NL1006427C2

NL1006427C2 - Oogstinrichting.

Info

Publication number: NL1006427C2
Application number: NL1006427A
Authority: NL
Inventors: Gerardus Johannes Melenhorst
Original assignee: Gerardus Johannes Melenhorst
Priority date: 1997-06-27
Filing date: 1997-06-27
Publication date: 1998-12-29

Description

Oogst inricht ing

De uitvinding betreft een oogstinrichting voor het oogsten van gewassen, geplaatst in een kas met in lengterichting lopende 5 gewasbedden, (gezien ten opzichte van de nokrichting) omvattende een dwars op de lengterichting langs één van de uiteinden van de gewasbedden geplaatste transportinrichting met een band voor het transporteren van gewassen naar een bewerkingsruimte.

Een dergelijke inrichting is bekend in de glas- en tuinbouw, 10 meer specifiek in de kasteelt, waar gewassen zoals snijbloemen geteeld worden in gewasbedden. Bij het oogsten wordt het gewas zoals snijbloemen afgesneden en vervolgens bijvoorbeeld middels een wagen op geleiderails tussen en in de lengterichting van de gewasbedden naar een dwarstransportinrichting met holle, flexibele band gebracht. 15 Met de dwarstransportinrichting met holle, flexibele band worden de gewassen verder getransporteerd naar een verwerkingsruimte om gesorteerd en verpakt te worden. De geleiderails worden bijvoorbeeld gevormd door de verwarmingsbuizen die tussen de gewasbedden zijn aangebracht. Nadeel van deze inrichting is, dat degene die de 20 gewassen oogst het geladen wagentje meer dan eens naar verzamelwagens moet brengen en deze verzamelwagens weer naar de verwerkingsruimte moet brengen. Een verder nadeel is, dat bij het sorteren van de gewassen achteraf de snijbloemen frequent gehanteerd worden en daardoor de kans op beschadigingen toeneemt. Verder zijn de paden 25 tussen de gewasbedden, benodigd om de gewassen te kunnen bewerken en oogsten, breed en nemen ruimte in beslag.

Doelstelling van de onderhavige uitvinding is, een oogstinrichting te verschaffen, waarbij de geoogste gewassen getransporteerd worden van de plaats van oogst in het gewasbed naar 30 de uiteindelijke plaats van verdere verwerking, zonder nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de gewassen. Verder wordt met de onderhavige uitvinding beoogt de gewassen effectief te sorteren, effectief gebruik te maken van de beschikbare ruimte en effectief gebruik te maken van het beschikbare licht.

35 De doelstelling wordt volgens de uitvinding bereikt met een oogstinrichting van de bij aanhef gedefinieerde soort, met het kenmerk dat de oogstinrichting verder een aantal in de lengterichting boven de gewasbedden gelegen langstransportinrichtingen omvat voor 10 0 6 4 27 2 transport van het gewas naar de dwarstransportinrichting, waarbij iedere langstransportinrichting omvat in rotatie aangedreven dragers die ieder rondom een voorste en een achterste geleidingsorgaan gesloten lus vormen, met een tussenafstand kleiner dan de lengte van 5 het te transporteren gewas zodat de gewassen dwars op de langstransportinrichting op de dragers ondersteund worden en waarbij de breedte van de dragers relatief klein is in verhouding tot de onderlinge afstand.

Doordat de gewassen met de oogstinrichting volgens de 10 uitvinding minder door mensenhanden beroerd worden, zal minder beschadiging van het gewas ontstaan. Tevens leidt het sorteren van de gewassen bij het oogsten zelf tot een verhoogde effectiviteit.

De oogstinrichting volgens de uitvinding heeft het voordeel dat ongeveer 30% meer teeltoppervlakte ontstaat in de kas, omdat de 15 tussenruimte tussen de gewasbedden kleiner kan worden door het niet meer benodigd zijn van het wagentje.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de langstransportinrichting twee touwen, gespannen boven en in de lengterichting van de gewasbedden. Aangezien de touwen van de 20 langstransportinrichting dun zijn in vergelijking met hun onderlinge tussenafstand, blijft de vermindering van licht, die de gewassen bereikt, beperkt. Dit is belangrijk omdat elke procent licht, wat minder ontvangen wordt door de gewassen, bij benadering leidt tot een reductie in productiviteit van de gewassen van een procent.

25 Door de geringe breedte en eventuele toepassing van UV- bestendig materiaal, dat volgens een verdere uitvoeringsvorm wit is, is het mogelijk het meervoud aan langstransportinrichtingen permanent boven de gewasbedden te plaatsen.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding 30 zijn de langstransportinrichtingen in hoogte verstelbaar, waardoor de oogstinrichting als het ware met het gewas mee kan groeien.

