NL1005443C2 - Werkwijze voor het aftasten van ten minste een code op een object. - Google Patents

Description

WERKWIJZE VOOR HET AFTASTEN VAN TEN MINSTE EEN CODE OP EEN OBJECT 5

Scanners voor het aftasten van streepjescodes zijn thans algemeen bekend, bijvoorbeeld voor gebruik bij kassa's in supermarkten. In opkomst zijn thans scanners die in staat zijn vanuit twee verschillende richtingen 5 straling op het voorwerp te richten, opdat een caissière geen ergonomisch moeilijke polsbeweging meer behoeft te maken om de voorwerpen met het te scannen patroon in een bepaalde richting over een ruit te bewegen.

Het nadeel van dergelijke scanners is dat deze 10 vrij kostbaar in de aanschaf zijn, ook al vanwege de ontwikkeling voor deze scanner van geheel nieuwe soort. Gebruikers, waaronder nieuwe afnemers, worden direct voor de keuze gesteld al dan niet een dergelijke scanner in hun winkels of industriële omgeving te plaatsen.

15 Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.866.257 zijn een aantal scanners bekend, die op een hostcomputer zijn aangesloten. De verwerking van de door elke scanner verkregen digitale signalen vindt in die scanner plaats, waarbij elke scanner via een bus met de host is 20 verbonden. De microprocessor van elke scanner voert de elektronicabewerking uit.

Voorts is uit het Amerikaanse octrooischrift 5.067.088 een master-slave-opstelling bekend, waarbij van videocamera's afkomstige signalen worden verwerkt.

25 De onderhavige uitvinding verschaft een inrichting voor het aftasten van ten minste één barcode op een object, omvattende twee of meer modulen, die elk omvatten een optica-gedeelte voor het uitzenden van straling en het opvangen van door de code verstrooide 30 straling, en een elektronica-gedeelte voor het detecteren van de code uit de opgevangen straling, waarbij de desbetreffende elektronica-gedeelten van twee modulen via een 1005443* 2 elektrische lijn op elkaar zijn aangesloten, en waarbij ten minste één van de elektronica-gedeelten een processor voor verwerking van de van beide modulen afkomstige codes of gedeelten daarvan omvat.

5 De onderhavige uitvinding verschaft een inrich ting voor het aftasten van ten minste één code op een object, omvattende twee of meer modulen, die elk omvatten een optica-gedeelte voor het uitzenden van straling en het opvangen van door de code verstrooide straling, en 10 een elektronica-gedeelte voor het detecteren van de code uit de opgevangen straling, waarbij de desbetreffende elektronica-gedeelten van twee modulen via een elektrische lijn op elkaar zijn aangesloten, en waarbij ten minste één van de elektronica-gedeelten een processor 15 voor verwerking van de van beide modulen afkomstige codes of gedeelten daarvan omvat.

Voorts verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze waarbij de inrichting wordt toegepast.

De onderhavige uitvinding maakt het mogelijk 20 dat een gebruiker allereerst een scanner van beproefd ontwerp aanschaft, waarop later op eenvoudige wijze een althans voor wat betreft de elektronica een gelijkwaardig opgebouwde scanner kan worden aangesloten.

Een bijkomend belangrijk voordeel betreft het 25 gegeven, dat bij twee of meer gekoppelde scaninrichtingen het scanproces doorgang kan vinden, zelfs indien één daarvan reparatie behoeft.

Bij voorkeur wordt een eerste scaninrichting vooraf voorzien van programmatuur die in staat is door 30 een uitwendige handeling, d.w.z. waarbij de kast van de scanner gesloten kan blijven, geschikt kan worden gemaakt voor gebruik met een tweede scaninrichting die met behulp van één of meer elektrische kabels daarmee is gekoppeld. Deze uitwendige handeling kan bijvoorbeeld met behulp van 35 een schakelaar of andere uitwendige omzetting plaatsvinden.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de 1005443^ 3 hand van de volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, met verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen: figuur 1 een blokschema van een voorkeursuit-5 voeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een blokschema in meer detail van een gedeelte van de inrichting uit figuur l; figuur 3A-E respectieve grafieken van een 10 voorkeursuitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de inrichting volgens figuur 1 en 2 wordt gebruikt; en figuur 4 een stroomschema waarin de werkwijze volgens figuur 3A-E nader uiteen wordt gezet.

