NL1040590C2

NL1040590C2 - Leidingsysteem voor een inrichting voor het beademen van patiënten.

Info

Publication number: NL1040590C2
Application number: NL1040590A
Authority: NL
Inventors: Bart Westerkamp
Original assignee: Alcmair Partners B V
Priority date: 2014-01-07
Filing date: 2014-01-07
Publication date: 2015-07-08
Also published as: EP3102267A1; WO2015105415A1; JP2017501846A; CN105899250A; CA2935917A1; US20160325069A1; US11389613B2; EP3102267B1; CN105899250B

Description

Leidingsysteem voor een inrichting voor het beademen van patiënten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het beademen van patiënten, meer in het bijzonder voor thuisbeademing, voor anesthesie of voor intensive care, omvattend een leidingsysteem voor de doorvoer van beademingsgas, welk leidingsysteem is voorzien van een aansluiting voor de patiënt, van aansluitingen voor het toevoeren van de diverse bestanddelen van het gas en van verdere aansluitingen voor het afvoeren van de diverse bestanddelen van het gas.

Een dergelijke inrichting is bekend.

Bij de bekende inrichting wordt het leidingsysteem gevormd door slangen.

Om besmetting via de inrichting bij een volgende patiënt te voorkomen dient het bekende slangsysteem, meer in het bijzonder de binnenkant daarvan, grondig te worden schoongemaakt. Dit gebeurt door de slangen te reinigen in water met een afwasmiddel, waarna het binnenste van de slang wordt doorgespoeld. Daarna laat men het slangsysteem afdruipen of schudt men dit uit. Vervolgens moet het systeem helemaal worden gedroogd.

Omdat het binnenste van de slangen moeilijk of niet bereikbaar is, is het reinigen en drogen daarvan tamelijk moeilijk.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen met een leidingsysteem dat op eenvoudige wijze te reinigen en te drogen is.

De inrichting volgens de uitvinding vertoont daartoe het kenmerk, dat het leidingsysteem, geheel of gedeeltelijk, is opgebouwd uit een eerste en een tweede, hoofdzakelijk plaatvormig, deel, met elk een binnenvlak en een buitenvlak, waarbij het eerste deel en het tweede deel bestemd zijn om met hun binnenvlakken tegen elkaar aan te worden geplaatst, waarbij in het binnenvlak van tenminste een van de delen een kanaal is gevormd, met een naar het binnenvlak toe open langszijde, zodanig, dat bij plaatsing daarop van het binnenvlak van het andere deel de open zijde van het kanaal wordt afgedekt en een doorstroomtraject wordt gevormd waardoorheen het beademings- of narcosegas kan worden gevoerd.

Volgens een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is in de binnenvlakken van beide delen een kanaal aangebracht, met een naar de binnenvlakken toe open langszijde, op zodanige wijze, dat bij plaatsing van de binnenvlakken van de delen tegen elkaar de open zijden van de kanalen op elkaar aansluiten en de kanalen een doorstroomtraject vormen waardoorheen het beademings- of narcosegas kan worden gevoerd.

Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding zijn het eerste en/of het tweede deel over tenminste een gedeelte voorzien van een naar him buitenvlak toe omgezette zijrand.

Volgens nog een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding zijn het eerste en/of het tweede deel voorzien van openingen.

Volgens nog een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding sluit een kanaal aan op of staat dit in verbinding met een opening.

Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is ter plaatse van een opening een afsluitmiddel voorzien dat tot in het doorstroomtraject verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject.

Volgens nog een ander kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding is het binnenvlak van tenminste een van de delen voorzien van een laag materiaal, meer in het bijzonder een siliconenmateriaal.

Verdere kenmerken en bijzonderheden zullen worden beschreven aan de hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van een inrichting voor het beademen van patiënten volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een, van boven open, perspectivisch aanzicht van de inrichting volgens figuur 1.

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht van een leidingsysteem zoals opgenomen in de inrichting volgens figuur 1, met daarop aangesloten enkele verdere onderdelen van de beademingsinrichting.