Indien touwen gebruikt worden, welke een minimale plaatselijke verdikking hebben (bijvoorbeeld op de plaats waar de uiteinden van de touwen met elkaar verbonden of in elkaar gevlochten worden), zal de 35 loop van de langstransportinrichting stabiel zijn, zodat wordt voorkomen dat gewassen door trillingen van de langstransportinrichting vallen.

Als laatste voordeel dient te worden opgemerkt dat door de 1 0 C 6 4 2 7 3 mogelijke selectie van gewassen op de oogstplaats in het gewasbed en door het niet langer met wagentjes heen en weer rijden naar de transportinrichting met holle, flexibele band een mogelijke arbeidstijdbesparing optreedt van ongeveer 20%.

5 De uitvinding en de voorkeursuitvoeringsvormen daarvan zullen hierna bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren in meer detail besproken worden. Hierbij tonen de figuren het volgende:

Fig. 1 toont een perspectivisch deelaanzicht van de oogstinrichting volgens de uitvinding.

10 Fig. 2 toont het aanzicht langs de lijn II-II uit Fig. 1.

Fig. 3 toont het aanzicht langs de lijn III-III uit Fig. 1.

Fig. 1 toont een overzicht van een oogstinrichting volgens de uitvinding in een kas, waar gewassen geteeld worden in gewasbedden 4. De gewassen kunnen bijvoorbeeld snijbloemen zijn. Tussen de 15 gewasbedden 4 bevinden zich paden, om toegang te verschaffen aan personen, die de gewassen oogsten uit de gewasbedden 4. Uit de stand van de techniek is bekend dat zich in deze tussenruimtes bijvoorbeeld verwarmingsbuizen bevinden, die kunnen dienen als geleiderails voor wagentjes. Op deze wagentjes kunnen de geoogste gewassen vervoerd 20 worden naar de transportinrichting met holle, flexibele band 6, waarmee de gewassen getransporteerd worden naar een verwerkingsruimte. Deze verwerkingsruimte kan bijvoorbeeld dienen om snijbloemen te sorteren, op maat te snijden en te bundelen in bossen. In deze verwerkingsruimte bevindt zich bijvoorbeeld ook een 25 aanvoerinrichting voor lege verpakkingsmiddelen en een afvoerinrichting voor met gewas gevulde verpakkingsmiddelen.

De oogstinrichting volgens de uitvinding omvat een meervoud aan langstransportinrichtingen 2, geplaatst boven en in de lengterichting van de gewasbedden 4. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat een 30 persoon de gewassen oogst, naar klasse selecteert, groepeert en . vervolgens op de langstransportinrichting 2 legt. De gegroepeerde gewassen worden vervolgens via de langstransportinrichting 2 en de dwarstransportinrichting 6 naar de verwerkingsruimte getransporteerd, zonder dat daar verdere handelingen voor noodzakelijk zijn. Het is 35 niet noodzakelijk dat boven elk gewasbed 4 een langstransportinrichting 2 geplaatst wordt, indien er voor gezorgd wordt dat vanaf elke plaats waar geoogst kan worden, de langstransportinrichting 2 binnen het bereik ligt van de persoon die 1006427 4 de gewassen oogst.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de langstransportinrichting 2 twee touwen 10, 10' en tenminste twee geleidingsorganen 14, 14' per touw (waarvan een getoond) , waaromheen 5 de touwen 10, 10' gespannen worden en waaromheen de touwen 10, 10' roteren. In een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting wordt een van de geleidingsorgaanen 14, 14' per touw 10, 10' aangedreven. De touwen 10, 10' kunnen verder ondersteund worden door tenminste één ondersteuningsorgaan 16, 16' om de touwen 10, 10' over de gehele 10 lengte op dezelfde hoogte te houden.

Fig. 2 toont de doorsnede II-II uit Fig.1, en toont de langstransportinrichting 2, welke twee touwen 10, 10' omvat, geplaatst boven het gewasbed 4. De touwen 10 en 10' worden op een tussenafstand W van bijvoorbeeld 50 cm van elkaar geplaatst, zodat de 15 gewassen in lengterichting door de twee touwen 10, 10' ondersteund worden. Fig. 2 toont tevens de breedte D van het touw 10, 10', die gering is in verhouding tot de tussenafstand W, bijvoorbeeld 0,5 cm, om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk licht de gewasbedden 4 kan bereiken. In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding worden de 20 touwen 10, 10', vervangen door een rondgaande band met kleine afmetingen (niet getoond).

