besnoeien
- be·snoei·en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
besnoeien |
besnoeide |
besnoeid |
zwak -d | volledig |
besnoeien
- overgankelijk in aantal doen verminderen, beperken
- Er moest flink in de uitgaven besnoeid worden.
- overgankelijk bomen en heggen snoeien
1. in aantal doen verminderen
2. bomen en heggen snoeien
- Het woord besnoeien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "besnoeien" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be