Figuren 4a en 4b tonen een perspectivisch aanzicht van een buiten- resp. binnenvlak van een eerste deel 5 van het leidingsysteem volgens figuur 3.

Figuren 5a en 5b tonen een perspectivisch aanzicht van een binnen- resp. buitenvlak van een tweede deel 6 van het leidingsysteem.

Figuren 6a en 6b tonen een perspectivisch aanzicht van een binnen- resp. buitenvlak van het tweede deel 6 van het leidingsysteem, waarbij het binnenvlak is bekleed met, in dit uitvoeringsvoorbeeld, een siliconenlaag.

Figuur 7 toont in detail een perspectivisch aanzicht van het binnenvlak van het tweede deel met daarop de siliconenbekleding.

Figuur 8 toont een zijaanzicht van de delen zoals deze tegen elkaar zijn geplaatst. Figuur 9a toont een perspectivisch aanzicht van een detail van de delen zoals deze tegen elkaar aan zijn geplaatst.

Figuur 9b toont een perspectivisch aanzicht van de delen zoals deze tegen elkaar aan zijn geplaatst.

Figuur 10 toont een perspectivisch aanzicht, in doorsnede, van de delen zoals deze tegen elkaar aan zijn geplaatst, met een afsluitmiddel.

Figuur 11 toont een verder perspectivisch aanzicht, in doorsnede, van de delen zoals deze tegen elkaar aan zijn geplaatst.

In figuur 1 is getoond een inrichting 1 voor het beademen van patiënten, zoals deze gebruikt kan worden voor thuisbeademing, voor anesthesie of voor intensive care, met daarin aangebracht, zoals is aangegeven in figuur 2, een leidingsysteem 2 voor de doorvoer van beademingsgas. Aan het leidingsysteem 2 zijn gekoppeld een inrichting 3 met behulp waarvan de druk in het leidingsysteem volgens een bepaald beademingspatroon kan worden gevarieerd en twee absorberinrichtingen 4 voor het aan het leidingsysteem onttrekken van de door de patiënt uitgeademde kooldioxide. Deze inrichtingen maken geen deel uit van de onderhavige uitvinding. Het leidingsysteem is verder zoals gebruikelijk voorzien van een aansluiting voor de patiënt en van aansluitingen voor het toevoeren van de diverse bestanddelen van het patiënt en van aansluitingen voor het toevoeren van de diverse bestanddelen van het gas en van aansluitingen voor het afVoeren van de verdere diverse bestanddelen van het gas (niet getoond in figuur 1).

In figuur 3 is het leidingsysteem 2 getoond, dat is opgebouwd uit een eerste deel 5 en een tweede deel 6. Zoals is te zien in de figuren 4, 5 en 6 zijn de delen 5, 6 hoofdzakelijk plaatvormig. Elk deel heeft een binnenvlak 5a, 6a en een buitenvlak 5b, 6b. De delen 5, 6 zijn verder voorzien van een naar hun buitenvlak 5b, 6b toe omgezette zijrand 7, 8. Door middel hiervan wordt een min of meer stevige, vormvaste constructie verkregen.

Zoals is te zien in figuur 3, alsook in de figuren 8, 9a, 9b, 10 en 11, zijn, bij gebruik van de inrichting, het eerste deel 5 en het tweede deel 6 bestemd om met hun binnenvlakken 5 a, 6a tegen elkaar aan te worden geplaatst en aan elkaar te worden vastgemaakt. Zoals is te zien in de figuren 4b, 5a en 6a zijn in de binnenvlakken 5a en 6a kanalen 9 gevormd, welke kanalen 9 naar het binnenvlak 5a en 6a toe open zijn. De kanalen 9 zijn in de binnenvlakken 5a, 6a in het eerste deel 5 resp. het tweede deel 6 ten opzichte van elkaar in spiegelbeeld aangebracht, zodanig, dat bij plaatsing tegen elkaar van de binnenvlakken 5a en 6a de open langszijde 10 van het kanaal 9 in het ene binnenvlak 5a aansluit op de open langszijde 10 van het kanaal 9 in het andere binnenvlak 6a. Op deze wijze wordt, wanneer de delen tegen elkaar zijn geplaatst, door de tegen elkaar aanliggende kanalen 9 samen een doorstroomtraject 11 gevormd waardoorheen het beademings- of narcosegas kan worden gevoerd, zoals is aangegeven in de figuren 2, 9a en 10.