15 Een scaninrichting 1 (fig. 1) omvat twee respectieve modulen 2, 3, bijvoorbeeld zoals beschreven in de niet-voorgepubliceerde Nederlandse octrooiaanvragen 1003957 en 1004654 van aanvraagster, waarbij eerstgenoemde betrekking heeft op een staand opgestelde scan-20 inrichting, terwijl laatstgenoemde een liggende scanner betreft.

Optica 4 van module 2 omvat de volgende verder niet-getoonde onderdelen: een laser, voor het uitzenden van de aftastende straling, een roteerbaar aangebrachte 25 veelhoekige spiegel, alsmede vast opgestelde spiegels voor door een venster naar buiten werpen van de straling. Via dezelfde spiegels wordt de door een streepjescode verstrooide straling door een stralingsdetector opgevangen, waarna schematisch aangeduide analoge elek-30 tronica 5 zorgdraagt voor versterking, filtering en detectie van overgangen van licht naar donker en van donker naar licht overgangen in de streepjescode.

In digitale elektronica, die is aangesloten op de analoge elektronica, maar bij voorkeur op een af-35 zonderlijke kaart is aangebracht, wordt de tijdsduur tussen overgangen van licht naar donker en overgangen van donker naar licht bepaald en uit een reeks van dergelijke tijden wordt zo mogelijk een streepjescode herkend, 10054 4 3* 4 waarbij het ook om een gedeelte daarvan kan gaan, bijvoorbeeld een halve streepjescode. Op de digitale elektronica 6 is een microprocessorgedeelte 7 aangesloten. Op overeenkomstige wijze omvat een module 3 5 optica 8, bijvoorbeeld enigszins anders uitgevoerd dan de optica 4 vanwege de horizontale respectievelijk verticale opstelling, analoge elektronica 9, digitale elektronica 10 en een microprocessorgedeelte 11, waarbij de microprocessor 11 een uitgangssignaal voor een 10 kassasysteem levert indien een gehele streepjescode is herkend, waarbij een piepsignaal en een lichtsignaal wordt afgegeven. Voor elk van de modulen zijn de gedeelten 5 en 9, 6 en 10 en 7 en 11 zoveel mogelijk gelijk uitgevoerd, hetgeen produktiekosten doet verminderen. De 15 microprocessorgedeelten 7 en 11 zijn gekoppeld via een op de microprocessor aanwezige seriële poort via een seriële verbindingslijn 62.

In een niet-getoonde voorkeursuitvoeringsvorm kan het processorgedeelte 11 als master zijn aangesloten 20 op meer dan één processorgedeelte, dat wil zeggen zoals slave 7.

Voorts is opgemerkt dat in bovengenoemde voorkeur suitvoeringsvorm de liggend opgestelde scanner 3 is aangesloten op de kassa. Het is ook denkbaar dat de 25 verticaal opgestelde scanner is aangesloten op de kassa, terwijl het evenzeer denkbaar is dat de scanners elk afzonderlijk daarop zijn aangesloten.

In een eerste voorkeursuitvoeringsvorm, worden door het processorgedeelte 7 de gedecodeerde codes of 30 gedeelten daarvan direct doorgestuurd naar de master 11 die deze codes samen met de codes uit de digitale elektronica 10 evalueert, en bepaalt of een bepaalde code is herkend.

Zoals uit het navolgende duidelijk zal worden, 35 vergt deze samenvoeging slechts weinig aanpassing van bestaande software, daar het principe van verwerking in de processor 11 niet of nauwelijks verandert.

