dañvad
Uiterlijk
- IPA: /ˈdãː.vat/
- erfwoord: Uit Middelbretons dauat, uit Brythonisch *damatos, bij de Indo-Europese vorm *demh₂-eto- of *dm̥h₂-eto-, een afleiding van de wortel *demh₂- ‘tam, temmen’, waaruit Bretons doñv ‘tam’ en Oudiers damnaid ‘tam maken’. Verwant met Cornisch davas, Welsh dafad en Oudiers dam ‘os’.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dañvad | deñved |
dañvad m