In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn kanalen 9 in beide binnenvlakken 5a en 6a aangebracht. In plaats daarvan is het ook mogelijk om in slechts een van de twee samenwerkende binnenvlakken, bijvoorbeeld het binnenvlak 5a, een kanaal 9 of een anderszins verdiept gedeelte aan te brengen, met een naar het binnenvlak 5a toe open langszijde 10, zodat bij plaatsing daarop van het, in dat geval min of meer effen binnenvlak 6a van het andere deel 6, de open langszijde 10 van het kanaal 9 of het verdiepte gedeelte wordt afgedekt, en waardoor ook het gewenste doorstroomtraject 11 wordt verkregen.

De delen kunnen zijn vervaardigd uit PEL

Zoals in de figuren 4, 5 en 6 verder is te zien, zijn in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld het eerste deel 5 en het tweede deel 6 voorzien van openingen 12. Op deze aangesloten, zoals de inrichting 3 voor het variëren van de druk in het leidingsysteem, absorberinrichtingen 4 voor het aan het leidingsysteem onttrekken van kooldioxide, en de verschillende aansluitingen voor de toe- en afvoer van bestanddelen van het gas, op of met welke openingen 12 de kanalen 9 kunnen aansluiten of verbonden kunnen zijn.

Ter plaatse van deze openingen 12 kunnen verder afsluitmiddelen zijn voorzien.

Op doelmatige wijze is het binnen vlak 5 a, 6a van tenminste een van de delen 5, 6 voorzien van een laag materiaal, bij voorkeur een siliconenlaag. Wanneer de delen aan elkaar zijn bevestigd zorgt deze laag voor een lekdicht samenstel van de aan elkaar bevestigde delen, hetgeen van groot belang is omdat ademgas niet onbedoeld uit het leidingsysteem of het doorstroomtraject mag ontsnappen.

In figuur 6a is getoond het tweede deel 6 op het binnenvlak 6a waarvan de siliconenlaag 14 is aangebracht. Daarbij zijn enkele openingen 15 van de openingen 12 door de laag afgedekt, hetgeen is te zien in het detail van figuur 7. De inrichting kan ter plaatse van een opening 12 zijn voorzien van een afsluitmiddel 13, zoals getoond in figuur 11, waarbij het afsluitmiddel 13 tot in het doorstroomtraject 11 verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject 11. Daarbij is te zien dat de aan het binnenvlak 6a van het tweede deel 6 aangebrachte siliconenlaag 14 zich bevindt tussen het afsluitmiddel 13 en het eerste deel 5, zodanig dat met behulp van het afsluitmiddel 13 de siliconenlaag 14 tegen het binnenvlak 5a van het eerste deel 5 kan worden aangedrukt.

Verder kan op het buitenvlak 5b, 6b van het eerste deel 5 resp. het tweede deel 6 ter plaatse van een opening 12 een cilindrische behuizing zijn voorzien van waaruit een afsluitmiddel tot in het doorstroomtraject verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject.