Evenzeer is het denkbaar dat reeds bij 1005443« 5 installatie van een enkele scanner de benodigde software daarin is opgenomen, voor een eventuele latere aansluiting op een tweede scanner. Bij voorkeur is het dan mogelijk met behulp van een uitwendige handeling de 5 scanner in te stellen op het gegeven dat deze thans een master en een slave scaninrichting omvat.

Het processorgedeelte 7 (figuur 2) en processorgedeelte 11 omvatten elk een adresbus 12 respectievelijk 13 alsmede een databus 14 respectievelijk 10 15, waarop microprocessoren 16 respectievelijk 17 zijn aangesloten, alsmede ROM's 18 respectievelijk 19, RAM's 20 respectievelijk 21 en digitale elektronica 6 respectievelijk 10, die in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een ASIC omvat. De processor 16 en 15 17 zijn via de interfaces 20 respectievelijk 21 via een seriële poort met elkaar verbonden.

Aan de hand van de figuren 3A-3E en figuur 4 zal vervolgens de werking van de inrichting volgens de figuren 1 en 2 worden uiteengezet.

20 In figuur 3A is zichtbaar gemaakt dat gedurende tijdsduren tl, in het onderhavige geval 750 ms telkens een code wordt geanalyseerd en/of wordt herkend (of geen code wordt herkend) . Gedurende een tijdsduur t2 wordt door processor 17 van module-gedeelte 11 gezocht of een, 25 via processor 16 van ASIC 10 of ASIC 6 afkomstige code of gedeelte ervan is herkend. t2 bedraagt bijvoorbeeld 100 ms. Gedurende een tijdsduur t3 (fig. 3D) wordt de herkenning geblokkeerd, waarbij tevens gedurende een korte periode van bijvoorbeeld 60 ms (t4, figuur 3C), een 30 geluid- en/of lichtsignaal wordt afgegeven. In het voorbeeld van fig. 3D heeft t3 een duur van (tl-t2)=650 ms. Voorts is in figuur 3E aangegeven, dat na een periode tl ook herkenning van dezelfde code die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van hetzelfde 35 produkt afkomstig is, gedurende de opvolgende periode tl' geblokkeerd blijft.

Zoals uit bovenstaande beschrijving duidelijk zal zijn, is de werking van de software in processor 17 10054431 6 gelijkaardig in de situatie dat alleen codes of code-fragmenten afkomstig van de bijbehorende ASIC 10 beschikbaar zouden zijn.

Bij het stroomschema volgens figuur 4 wordt na 5 de start bij 42 de scanner geïnitialiseerd, waarna bij 43 wordt bepaald of al dan niet nieuwe data van de ASIC beschikbaar zijn, waarna in het bevestigende geval een timer 44 wordt gestart. Bij 45 worden nieuwe data uit de ASIC gehaald, en bij 46 worden deze vergeleken met voor-10 gaande data in de hoofdbuffer. Indien die gelijk zijn aan de eerder in de RAM opgeslagen data, wordt een teller voor de oude data geïncrementeerd bij 48. Indien de data niet dezelfde zijn, worden de nieuwe data in de nieuwe buffer geplaatst en wordt de teller op één geplaatst bij 15 47. Bij 52 wordt bepaald of al dan niet 100 ms sinds de start van de timer zijn verlopen, terwijl bij 53 wordt gekeken of nieuwe van de ASIC afkomstige data beschikbaar zijn.

Indien bij 49 geen geldig symbool wordt gevon-20 den, wordt de procedure herhaald, terwijl in een bevestigend geval bij 50 het gevonden symbool naar het kassasysteem wordt gestuurd, een geluid- en lichtsignaal wordt afgegeven en de buffer en timer worden geschoond. Na een wachtlus bij 51, teneinde de laatste 650 ms vol te maken, 25 wordt dan ook een nieuwe cyclus gestart.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modifi-30 caties voor een deskundige op dit vakgebied denkbaar zijn.

