NL1004576C1 - Inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces. - Google Patents

Description

t

Inrichting voor het uit snij den van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, omvattend een hol cilindrisch mes met aan het distale eind daarvan een snij rand 5 en een daarbinnen opgesteld, zich evenwijdig aan de hartlijn van het mes uitstrekkende aars-centreerpen.

Inrichtingen van deze soort worden ook wel aarsboren genoemd en werken in samenwerking met middelen voor het in de juiste positie, voor de aarsboor houden van 10 het karkas. Laatstgenoemde middelen omvatten doorgaans een boventransporteur met van poothaken voorziene trolley's, waaraan de karkassen hangend langs een opstelling met aarsboren gevoerd worden. In het proces van het lossnijden van de aars wordt eerst de centreerpen neerwaarts bewogen 15 tot in de aarsopening van het karkas. Deze centreerpen is in axiale richting op en neer beweegbaar binnen het holle cilindrische mes, zodat dat mes aanvankelijk, tijdens het centreren met behulp van de centreerpen, nog boven de aars gehouden kan worden. Nadat de centreerpen voldoende ver in 20 de op de aarsopening aansluitende endeldarm gedwongen is wordt de aandrijving van het cilindrische mes geactiveerd en het mes neerwaarts bewogen om de aars om de kringspier heen los te snijden van het daarbuiten gelegen gebied van de huid van het karkas. Het mes beweegt hierbij axiaal tot 1004576 2 nabij of over het distale eind van de centreerpen. Met behulp van geschikte middelen wordt het kringspiergebied vervolgens vastgehouden in de aarsboor en kan door terugtrekking van de aarsboor de aars omhoog weggetrokken 5 worden uit het karkas, waarbij de endeldarm een eind meegetrokken/gerekt wordt. Daarna wordt de aarsboor bediend om de aars en endeldarm los te laten, waarna deze buiten het karkas blijven.

Een op dergelijke wijze werkende inrichting is 10 bekend van de Nederlandse octrooiaanvrage 77.00223, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd. Deze bekende aarsboor bezit een hol cilindrisch mes met een zuiver cirkelvormige snijrand en een daarbinnen opgestelde centreerpen die voorzien is van een schroeflijnvor-15 mige ribbe. Met deze schroeflijnvormige ribbe wordt bewerkstelligd dat de kringspier tijdens rotatie van de centreerpen enigszins in de richting van het mes omhoog wordt getrokken. Bovendien zorgt de ribbe of de centreerpen, die tegen de rotatierichting van het mes in geroteerd 20 wordt, er voor dat de aars tegengehouden wordt tegen meedraaiing met het roterende, snijdende mes. De rotatie-snelheid van de centreerpen is hierbij gering in vergelijking met die van het mes. Bij het na het lossnijden verwijderen van de aars wordt het aarsgebied vastgehouden 25 tussen de ribbe of de centreerpen en het mes.

Uit de Nederlandse octrooiaanvrage 90.01308, waarvan de inhoud hier als ingelast dient te worden beschouwd, is een andersoortige inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte bekend. 30 Hierbij is de centreerpen voorzien van een afgeknot-kegel-vormig verdikt uiteinde, waarachter de kringspier - na invoering van de centreerpen in de aars - terecht komt. De verdikte kop is voorzien van boringen voor fixeerpennen, die binnen het mes opgesteld zijn. Wanneer het mes de aars 35 heeft doorgesneden wordt de centreerpen weer omhoog bewogen. Daarbij wordt de aars bij de kringspier door de vasthoudpennen doorboord en vastgezet. Het cilindrische 1004576 3 mes bezit een snij rand, die in hoofdzaak cirkelvormig is maar voorzien is van schuine inkepingen, zodat in de rotatierichting wijzende snijtanden gevormd zijn.

In de slachtindustrie wordt blijvend gestreefd 5 naar automatisering van de slachtbewerkingen en een verhoging van de bewerkingsf requentie, maar zodanig dat dit niet gepaard gaat met een onnauwkeuriger of storingsgevoe-liger bewerking. De uitvinding heeft nu tot doel een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaf-10 fen, waarmee een snellere danwel nauwkeurige of minder storingsgevoelige bewerking mogelijk is.

