[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/Naar inhoud springen

Lijst van heersers over Lotharingen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Dit is een lijst van heersers over het koninkrijk en latere hertogdom Lotharingen, dat in 977 splitste in Opper-Lotharingen (ook het hertogdom van de Moezel genoemd) en Neder-Lotharingen (ook wel Lothrijk genoemd).

Koningen van Lotharingen

[bewerken | brontekst bewerken]
Periode Naam Opmerkingen
843 - 855 Lotharius I Keizer over het Karolingische rijk
855 - 869 Lotharius II
869 - 876 In het oosten:
Lodewijk II, de Duitser
In het westen:
869-877 Karel de Kale
Splitsing van Lotharingen 870 bij het Verdrag van Meerssen
876 - 882 Lodewijk III de Jonge 877-879 Lodewijk II de Stamelaar Hereniging 880 bij het Verdrag van Ribemont
882 - 887 Karel III de Dikke
887 - 895 Arnulf van Karinthië
895 - 900 Zwentibold

Hertogen van Lotharingen

[bewerken | brontekst bewerken]
Koning van het Roomse rijk Periode Hertog Paltsgraaf
Lodewijk het Kind
van Oost-Francië
900-903
903 - 910 Gebhard van Franconië, graaf in de Rijngouw
910 - 911 Reinier I van Henegouwen, graaf van Henegouwen
Karel de Eenvoudige
koning van West-Francië
911 - 915 Markgraaf Reinier I van Henegouwen, graaf van Henegouwen + Maasgouw, Huis der Reiniers
915 - ? Wigerik, graaf in de Bitgouw + Ardennengouw, stamvader van het Huis Ardennen
? - 923 Godfried van Gulik, huis der Matfrieden
Hendrik de Vogelaar
koning van Oost-Francië
923 - 926
926 - 928 Everhard III van Franken, broer van wijlen koning Koenraad I van Franken (911-918)
928 - 936 Giselbert II van de Maasgouw, zoon van Reinier I van Henegouwen
Keizer Otto I
van het Heilige Roomse Rijk
936 - 939
939 - 940 Hendrik I van Beieren, broer van keizer Otto I
940 - 944 Otto I, graaf van Verdun, voogd van Hendrik, de zoon van Giselbert II van de Maasgouw
944 - 953 Koenraad de Rode, graaf van Nahegouw, Speyergouw en Wormsgouw, neef van Everhard III van Franken
953 - 959 Bruno de Grote, aartsbisschop van Keulen, broer van keizer Otto I
959 - 973 Vanaf 959 hertogen van Opper-Lotharingen, zie onder
Keizer Otto II 973 -983 Vanaf 977 hertogen van Neder-Lotharingen, zie onder
Keizer Otto III (983-1002) 985 - 996 Herman van Lotharingen
Keizer Hendrik II de Heilige (1002-1024) 1020 - 1034 Ezzo van Lotharingen, zoon, stamvader Huis Ezzonen
Keizer Koenraad II (1024-1039) 1035 - 1045 Otto II van Zwaben, zoon
Keizer Hendrik III (1039-1056) 1045 - 1060 Hendrik I van Lotharingen, neef van Otto II
Keizer Hendrik IV (1056-1106) 1061 - 1085 Herman II van Lotharingen, zoon
1085 - 1087 Hendrik van Laach, 2de huwelijk van Adelheid van Orlamünde-Weimar, weduwe van Herman II
Met het aantreden van Hendrik van Laach ging het Paltsgraafschap Lotharingen over in het Paltsgraafschap aan de Rijn

Hertogen van Opper-Lotharingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Keizer Otto I en zijn broer Bruno de Grote splitsten in 959 het hertogdom Lotharingen op in een zuidelijk deel ('Hertogdom van de Moezel' ofwel Opper-Lotharingen) en een noordelijk deel ('Lotharingen' ofwel Neder-Lotharingen) met Frederik I als markgraaf van Opper-Lotharingen en Godfried van Metz als markgraaf van Neder-Lotharingen.

