Wim Chabot
Wim Chabot (Rotterdam, 13 mei 1907 – Rotterdam, 24 juni 1977) was een kunstschilder.
Leven en werk van Wim Chabot
Wim Chabot werd op 13 mei 1907 geboren in de Schoterbosstraat te Rotterdam. Het gezin Chabot was kort daarvoor vanuit het Brabantse Sprang naar Rotterdam verhuisd. Wim was de vijfde in wat een gezin met zes kinderen zou worden. Zijn broer Henk was de oudste.
Wim werd door Henk gestimuleerd naar de Academie voor beeldende kunsten te gaan. Hij bezocht vanaf zijn 15e jaar gedurende zeven jaar de avondacademie.
In 1921 werkt hij een jaar als jongste bediende bij de kunsthandelaren Kranz en De Bruin. In 1922 werkt hij bij de huis- en decoratieschilder Kreijns & Zn.
Wim leert van Henk het restauratievak en werkt als restaurateur met hem samen in een atelier aan de Wijnstraat 109.
Rond 1936 werd de huur door de verhuurder niet verlengd. Alternatieve ruimte werd gevonden aan de Wijnhaven 105. Henk, die na zijn terugkeer uit Zeeland in 1934 aan de Rotte was gaan wonen, en daar ook een atelier achter zijn huisje had, had wel een groot deel van zijn werk opgeslagen bij Wim.
In 1937 wint Wim voor het schilderij Schoenlapper (verbrand; zie hierna) een prijs uit het Willink van Collenfonds.
Bij het bombardement in mei 1940 wordt ook het atelier aan de Wijnhaven 105 getroffen en verbrandt zowel al het werk van Henk als van Wim. Daarom is van het werk van voor 1940 vrijwel niets bewaard gebleven.
Door een chronische darmziekte, de ziekte van Crohn, is hij vanaf 1928 aan de omgeving van zijn woning gebonden.
Op 5 november 1940 huwt hij de uit Antwerpen afkomstige Madeleine de Weirdt. Uit dit huwelijk worden twee kinderen geboren: Monique (1946) en Raymond (1955). Raymond wordt geboren met het syndroom van Down.
In de beginjaren van de oorlog maakt hij een aantal muurschilderingen op zowel binnen- als buitenmuren van verschillende noodwinkels.
In 1949 nam Wim deel aan een tentoonstelling in het Schielandshuis te Rotterdam. Deze tentoonstelling werd georganiseerd door de Rotterdamsche Kunststichting en bood een groep jonge kunstenaars, die zichzelf de Autonomen noemden, de mogelijkheid hun "voorstellingsloze" kunst te tonen. Naast Wim waren dit Piet van Stuyvenberg, Wout van Heusden, Bas van der Smit, Koos van Vlijmen, Emiel Voeten en Henri Lamoen. De saamhorigheid tussen deze kunstenaars en anderen leidde indirect tot de oprichting van de VIA (Vereniging voor Irrealisme en Abstractie in de beeldende kunst 1950-1954) in 1950 in Schiedam. Eén van de stuwende krachten hierachter, de Schiedammer Steef de Vries, organiseerde lezingen over kunst in zijn Instituut in Schiedam of bij Wim Chabot thuis.
Wim werkt na de oorlog om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien in het kader van de kunstenaarsregeling en als restaurateur van oude schilderijen voor onder meer kunsthandelaren, die daarvoor zelfs uit Amsterdam en Utrecht naar hem toe kwamen.
Een groot deel van het werk van Wim Chabot is en blijft in eigendom en bezit van het Rijk (Instituut Collectie Nederland) en de Gemeente Rotterdam.
Hij sluit zich niet aan bij groepen samenwerkende kunstenaars. Neemt slechts vanaf 1957 deel aan de Schuurgroep, die in wisselende samenstelling exposities organiseerde in de Schuur aan het Boterdorpse Verlaat.
In december 1963 exposeert Wim samen met Beer Suringh in de zaal van de Kunststichting aan de Lijnbaan.
In de laatste jaren van zijn leven noteert Wim zijn herinneringen. Hij komt daarbij, behoudens zijstapjes naar later en vroeger, chronologisch tot ongeveer 1953.