Hiertoe voorziet de uitvinding vanuit een aspect in een inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, omvattend 15 een hol cilindrisch mes met aan het distale eind daarvan een snij rand, een daarbinnen opgesteld, zich evenwijdig aan de hartlijn van het mes uitstrekkende aars-centreer-pen, middelen voor het roterend aandrijven van het mes en middelen voor het in een tegengestelde richting roterend 20 aandrijven van de centreerpen, waarbij de snijrand van het mes schuine snijrandgedeelten bezit, die een in de rotatierichting van het mes openende, stompe hoek insluiten met de proximale richtingscomponent van de hartlijn van het mes, gezien in een projectievlak dat de hartlijn van 25 het mes bevat, en waarbij de centreerpen voorzien is van van het oppervlak daarvan uitstekende verhevenheden, met aangrijpoppervlakken die in schroeflijnvorm opgesteld zijn, welke schroeflijn een in een rotatierichting tegengesteld aan die van het mes openende, stompe hoek insluit 3 0 met de proximale richtingcomponent van de hartlijn van het mes, gezien in het projectievlak.

Vanuit een ander aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, omvattend 35 een hol cilindrisch, roterend aangedreven mes en een zich daarbinnen uitstrekkende aars-centreerpen, waarbij het mes voorzien is van een in hoofdzaak cirkelvormige snij rand, 1004576 4 die voorzien is van snijtanden, die in distale richting en in rotatierichting van het mes gericht zijn, en waarbij de centreerpen op zijn buitenoppervlak voorzien is van een schroeflijnvormige profilering met een aangrijpoppervlak 5 dat een normaal bezit met een component tegengesteld aan de rotatierichting van het mes en een component in proximale richting.

Met de inrichting volgens de uitvinding wordt een hoge snij-effectiviteit verkregen, omdat de verheven-10 heden op de centreerpen, na te zijn ingestoken door de aarsopening van het karkas en de schuin georiënteerde snijrandgedeelten het aarsgebied dat daartussen gelegen is in tegengestelde horizontale (rotatie-)richtingen opsluiten .

15 Bij voorkeur sluiten de schuine snijrandgedeel- ten, gezien in een projectievlak dat de hartlijn van het mes bevat, een in distale richting van de hartlijn van het mes openende hoek in met de schroeflijn die groter is dan 90°. Aldus wordt in de gegeven opstelling een zowat opti-20 male snij-effectiviteit bereikt, die nog verder verbeterd wordt indien, in overeenstemming met een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, de genoemde hoek kleiner is dan 135°.

De snij-effectiviteit kan nog verder verhoogd 25 worden indien de rotatie-aandrijfmiddelen voor het mes en de rotatie-aandrijfmiddelen voor de centreerpen overeenkomstig een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding ingericht zijn voor gelijktijdige rotatie van het mes en de centreerpen, in onderling tegengestelde 30 rotatierichtingen. Hierbij kan de rotatiesnelheid van het mes - overeenkomstig reeds op zich bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 77.02233 - (veel) groter zijn dan die van de centreerpen.

De uitvinding zal nu verduidelijkt worden aan de 35 hand van een in de bijgevoegde figuren weergegeven voor-beelduitvoering. Getoond wordt in: figuur 1 een schematische weergave van het 1004576 5 distale uiteinde van een voorbeelduitvoering van de aars-boor volgens de uitvinding, tijdens het invoeren van de centreerpen in de aarsopening van het karkas, figuur 2 de aarsboor van figuur 1, maar nu met 5 de centreerpen op zijn plaats in de aarsopening, voorafgaande aan het snijden, figuur 3 de aarsboor van figuur 1, tijdens het snijden van de aarsopening, en figuur 4 de aarsboor van figuur 1, na het snij-10 den van de aarsopening, tijdens het verwijderen daarvan.

In figuur 1 is het distale gedeelte van de op em meer beweegbare aarsboor 1 weergegeven, in het bijzonder het distale eind van een cirkelcilindrisch mes 2 met een verticale hartlijn S, en een coaxiaal daarbinnen opgestel-15 de, binnen bepaalde grenzen axiaal ten opzichte van het mes 2 beweegbare centreerpen 9. Het mes 2 is door middel van niet weergegeven, doch aan de deskundige bekende middelen roterend aandrijfbaar in de richting A, terwijl de centreerpen 9 door middel van niet weergegeven, doch de 20 deskundige bekende middelen roterend aandrijfbaar is in de richting B, die tegengesteld is aan richting A.