Fig. 3 toont het aanzicht III-III uit Fig. 1, waarbij de dwarstransportinrichting met band 6 zichtbaar is, alsmede een uiteinde van de langstransportinrichting 2. Deze figuur toont in meer 25 detail hoe de op de langstransportinrichting 2 neergelegde gewassen op de dwarstransportinrichting 6 met band gedeponeerd worden.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is een van de geleidingsorgaanen 14, 14' van de langstransportinrichting 6 boven de dwarstransportinrichting met band 6 bevestigd met 30 bevestigingsmiddelen 18. Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de hoogte van het geleidingsorgaan 14, 14', het aan het andere uiteinde van de langstransportinrichting 2 aangedreven geleidingsorgaan (niet getoond) en de tenminste één ondersteuningsorgaan 16, 16' in hoogte versteld worden, zodat de 35 langstransportinrichting 2 als het ware met het gewas mee kan groeien, als de gewassen gedurende de oogstperiode in de hoogterichting groeien.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de 10 0 6 4 27 5 langstransportinrichting 2 uitgerust zijn met een detectie-inrichting (niet getoond), welke bewerkstelligt dat de beweging van het gewas langs de langstransportinrichting 2 tijdelijk gestopt of afgeremd wordt indien op het moment dat een gewas van de 5 langstransportinrichting 2 op een overgavepositie op de dwarstransportinrichting 6 wordt overgebracht reeds een gewas op de overgavepositie op de dwarstransportinrichting 6 ligt. Hiermee wordt voorkomen, dat gesorteerde gewassen afkomstig van verschillende langstransportinrichtingen 2 op elkaar terecht komen op de 10 dwarstransportinrichting 6, waardoor beschadigingen kunnen ontstaan, of gewassen van de dwarstransportinrichting 6 kunnen vallen.

1006427

Claims

1. Oogstinrichting voor het oogsten van gewassen, geplaatst in 5 een kas met in lengterichting lopende gewasbedden, omvattende een dwars op de lengterichting langs één van de uiteinden van de gewasbedden geplaatste transportinrichting met een band voor het transporteren van gewassen naar een bewerkingsruimte, met het kenmerk dat, de oogstinrichting verder een aantal in de 10 lengterichting boven de gewasbedden (4) gelegen langstransportinrichtingen (2) omvat voor transport van het gewas naar de dwarstransportinrichting met band (6), waarbij iedere langstransportinrichting (2) omvat een paar in rotatie aangedreven in hoofdzaak parallelle dragers (10, 10') die ieder rondom een voorste 15 en een achterste geleidingsorgaan (14, 14') gesloten lus vormen, met een tussenafstand (W) kleiner dan de lengte van het te transporteren gewas zodat de gewassen dwars op de langstransportinrichting (2) op de dragers (10, 10') ondersteund worden en waarbij een breedte (D) van de dragers (10, 10') relatief klein is in verhouding tot de 20 tussenafstand (W).

2. Oogstinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat. per langstransportinrichting (2) tenminste één geleidingsorgaan (14, 14’) aangedreven wordt. 25

3. Oogstinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat. de dragers (10, 10') touwen zijn.

4. Oogstinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk 30 dat, iedere langstransportinrichting (2) verder tenminste één tussen het voorste en achterste geleidingsorgaan (14, 14') gelegen ondersteuningsorgaan (16, 16') per drager (10; 10') omvat.

5. Oogstinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 35 met het kenmerk dat, de parallelle dragers (10, 10') gemaakt zijn van uv-bestendig materiaal.

6. Oogstinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, 10 0 Ö 4 ΐ 7 met het kenmerk dat, de parallelle dragers (10, 10') wit zijn.

7. Oogstinrichting volgens conclusies 4, 5 of 6 onder verwijzing naar conclusie 3, met het kenmerk dat, de uiteinden van de 5 touwen (10, 10') zo in elkaar gevlochten zijn, dat een over de gehele lengte glad touw ontstaat

8. Oogstinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de geleidingsorganen (14, 14') ieder in hoogte verstelbaar zijn. 10

9. Oogstinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat, de langstransportinrichting (2) twee rondgaande banden omvat.

10. Oogstinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk 15 dat, de band voor het transporteren van gewassen naar een bewerkingsruimte hol een holle, flexibele band is.

11. Oogstinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat, in de bewerkingsruimte de gewassen op lengte gesneden en 20 gebundeld worden.

12. Oogstinrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk dat, iedere langstransportinrichting (2) verder een nabij de dwarstransportinrichting (6) opgestelde detectie-inrichting 25 omvat teneinde te bewerkstelligen dat de beweging van het gewas langs de langstransportinrichting (2) tijdelijk gestopt of afgeremd wordt indien op het moment dat een gewas van de langstransportinrichting (2) op een overgangspositie op de dwarstransportinrichting (6) wordt overgebracht reeds een gewas op de overgavepositie op de 30 dwarstransportinrichting (6) ligt. ******* * η Γ « 4 ? 7 ü y υ ^ J