Periode Naam Opmerkingen
Huis Ardennen
959 - 978 Frederik I Zoon van paltsgraaf Wigerik
978 - 1027 Diederik I Zoon
1027 - 1033 Frederik III Kleinzoon, zoon van Frederik II; stierf jong
1033 - 1044 Gozelo I Achterkleinzoon van Wigerik
1044 - 1047 Godfried II met de Baard Zoon
Huis Châtenois
Godfried met de Baard kwam in 1046 in opstand tegen keizer Hendrik III, maar werd verslagen. De keizer ontnam hem zijn titels en benoemde Adalbert tot hertog van Opper-Lotharingen.
1047 - 1048 Adalbert Zoon van Gerard III van Metz, afstammeling van paltsgraaf Godfried van Gulik
1048 - 1070 Gerard Broer
1070 - 1115 Diederik II Zoon
1115 - 1139 Simon I Zoon
1139 - 1179 Mattheus I Zoon
1179 - 1206 Simon II Zoon
1205 - 1206 Ferry I van Bitche Broer
1205 - 1213 Ferry II Zoon
1213 - 1220 Thiebaut I Zoon
1220 - 1251 Mattheus II Broer
1251 - 1303 Ferry III Zoon
1303 - 1312 Thiebaut II Zoon
1312 - 1329 Ferry IV Zoon
1329 - 1346 Rudolf Zoon
1346 - 1390 Jan I Zoon
1390 - 1431 Karel II Zoon
1431 - 1453 Isabella Dochter, trouwde met René I van Anjou
Huis Valois
Doordat Isabella trouwde met René I, regeerden ze samen over het hertogdom. In 1453 nam René I afstand ten gunste van zijn zoon Jan.
1431 - 1453 René I
1454 - 1470 Jan II Zoon
1470 - 1473 Nicolaas I Zoon
1473 Yolande Dochter van Isabella en René.
Huis Vaudémont
Na het huwelijk van Yolanda met Ferry II van Vaudémont werd haar zoon René II hertog.
1473 - 1508 René II Zoon
1508 - 1544 Anton Zoon
1544 - 1545 Frans I Zoon
1545 - 1608 Karel III Zoon, bijgenaamd de Grote
1608 - 1624 Hendrik II Zoon, bijgenaamd de Goede
1624 - 1625 Nicola Dochter, werd afgezet
1625 Frans II Zoon van Karel III, deed afstand ten gunste van Karel IV
1625 - 1634 Karel IV Zoon, huwde met Nicola
1634 - 1635 Nicolaas II Broer
1635 - 1659 Franse bezetting
1659 - 1670 Karel IV Opnieuw
1670 - 1697 Franse bezetting
1675 - 1690 Karel V Zoon van Nicolaas II
1690 - 1729 Leopold Zoon
1729 - 1737 Frans III Zoon, trouwde met erfprinses van Habsburg, Maria Theresia van Oostenrijk, ruilde (Opper-) Lotharingen voor Toscane
Huis Leszcyński
In het kader van de Tweede Poolse Successieoorlog verloor Frans III het voorvaderlijke Lotharingen aan de Fransen, die het gewest nog enige tijd in leen gaven aan de onfortuinlijke Franse pretendent voor de Poolse troon Stanislaus Leszczyński, die schoonvader was van de Franse koning.
1737 - 1766 Stanislaus I Ex-koning van Polen, schoonvader van Lodewijk XV van Frankrijk
1766 Unie met Frankrijk

Hertogen van Neder-Lotharingen

[bewerken | brontekst bewerken]
Periode Naam Opmerkingen
959 - 964 Godfried van Neder-Lotharingen benoemd door Bruno de Grote, laatste hertog van Lotharingen, zoon van Godfried van Gulik paltsgraaf van Lotharingen
964 - 977 Opengehouden voor de oudste zoon van Godfried[1] Toen zijn vader Godfried I overleed was Godfried II te jong om hertog te worden. Totdat keizer Otto II in 977 het hertogdom plotseling nodig had voor zijn volle neef Karel, de jongere broer van de Franse koning. Als schadeloosstelling kreeg Godfried de prefectuur aan de benedenloop van Rijn en Waal en Teisterbant.
977 - 991 Karel Huis Karolingen, benoemd door keizer Otto II
991 - 1012 Otto II zoon, laatste lid van het huis Karolingen
1012 - 1023 Godfried I Achterkleinzoon van Wigerik, beleend door keizer Hendrik II, bijgenaamd Godfried de Kinderloze, huis Ardennen
1023 - 1044 Gozelo I broer, tevens hertog van Opper-Lotharingen 1033-1044
1044 - 1046 Gozelo II zoon; zwakzinnig[2] ; militair gezag uitgeoefend door paltsgraaf Otto II van Zwaben en de rijksbisschoppen van Keulen, Trier, Utrecht en Kamerijk
1046 - 1065 Frederik van Luxemburg Achterkleinzoon van Wigerik
1065 - 1069 Godfried II zoon van Gozelo I, broer van Gozelo II, in conflict met keizer Hendrik III, benoemd door keizer Hendrik IV,

voormalig hertog van Opper-Lotharingen 1044-1047, bijgenaamd Godfried met de Baard

1069 - 1076 Godfried III zoon, bijgenaamd Godfried met de Bult
1076 - 1087 Koenraad van Franken zoon van keizer Hendrik IV, wegens minderjarigheid, vicehertog Albert III van Namen
1088 - 1100 Godfried van Bouillon kleinzoon van Godfried II, geen kinderen
1100 - 1106 Hendrik I van Limburg achter-achterkleinzoon van Diederik I van Lotharingen kleinzoon van Frederik van Luxemburg
1106 - 1128 Godfried I van Leuven benoemd door keizer Hendrik V, bijgenaamd met den baard, achterkleinzoon van markgraaf Reinier III van Henegouwen, geslacht der Reiniers. Godfried was de grondlegger van het latere hertogdom Brabant
1128 - 1139 Walram Paganus van Limburg zoon van Hendrik I, benoemd door keizer Lotharius III
1139 - 1142 Godfried II van Leuven zoon van Godfried I, bijgenaamd de Jonge
1142 - 1190 Godfried III van Leuven zoon, bijgenaamd de Moedige

Op de Landdag van Schwäbisch Hall in 1190 na de dood van Godfried III werd de titel "Hertog van Neder-Lotharingen" gezagsloos verklaard, de erfopvolger Hendrik I van Brabant, als eerste titel verkregen van hertog van Brabant sinds 1183, mocht het hertogelijk gezag slechts uitoefenen binnen zijn eigen gebieden en rijkslenen. De titel bleef evenwel tot op het einde van het ancien régime in het oorkondelijk protocol van de hertogen van Brabant en hun opvolgers bewaard.