Het mes 2 bezit een distaai eindgedeelte 3, met een in hoofdzaak cirkelvormige snij rand 8, waarin een aantal regelmatig over de omtrek verdeelde schuine inke-25 pingen 4 aangebracht zijn. De inkepingen 4 worden rondom begrensd door snijranden 5, 7, waarbij de snij rand 5 schuin in rotatierichting A gericht is. De snijrand 5 strekt zich uit in de richting D, die een hoek a van 45° maakt met de cirkelvormige snij rand 8 en een stompe hoek β 30 met de proximale richting C van de hartlijn S, zoals is weergegeven boven in figuur 1. De snijrand 5 vormt hierbij met de aangrenzende snijrand 8 scherpe snijtanden 6.

De centreerpen 9 bezit een distaai eindgedeelte 10, met een afgerond verjongd uiteinde 15, een daarachter 35 gelegen, kegelvormig uitlopend overgangsgedeelte 11 en een daarachter gelegen cilindrisch gedeelte 12, dat voorzien is van een schroeflijnvormig omlopende ribbe 13 met scher- 1004576 6 pe kanten. Meer naar boven is weergegeven aansluitpen 14, waarmee de centreerpen 9 aangesloten kan worden op een geschikt rotatie- en neerlaat- en hefmiddel. De ribbe 13 strekt zich schuin neerwaarts en in rotatierichting B uit 5 in de richting E, die een stomp hoek 7 maakt met de proxi-male richting C van de hartlijn S. De richtingen D (van de snijrand 4) en E (van de ribbe 13) sluiten in distale richting een hoek δ in, die kleiner is dan 135° en groter dan 90°, hier bijvoorbeeld 110°. De ribbe 13 is als één 10 geheel gevormd met de centreerpen 9 en bezit aangrijpop-pervlakken 16 aan zijn proximale zijde.

In figuur 1 wordt het distale einde 10 van de centreerpen 9 neergelaten in de richting F in de aarsope-ning 24 van het karkas 20, dat niet verder is weergegeven. 15 Begrepen zal worden dat het karkas 20 met geschikte - op zich bekende - middelen op de juiste positie beneden de aarsboor gehouden wordt. Door de bolvorm van het verjongde uiteinde 15 wordt de kringspier 22 geleidelijk naar buiten gedwongen, zodat het distale eindgedeelte 10 van de cen-20 treerpen 9 gemakkelijk in de aarsopening 24 24 penetreert. Verdere penetratie wordt bevorderd door het afgeknot-kegelvormige oppervlak 11, waarna de kringspier 22 voldoende opgerekt is om op zekere wijze aangegrepen te worden door de ribbe 13. De centreerpen 9 wordt hierbij 25 langzaam geroteerd in de richting B, waardoor, onder het op een zelfde hoogte houden van de centreerpen 9, op een met een schroefwerking vergelijkbare wijze, de ribbe 13, in het bijzonder het schroeflijnvormige aangrijpoppervlak 16 daarvan, de nauw op de centreerpen 9 aansluitende 30 kringspier 22 omhoog trekt, zodat het huidgebied 23 naast de kringspier 22 strak getrokken wordt.

Vervolgens wordt het mes 2 neerwaarts bewogen in de richting G en daarbij roterend aangedreven in de richting A. De snijrand 8 en de tanden 6 met snijrand 5 snij -35 den daarbij door de huid 23, waarbij de enigszins dwars ten opzichte van de tanden 6 staande aangrijpoppervlakken 16 van de ribbe 13 een soort opstroopeffeet van de huid op 1004576 7 de tanden 6 bewerkstelligen, waardoor de snij-effectiviteit zeer hoog is. Dit is in het bijzonder het geval indien tijdens het snijden de centreerpen geroteerd wordt in de richting B. Het aarsgebied dat zich tussen de snij-5 rand 5 en en de oppervlakken 16 bevindt wordt hierbij in twee tegengestelde horizontale (rotatie)richtingen opgesloten en tevens door zowel de snij rand 5 als de ribbe 13 opgelicht.

