Magnetiet
Magnetiet | ||||
---|---|---|---|---|
Mineraal | ||||
Chemische formule | Fe3+2Fe2+O4 | |||
Kleur | Grijszwart | |||
Streepkleur | Zwart | |||
Hardheid | 5,5 - 6 | |||
Gemiddelde dichtheid | 5,15 g/cm3 | |||
Glans | Metallisch | |||
Opaciteit | Opaak | |||
Breuk | Subschelpvormig | |||
Splijting | Geen | |||
Kristaloptiek | ||||
Kristalstelsel | Kubisch | |||
Brekingsindices | 2,42 (isotroop) | |||
Dubbele breking | Geen; isotroop | |||
Overige eigenschappen | ||||
Vergelijkbare mineralen | Goethiet, hematiet, greigiet | |||
Magnetisme | Sterk natuurlijk magnetisch | |||
Bijzondere kenmerken | Grijs met bruine reflecties met opvallend licht | |||
Lijst van mineralen | ||||
|
Het mineraal magnetiet is een oxide van ijzer met valenties 2+ en 3+. De chemische formule luidt Fe3+2Fe2+O4.
Eigenschappen
Magnetiet is een grijszwart sterk natuurlijk magnetisch mineraal zonder splijting met een gemiddelde dichtheid van 5,15. De hardheid is 5,5 tot 6. Het mineraal is niet radioactief. De brekingsindex is 2,42 en het kubische mineraal is isotroop. Met opvallend licht zijn grijs met bruine reflecties waar te nemen.
Etymologie en geschiedenis
Al in de Oudheid ontdekte men dat magnetietkristallen elkaar afhankelijk van de oriëntatie aantrekken of afstoten. Dit natuurkundige verschijnsel wordt magnetisme genoemd. In China maakte men al in de 11e eeuw v. Chr. gebruik van de magnetische eigenschappen van magnetiet.
De termen 'magneet', als middeleeuwse aanduiding voor een magnetische steen, en het in 1845 door Wilhelm Haidinger ingevoerde 'magnetiet', ontstonden uit de Latijnse stam 'magnet-' (met als nominatief 'magnes', magneet).
Magnetische stenen (Oudgrieks: λίθος Μάγνης, lithos Magnēs) waren al bij de Grieken bekend, volgens de geschriften van Theophrastus. Ook de Romeinse schrijver Plinius de Oudere maakt melding van een steen genaamd 'magneet', die genoemd zou zijn naar Magnes, een Kretenzische schaapherder die het mineraal op de berg Ida vond. Hij merkte dat de spijkers in zijn schoenen en de ijzeren kop van zijn staf door het gesteente waar het mineraal in zat aangetrokken werden.
Plinius maakte onderscheid tussen meerdere soorten magneten, vooral tussen "mannelijke" en "vrouwelijke". Alleen de mannelijke bezat de kracht ijzer aan te trekken, en dus het eigenlijke magnetiet was. Bij vrouwelijke magneten ging het vermoedelijk om mangaanerts, dat uiterlijk veel op magnetiet lijkt, of ook om een wit mineraal, dat later magnesiet (MgCO3) werd genoemd.
Het is echter waarschijnlijker dat magnetiet genoemd is naar Magnesia, een landstreek in Thessalië of naar de stad Magnesia aan de Meander, of ook naar andere Griekse of Klein-Aziatische steden met dezelfde naam, waar al meer dan 2500 jaar magnetische brokken ijzererts gevonden worden.
Voorkomen
Magnetiet komt algemeen voor, voornamelijk in stollings- en metamorfe gesteenten. Ook kan magnetiet door biologische activiteit ontstaan.[1]
Industriële toepassing
Door de sterk magnetische werking wordt magnetiet gebruikt om permanente magneten te vervaardigen.
Magnetiet wordt gebruikt in katalysatoren voor sommige chemische processen, waaronder het Haber-Boschproces voor de productie van ammoniak en het Fischer-Tropschproces voor de productie van koolwaterstoffen uit koolstofmonoxide en waterstof.
Magnetiet vormt zich ook in hogedrukstoomketels, waar het gelijk, als het een dunne laag betreft, een beschermende functie heeft door de ketelwand te beschermen tegen corrosieve werking.
Zie ook
Externe links
- (en) Magnetiet op Webmineral.com
- (en) Magnetiet op Mindat.org
- (en) Kirschvink Studie: Magnetietkristallen in de hersenen
- ↑ Oude marsmeteoriet vertoont tekenen van microscopische leven. New Scientist (18 december 2000).