Het leidingsysteemsamenstel van het eerste deel 5 en het tweede deel 6 is ten opzichte van de beademingsinrichting 1 in- en uitneembaar. Voor het eenvoudig uit de inrichting uitnemen van het samenstel is dit voorzien van een handvat (te zien met pijl A in figuur 8). Het eerste deel 5 en het tweede deel 6 zijn voorzien van middelen waarmee deze op eenvoudige wijze zorgvuldig aan elkaar kunnen worden middelen waarmee deze op eenvoudige wijze zorgvuldig aan elkaar kunnen worden vastgemaakt en weer kunnen worden losgemaakt. Na gebruik van de inrichting wordt het samenstel uit de inrichting gehaald en worden het eerste deel 5 en het tweede deel 6 van elkaar losgemaakt. Daarna worden deze schoongemaakt en gedroogd. Omdat de kanalen over hun gehele lengte een open gedeelte hebben is het binnenoppervlak van de kanalen goed bereikbaar en kan het schoonmaken en drogen van het door de kanalen gevormde leidingsysteem of doorstroomtraject eenvoudig en grondig plaatsvinden. Na het schoonmaken en drogen worden de delen weer aan elkaar bevestigd en in de inrichting geplaatst, waarna de verdere onderdelen via de in de delen aanwezige openingen aan het leidingsysteem kunnen worden verbonden.

Claims

1. Inrichting voor het beademen van patiënten, meer in het bijzonder voor thuisbeademing, voor anesthesie of voor intensive care, omvattend een leidingsysteem voor de doorvoer van beademingsgas, welk leidingsysteem is voorzien van een aansluiting voor de patiënt en van aansluitingen voor het toevoeren van de diverse bestanddelen van het gas en van aansluitingen voor het afvoeren van de verdere diverse bestanddelen van het gas, met het kenmerk, dat het leidingsysteem, geheel of gedeeltelijk, is opgebouwd uit een eerste en een tweede, hoofdzakelijk plaatvormig, deel, met elk een binnenvlak en een buitenvlak, waarbij het eerste deel en het tweede deel bestemd zijn om met hun binnenvlakken tegen elkaar aan te worden geplaatst, waarbij in het binnenvlak van tenminste een van de delen een kanaal is gevormd, met naar het binnen vlak toe open langszijde, zodanig, dat bij plaatsing daarop van het binnenvlak van het andere deel de open zijde van het kanaal wordt afgedekt en een doorstroomtraject wordt gevormd waardoorheen het beademings- of narcosegas kan worden gevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de binnenvlakken van beide delen een kanaal is aangebracht, met naar de binnenvlakken toe open langszijde, op zodanige wijze, dat bij plaatsing van de binnenvlakken van de delen tegen elkaar de open langszij den van de kanalen op elkaar aansluiten en de kanalen een doorstroomtraject vormen waardoorheen het beademings- of narcosegas kan worden gevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de delen zijn voorzien van middelen met behulp waarvan deze aan elkaar kunnen worden bevestigd en van elkaar los kunnen worden gemaakt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de delen zijn vervaardigd uit PEI.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en/of het tweede deel over tenminste een gedeelte zijn voorzien van een naar hun buitenvlak toe omgezette zijrand.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en/of het tweede deel zijn voorzien van openingen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een kanaal aansluit op of in verbinding staat met een opening.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ter plaatse van een opening een afsluitmiddel is voorzien dat tot in het doorstroomtraject verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het binnenvlak van tenminste een van de delen is voorzien van een laag materiaal.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de laag materiaal wordt gevormd door een materiaal met afdichtende of elastische eigenschappen.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat de laag materiaal wordt gevormd door een siliconen materiaal.

12. Inrichting een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ene deel ter plaatse van een opening is voorzien van een afsluitmiddel dat tot in het doorstroomtraject verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject, terwijl aan het binnenvlak de laag materiaal is voorzien, zodanig dat met behulp van het afsluitmiddel de laag materiaal tegen het binnenvlak van het andere deel kan worden aangedrukt.

13. Inrichting een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op het buitenvlak van het ene deel ter plaatse van een opening een cilindrische behuizing is voorzien van waaruit een afsluitmiddel tot in het doorstroomtraject verplaatsbaar is voor het openen en afsluiten van delen van het doorstroomtraject, terwijl aan het binnenvlak de laag materiaal is voorzien, zodanig dat met behulp van het afsluitmiddel de laag materiaal tegen het binnenvlak van het andere deel kan worden aangedrukt.