beleveren
- be·le·ve·ren
beleveren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beleveren |
beleverde |
beleverd |
zwak -d | volledig |
- bevoorraden, bezorgen, leveren
- ▸ In Nederland wordt de wijnhandel gedomineerd door niet meer dan een handjevol grote importeurs. Deze beleveren de grootgrutters, die ook het leeuwendeel van het wijnmarktaandeel in Nederland opeisen.[1]
- ▸ De twee eierboeren die zelf Brabantse supermarkten beleveren verkopen ook eieren aan een handelshuis in streekproducten.[2]
- ▸ Picnic komt richting Amsterdam. De onafhankelijke online supermarkt opent een magazijn in Diemen, om vanaf eind januari eerst de Amsterdamse regio en daarna ook de hoofdstad te beleveren.[3]
- Het woord beleveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beleveren" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Weblink bron “Eenpitters met passie” (19/03/2010), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Een ei, nog warm van de kip” (22 april 2009), Het Parool
- ↑ Weblink bron Herman Stil“Online supermarkt Picnic komt richting Amsterdam” (13 december 2017), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be