontvanger 56a, 56b, 56c,... in de elektronische eenheid 38c. De uitgangen van de diverse ontvangers zijn verbonden met een reeks van veldsterktemeters 30 58a, 58b, 58c,...die uitgangssignalen leveren aan en vergelijkingsschakeling 60. Al deze uitgangssignalen vormen tezamen een curve die aangeeft waar, boven welke kleine antenne 52a, 52b, 52c, ... de transponder moet worden gezocht. De vergelijkingsschakeling 60 stelt in feite vast welke twee naast elkaar gelegen ontvangers de (012907 9 grootste somamplitude van de ontvangen signalen hebben en stuurt de reeks van schakelaars 62a, 62b, 62c,...zodanig dat alleen de uitgangsignalen van de twee geselecteerde ontvangers worden doorgelaten naar de fasemeetschakeling 64. Het uitgangssignaal van de fasemeeteenheid 64 wordt weer door de waardeereenheid 66 in beschou-5 wing genomen tezamen met de standen van de schakelaars 62a, 62b, 62c,...
In het bovenstaande is er van uit gegaan dat de transponder een actieve transponder is die zelf met regelmatige tussenposen signaaltreintjes uitzendt zonder daartoe door een van buiten afkomstig signaal geactiveerd te zijn. De uitvinding kan echter even goed worden toegepast in combinatie met passieve transponders die pas na ont-10 vangst van een activeersignaal actief worden en een responssignaal terugzenden.
Opgemerkt wordt tenslotte dat in het bovenstaande uitgegaan is van een lijnstuk dat loodrecht op de baanrichting staat en zijn eindpunten heeft aan de randen van de baan. Een lijnstuk dat niet ideaal loodrecht staat maar een kleine hoek maakt met de baanrichting, zoals in de praktijk door onnauwkeurig uitzetten van het lijnstuk makke-15 lijk kan voorkomen, leidt in het algemeen niet tot een ernstige meetfout. Alleen als de hoek relatief groot wordt (bijvoorbeeld groter dan 10 graden) moet er in de waardeer-middelen met deze hoek rekening worden gehouden.
Claims (8)
1. Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder, die een signaal uitzendt en die zich voort beweegt langs een traject met tenminste een meetstation voor- 5 zien van antennemiddelen voor het ontvangen van het genoemde signaal op tenminste twee meetpunten gepositioneerd op de twee uiterste punten van een lijnstuk dat het traject loodrecht kruist, waarbij het meetstation voorzien is van - een eerste ontvanger waarmee het signaal via de antennemiddelen op het ene meetpunt wordt ontvangen en 10. een tweede ontvanger waarmee het signaal via de antennemiddelen op het andere meetpunt wordt ontvangen, - hoogfrequent fase-meetmiddelen waarmee het faseverschil tussen het uitgangssignaal van de eerste ontvanger en het uitgangsignaal van de tweede ontvanger wordt gemeten, - waardeermiddelen waarmee op grond van het gemeten faseverschil wordt vastgesteld 15 waar de transponder het genoemde lijnstuk passeert.
2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de transponder een gemoduleerd signaal uitzendt, dat de eerste ontvanger wordt gevolgd door een eerste demodulator voor het demoduleren van het ontvangen signaal, dat de tweede ontvanger wordt 20 gevolgd door een tweede demodulator voor het demoduleren van het ontvangen signaal en dat laagfrequent fase-meetmiddelen het faseverschil meten tussen het uitgangssignaal van de eerste demodulator en het uitgangssignaal van de tweede demodulator.
3. Stelsel volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat in de waardeermiddelen 25 zowel het uitgangssignaal van de laagfrequent fase-meetmiddelen wordt gebruikt voor "grove" positiebepaling, terwijl het uitgangsignaal van de hoogfrequent fase-meetmiddelen wordt gebruikt voor "fijne" positiebepaling.
4. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies 2 of 3, met het kenmerk, dat het 30 gemoduleerde signaal is verkregen door amplitudemodulatie waarbij het modulatiesig- naal een pulsreeks is waarmee de amplitude van de draaggolf tussen 0% en 100% wordt gemoduleerd s
5. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de beide uiteinden van het lijnstuk nog N meetpunten worden gerealiseerd zodanig dat het lijnstuk door de N+2 meetpunten wordt verdeeld in N+l delen elk met een lengte klein genoeg om per deel een eenduidige meting te kunnen realiseren, waarbij de N+2 meetpunten zijn ver- 5 bonden met N+2 ontvangers, de uitgang van elk van de ontvangers is verbonden met een veldsterktemeter, de uitgangsignalen van alle veldsterktemeters in een vergelij-kingsschakeling worden gewaardeerd welke vergelijkingsschakeling de uitgangssignalen van die twee ontvangers, die tezamen de grootste veldsterkte hebben, doorschakelen naar een fasecomparator teneinde met elkaar te worden vergeleken waarna het resulte-10 rende uitgangsignaal van de fasecomparator een waairdeereenheid aanstuurt.
6. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het stelsel voorzien is van een langgerekte lusvormige antenne bestaande uit twee evenwijdige op korte afstand van elkaar lopende antennegeleiders ter lengte van het genoemde lijn- 15 stuk welke antennegeleiders aan de uiteinden met elkaar zijn verbonden en daar de meetpunten vormen.
7. Stelsel volgens conclusies 5, met het kenmerk dat de antenne is opgebouwd als de serieschakeling van een N+l kleine bisantennes, elk bestaande uit twee evenwijdige op 20 korte afstand van elkaar verlopende antennegeleiders die aan de uiteinden met elkaar zijn verbonden, welke lusantennes in lengterichting met elkaar zijn gekoppeld.
8. Stelsel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de meting een aantal malen in de tijd achtereen wordt herhaald en dat de resultaten worden geïn- 25 terpoleerd zodat uit de resultaten het spoor kan worden afgeleid dat door de transponder wordt gevolgd binnen het traject J
Priority Applications (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1012907A NL1012907C2 (nl) | 1999-08-25 | 1999-08-25 | Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. |
DE60001849T DE60001849D1 (de) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | Vorrichtung zur bestimmung der position eines transponders |
AT00957140T ATE235689T1 (de) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | Vorrichtung zur bestimmung der position eines transponders |
EP00957140A EP1210615B1 (en) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | System for determining the position of a transponder |
PCT/NL2000/000590 WO2001014905A1 (en) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | System for determining the position of a transponder |
AU68797/00A AU6879700A (en) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | System for determining the position of a transponder |
US10/069,372 US7006008B1 (en) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | System for determining the position of a transponder |
JP2001519209A JP2003529049A (ja) | 1999-08-25 | 2000-08-24 | トランスポンダーの位置を決定するためのシステム |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL1012907 | 1999-08-25 | ||
NL1012907A NL1012907C2 (nl) | 1999-08-25 | 1999-08-25 | Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL1012907C2 true NL1012907C2 (nl) | 2001-02-27 |
Family
ID=19769785
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL1012907A NL1012907C2 (nl) | 1999-08-25 | 1999-08-25 | Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. |
Country Status (8)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US7006008B1 (nl) |
EP (1) | EP1210615B1 (nl) |
JP (1) | JP2003529049A (nl) |
AT (1) | ATE235689T1 (nl) |
AU (1) | AU6879700A (nl) |
DE (1) | DE60001849D1 (nl) |
NL (1) | NL1012907C2 (nl) |
WO (1) | WO2001014905A1 (nl) |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US6700494B2 (en) | 2001-07-19 | 2004-03-02 | Dennis O. Dowd | Equine tracking |
US6999001B2 (en) * | 2002-07-02 | 2006-02-14 | Kabushiki Kaisha Toshiba | Card processing system and card processing method on toll road |
CA2556107C (en) * | 2004-02-23 | 2009-04-14 | Halliburton Energy Services, Inc. | A downhole positioning system |
JP4827553B2 (ja) * | 2006-02-27 | 2011-11-30 | 日本信号株式会社 | 走行路区別方法及び走行路区別装置 |
DE102006029122A1 (de) * | 2006-06-22 | 2007-12-27 | Amedo Gmbh | System zur Bestimmung der Position eines medizinischen Instrumentes |
JP2009174964A (ja) * | 2008-01-23 | 2009-08-06 | Sumitomo Electric Ind Ltd | 位置特定装置及び位置特定システム |
EP2439703B1 (en) * | 2010-10-07 | 2015-12-30 | MyLaps B.V. | Detecting the passing between a transmitter and a detector |
KR102099580B1 (ko) * | 2010-11-17 | 2020-04-10 | 추가이 세이야쿠 가부시키가이샤 | 혈액응고 제viii 인자의 기능을 대체하는 기능을 갖는 다중특이성 항원 결합 분자 |
JP4797116B1 (ja) * | 2010-12-14 | 2011-10-19 | 株式会社日立製作所 | 通過タイム計測装置、システムおよび方法 |
GB201401009D0 (en) | 2014-01-21 | 2014-03-05 | Qinetiq Ltd | Vehicle identification |
FI3604131T3 (en) * | 2018-07-31 | 2024-06-13 | Hensoldt Sensors Gmbh | SYSTEM AND METHOD FOR OBSERVING FLIGHT MOVEMENTS |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2843253A1 (de) * | 1978-10-04 | 1980-04-17 | Standard Elektrik Lorenz Ag | Navigationssystem zur richtungs- und entfernungsmessung |
US4757315A (en) * | 1986-02-20 | 1988-07-12 | The United States Of America As Represented By The Administrator Of The National Aeronautics And Space Administration | Method and apparatus for measuring distance |
US5406275A (en) * | 1990-05-17 | 1995-04-11 | At/Comm Incorporated | Object location process and apparatus |