Nadat, zoals in figuur 3 te zien is, de huid 23 10 om de kringspier 22 losgesneden is, kan de gehele aarsboor 1 weer omhoog, in de richting H, teruggetrokken worden uit het karkas, waarbij, zoals te zien is in figuur 4, de kringspier 22 vastgehouden wordt tussen het binnenopper-vlak van het mes 2, het buitenoppervlak van het cilindri-15 sche gedeelte 12 van de centreerpen 9 en de aangrijpopper-vlakken 16 van de ribbe 13 daarvan. Hierbij kan de centreerpen 9 nog steeds aangedreven worden in de richting B. Nadat de aarsboor op afstand is gebracht van het karkas 20 wordt de centreerpen 9 ten opzichte van het mes 2 neer-20 waarts bewogen, en daarbij geroteerd in de richting tegengesteld aan de richting B, zodat de kringspier 22 gemakke-lijk loskomt van het distale eindgedeelte 10 van de centreerpen 9. De aarsboor is dan - na reiniging - geschikt voor een volgende cyclus.

1004576

Claims (15)

1. Inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, omvattend een hol cilindrisch mes met aan het distale eind daarvan een snijrand, een daarbinnen opgesteld, zich 5 evenwijdig aan de hartlijn van het mes uitstrekkende aars-centreerpen, middelen voor het roterend aandrijven van het mes en middelen voor het in een tegengestelde richting roterend aandrijven van de centreerpen, waarbij de snij-rand van het mes schuine snijrandgedeelten bezit, die een 10 in de rotatierichting van het mes openende, stompe hoek insluiten met de proximale richtingscomponent van de hartlijn van het mes, gezien in een projectievlak dat de hartlijn van het mes bevat, en waarbij de centreerpen voorzien is van van het oppervlak daarvan uitstekende 15 verhevenheden, met aangrijpoppervlakken die in schroef-lijnvorm opgesteld zijn, welke schroeflijn een in een rotatierichting tegengesteld aan die van het mes openende, stompe hoek insluit met de proximale richtingcomponent van de hartlijn van het mes, gezien in het projectievlak.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de schuine snijrandgedeelten deel uitmaken van inkepingen in een overigens cirkelvormige snij rand.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de verhevenheden de vorm hebben van een of meer schroef- 25 lijnvormige ribben.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij de aangrijpoppervlakken begrensd zijn door scherpe randen.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij, gezien in het projectievlak, de schuine snijrand- 30 gedeelten een in proximale richting van de hartlijn van het mes openende hoek insluit met de schroeflijn, die 1004576 groter is dan 90°.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de genoemde hoek kleiner is dan 135°.

7. Inrichting volgens een der voorgaande con-5 clusies, waarbij de stompe hoek van de schuine snijrandge- deelten ongeveer 135° bedraagt.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de rotatie-aandrijfmiddelen voor het mes en de rotatie-aandrijfmiddelen voor de centreerpen ingericht 10 zijn voor gelijktijdige rotatie van het mes en de centreerpen in onderling tegengestelde rotatierichtingen.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de rotatie-aandrijfmiddelen voor het mes en de rotatie-aandrij fmiddelen voor de centreerpen respectievelijk inge- 15 richt zijn voor het relatief snel laten roteren van het mes en het relatief langzaam, in tegengestelde richting, laten roteren van de centreerpen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de centreerpen voorzien is van een 20 verjongd distaai uiteinde.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het verjongd distaai uiteinde van de centreerpen in proximale richting via een overgangsgebied overgaat in een cilindrisch gedeelte met vergrote diameter, dat voorzien is van 25 de verhevenheden.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het overgangsgebied afgeknot-kegelvormig is.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het mes en de centreerpen aangebracht 30 zijn voor onderlinge axiale verplaatsing.

14. Inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, omvattend een hol cilindrisch, roterend aangedreven mes en een zich daarbinnen uitstrekkende aars-centreerpen, waar- 35 bij het mes voorzien is van een in hoofdzaak cirkelvormige snijrand, die voorzien is van snijtanden, die in distale richting en in rotatierichting van het mes gericht zijn, 1004576 en waarbij de centreerpen op zijn buitenoppervlak voorzien is van een schroeflijnvormige profilering met een aan-grijpoppervlak dat een normaal bezit met een component tegengesteld aan de rotatierichting van het mes en een 5 component in proximale richting.

15. Inrichting voor het uitsnijden van de aars van het karkas van gevogelte tijdens een slachtproces, voorzien van de kenmerkende maatregelen zoals deze naar voren komen uit de bijgevoegde beschrijving, conclusies 10 en/of figuren. -0-0-0-T5-0-0-0-0- 1004576