Wim Chabot overlijdt op 24 juni 1977 te Rotterdam op 70-jarige leeftijd. Hij was op dat moment volgens de medici in het Dijkzigt-ziekenhuis, voor zover bekend, de oudst geworden patiënt met de ziekte van Crohn.
In september 1978 werd in de toenmalige Galerie NRP in Rotterdam een herdenkingstentoonstelling gehouden.
In februari 1998 wordt in Galerie Van Rotterdam te Ridderkerk een succesvolle overzichts- en verkooptentoonstelling van het werk van Wim Chabot gehouden.
Kunstschilder tegen wil en dank
Wim was eigenlijk kunstschilder tegen wil en dank. Voor het werk van zijn broer Henk had hij een grote bewondering:
Uit het dagboek over de eerste 10 jaar van zijn dochter Monique:
[...]
Vrijdag 13 september 1947
[...]
's Middags ging ik met oom Henk het nieuwe werk van hem bekijken in het atelier; er waren verschillende landschappen die ik nog nooit gezien had, onder andere "Het bleeke licht". Ik vond het een mooi landschap. "Een moeder met kind", ten voeten uit; 2 mr x 125 cm, dus een groot doek, mooi van kleur, prachtig van compositie, en innig van sentiment. Ook nog een schilderij waar oom Henk aan bezig was, "Moeder, vader en kind", een gezin zogezegd; volgens oom Henk op óns geïnspireerd; de vader had ook wel iets van mij weg. oom Henk vertelde dat iemand zich "naar gelachen" had toen hij het schilderij zag, omdat de kop van het kind veel groter was dan de koppen van de moeder en de vader. De mensen letten te weinig op de intentie en intensiteit van een schilderij en dikwijls te veel op details. Oom Henk liet me ook nog het schilderij zien dat neef Piet uit Waalwijk kocht, "Drinkende boer met vrouw", een prachtig schilderij.
Toen we uit het atelier kwamen was juist de lucht aan de horizon aan het opklaren. Prachtig was het eigenaardige gele licht dat laag langs het polderlandschap gleed. Bijzonder mooi was de polder in zijn doordrenkt groene kleed, met hier en daar een parel of smaragd van een stuk vee op de voorgrond langs het zilveren lint van de boezem. Een "koppel" ganzen die de diamanten druppels van zich af schudde. Jammer dat er zo weinig schilders zijn die goede landschappen schilderen. Even later wordt alles overgoten met een rozeachtig licht, en is het net of je het landschap door een gekleurd glas bekijkt; het is nu ook lang zo mooi niet meer.
[...]
Hij schrijft over de invloed van zijn broer op zijn eigen werk in 1974 in zijn memoires (niet gepubliceerd):
Het is toch uiteindelijk zo, dat je alles zelf moet ontdekken. Zodat al het gezanik van mensen, die wel aan mij vroegen dat ik zeker wel veel van mijn broer leerde gelul in de ruimte was. Veeleer had ik meer last dan gemak van zijn schilderstijl, omdat ik gauw onder invloed te brengen was.
Zo heb ik op de werkplaats een zelfportret (nr. 23) geschilderd, wat helemaal de stijl en de verfbehandeling heeft van Henk zijn Zeeuwse tijd. En later nog eens een zeegezicht van Monster. Deze twee doeken van mij zijn uit de brand gespaard gebleven. De zee noemde ik Motto Avond, want ik had het voor de Willink van Collen-prijsvraag geschilderd. Ik kreeg er geen prijs voor, maar wel een goede recensie van een journalist, die niet begreep dat de jury het schilderij niet voor een prijs in aanmerking liet komen.
Het zegt genoeg hoe ik onder invloed van broer was, als er vele jaren later een H.Chabot-kenner, die zelf een collectie werk van mijn broer heeft, [...], "De zee" ziet hangen in mijn kamer en dan met een doodleuk gezicht tegen mij zegt: "Die zee is ook een heel goed schilderij van je broer Hendrik".
Hij verschoot van kleur, toen ik hem erop attent maakte dat de zee niet door mijn broer maar door mij was geschilderd. Hij voelde zich onbehaaglijk, en had geen belangstelling meer, want nu was het schilderij voor hem niks meer waard.
Dan ga je toch wel even nadenken: jongen zie dat je onder die verdomde invloed uitkomt. Ik ben dan ook later abstract werk gaan maken.