EP0715185A2 (en) * | 1994-11-30 | 1996-06-05 | Hughes Aircraft Company | Transponder detection system and method |
US5621411A (en) * | 1993-10-04 | 1997-04-15 | Texas Instruments Incorporated | Positioning with RF-ID transponders |
EP0802515A1 (en) * | 1996-04-15 | 1997-10-22 | Nec Corporation | Vehicle identification system for electric toll collection system |
US5790052A (en) * | 1994-11-05 | 1998-08-04 | Robert Bosch Gmbh | Method for determining the position of a vehicle on a road |
Family Cites Families (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS6466582A (en) * | 1987-09-08 | 1989-03-13 | Nec Corp | System for detecting propagation time of transmission line |
US5227803A (en) * | 1992-07-22 | 1993-07-13 | Hughes Aircraft Company | Transponder location and tracking system and method |
US6351215B2 (en) * | 1998-06-02 | 2002-02-26 | Rf Code, Inc. | Monitoring antenna system |
-
1999
- 1999-08-25 NL NL1012907A patent/NL1012907C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2000
- 2000-08-24 AT AT00957140T patent/ATE235689T1/de not_active IP Right Cessation
- 2000-08-24 WO PCT/NL2000/000590 patent/WO2001014905A1/en active IP Right Grant
- 2000-08-24 AU AU68797/00A patent/AU6879700A/en not_active Abandoned
- 2000-08-24 US US10/069,372 patent/US7006008B1/en not_active Expired - Lifetime
- 2000-08-24 DE DE60001849T patent/DE60001849D1/de not_active Expired - Lifetime
- 2000-08-24 JP JP2001519209A patent/JP2003529049A/ja active Pending
- 2000-08-24 EP EP00957140A patent/EP1210615B1/en not_active Expired - Lifetime
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE2843253A1 (de) * | 1978-10-04 | 1980-04-17 | Standard Elektrik Lorenz Ag | Navigationssystem zur richtungs- und entfernungsmessung |
US4757315A (en) * | 1986-02-20 | 1988-07-12 | The United States Of America As Represented By The Administrator Of The National Aeronautics And Space Administration | Method and apparatus for measuring distance |
US5406275A (en) * | 1990-05-17 | 1995-04-11 | At/Comm Incorporated | Object location process and apparatus |
US5621411A (en) * | 1993-10-04 | 1997-04-15 | Texas Instruments Incorporated | Positioning with RF-ID transponders |
US5790052A (en) * | 1994-11-05 | 1998-08-04 | Robert Bosch Gmbh | Method for determining the position of a vehicle on a road |
EP0715185A2 (en) * | 1994-11-30 | 1996-06-05 | Hughes Aircraft Company | Transponder detection system and method |
EP0802515A1 (en) * | 1996-04-15 | 1997-10-22 | Nec Corporation | Vehicle identification system for electric toll collection system |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
ATE235689T1 (de) | 2003-04-15 |
DE60001849D1 (de) | 2003-04-30 |
JP2003529049A (ja) | 2003-09-30 |
WO2001014905A1 (en) | 2001-03-01 |
EP1210615A1 (en) | 2002-06-05 |
AU6879700A (en) | 2001-03-19 |
US7006008B1 (en) | 2006-02-28 |
EP1210615B1 (en) | 2003-03-26 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL1012907C2 (nl) | Stelsel voor het bepalen van de positie van een transponder. | |
ES2467192T3 (es) | Método y dispositivos para determinar la distancia entre una radiobaliza y un dispositivo de vehículo | |
EP1020736A2 (en) | Radar apparatus | |
CN100533505C (zh) | 检测车辆所在车道的方法及装置 | |
AU2013206075B2 (en) | Method for detecting a wheel of a vehicle | |
JPH06258425A (ja) | 送受信機位置決定および追跡システムおよび方法 | |
CN101689247A (zh) | 读取器/写入器和物品分类系统 | |
US5790052A (en) | Method for determining the position of a vehicle on a road | |
US9336680B2 (en) | Method for detecting a wheel of a vehicle | |
JP3575334B2 (ja) | Fmcwレーダ装置 | |
CN110834654A (zh) | 列车运行轨道判断系统和方法 | |
NL1011298C2 (nl) | Stelsel voor overdracht tussen voortbewegende objecten en vaste stations. | |
JP3441655B2 (ja) | 移動体計測システム | |
KR20000068095A (ko) | 도로상의 차량 식별 방법 | |
JPH0792258A (ja) | 車両用レーダ装置 | |
CN100545674C (zh) | 确定应答器相对于通信器的位置的方法 | |
JP3819855B2 (ja) | 移動体検出システム | |
DK1045358T3 (da) | System til bestemmelse af rejsetider for motorköretöjer | |
NL1015964C2 (nl) | Meetstation voor een stelsel voor positiebepaling van een transponder. | |
JP3682532B2 (ja) | 道路位置検出システム | |
EP4155771A1 (en) | Electronic device, electronic device control method, and program | |
JPH08179038A (ja) | 車両走行情報把握システム | |
JPH10233620A (ja) | レーンマーカーとこれを使用する車体変位測定法 | |
JPH10152030A (ja) | 移動体自動制御システム | |
JP2019174372A (ja) | 物体検出装置 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
PD2B | A search report has been drawn up | ||
MK | Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20190824 |