In dit verband wordt opgemerkt dat de bovenbeschreven uitvoeringsvorm koppeling van een horizontale en een verticale scanner betreft, waarbij één van beide 35 als master en de andere als slave dient. Het is echter op vergelijkbare wijze mogelijk twee of meer horizontale of verticale scanners aan elkaar te koppelen, terwijl het tevens denkbaar is de met elkaar gekoppelde microproces- 100 544 3-i 7 soren meer taken te laten uitvoeren, hetgeen ook voor bijvoorbeeld industriële toepassingen gewenst kan zijn.

Bij een dergelijke toepassing bijv. voor herkenning van CD's en/of boeken op een lopende band, 5 kunnen twee of meer scaninrichtingen werkzaam zijn gekoppeld met een aanwezigheidssensor, zoals een fotocel voor het afgeven van een signaal bij de aanwezigheid van het voorwerp. De scaninrichtingen geven al dan niet een herkenningssignaal met gelezen barcode, waaruit dan 10 tevens in voorkomend geval kan worden geconcludeerd dat een gepasseerd voorwerp niet is herkend.

1005443«

Claims (12)

1. Inrichting voor het aftasten van ten minste één barcode op een object, omvattende twee of meer modulen, die elk omvatten een optica-gedeelte voor het uitzenden van straling en het opvangen van door de code 5 verstrooide straling, en een elektronica-gedeelte voor het detecteren van de code uit de opgevangen straling, waarbij de desbetreffende elektronica-gedeelten van twee modulen via een elektrische lijn op elkaar zijn aangesloten, en waarbij ten minste één van de elektroni- 10 ca-gedeelten een processor voor verwerking van de van beide modulen afkomstige codes of gedeelten daarvan omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de elektronica-gedeelten een analoog werkend gedeelte voor 15 versterking, filtering en detectie van overgangen van licht naar donker omvatten, en een digitaal gedeelte waarin de tijdsduur tussen de door het analoge gedeelte bepaalde overgangen wordt gedetecteerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij het 20 digitale gedeelte naast de processor een ASIC (Application Specific Integrated Circuit) omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het digitale gedeelte van het elektronica-gedeelte van elk van de modulen in hoofdzaak hetzelfde 25 is, en waarbij de elektronica-gedeelten op elkaar zijn aangesloten via een seriële poort van elk van de desbetreffende processoren.

5. Werkwijze voor het aftasten van ten minste één code op een object, waarbij een inrichting volgens 30 één der conclusies 1-4 wordt toegepast.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij gedurende een zekere bemonsteringstijd door de processor de codes of gedeelten daarvan al dan niet worden gedetec- 1005443a teerd, en na de bemonstertijd een zekere blokkeringstijd in acht wordt genomen.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, waarbij na de blokkeringstijd een tweede blokkeringstijd voor 5 herkenning van eenzelfde code-gedeelte in acht wordt genomen.

8. Scanmodule, omvattende een optica-gedeelte, en een elektronicagedeelte, waarbij het elektronica-gedeelte zodanig is ingericht, dat het aansluitbaar is op 10 het elektronicagedeelte van een corresponderende scanmodule.

9. Scanmodule kennelijk geschikt voor een inrichting volgens één van de conclusies 1-4.

10. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de 15 hardware van het elektronicagedeelte geheel identiek is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij in ten minste één van de scaninrichtingen programmatuur voor onderlinge koppeling in de hardware is opgeslagen.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 1-20 4 en/of conclusie 10 of 11, waarbij in één van de modulen of scaninrichtingen, programmatuur is opgenomen die zodanig uitwendig geactiveerd kan worden, dat deze in staat is de verwerking van, van twee gekoppelde modulen afkomstige gegevens te verwerken. 100 54 4 3T