fietsen
Apparence
Étymologie
[modifier le wikicode]- Construit sur fiets (vélo).
Verbe
[modifier le wikicode]Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | fiets | fietste |
jij | fietst | |
hij, zij, het | fietst | |
wij | fietsen | fietsten |
jullie | fietsen | |
zij | fietsen | |
u | fietst | fietste |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben & zijn | fietsend | gefietst |
fietsen \fi:t.sə:\ intransitif
- Faire du vélo, pédaler.
drie uur fietsen
- faire trois heures de bicyclette
kun je fietsen?
- tu sais monter à vélo?
deze weg fietst lekker
- il fait bon pédaler sur cette route
vroeger fietste ik op een driewieler
- quand j’étais petit, j’avais un tricycle
Dérivés
[modifier le wikicode]- aanfietsen
- affietsen
- binnenfietsen
- doorfietsen
- fietsafstand
- fietsaftrek
- fietsband
- fietsbel
- fietsbeleid
- fietsbrug
- fietsbus
- fietscomputer
- fietscross
- fietsdrager
- fietsdynamo
- fietseling
- fietsendief
- fietsendrager
- fietsenhandel
- fietsenhok
- fietsenmaker
- fietsenrek
- fietsenreparateur
- fietsenstalling
- fietsenwinkel
- fietser
- fietsergometer
- fietsflat
- fietsframe
- fietshelm
- fietsinfrastructuur
- fietskaart
- fietskader
- fietskamperen
- fietskar
- fietsketting
- fietskleding
- fietsklem
- fietskluis
- fietsknooppunt
- fietskoerier
- fietslamp
- fietslengte
- fietsles
- fietsmand
- fietsnetwerk
- fietspad
- fietspedaal
- fietspolo
- fietspomp
- fietspunt
- fietsreflector
- fietsregistratie
- fietsrek
- fietsrijden
- fietsroute
- fietssleutel
- fietsslot
- fietssnelweg
- fietssport
- fietsstalling
- fietsstandaard
- fietsster
- fietsstraat
- fietsstrook
- fietsstuur
- fietstas
- fietstaxi
- fietstechniek
- fietstegel
- fietstest
- fietstocht
- fietstoerisme
- fietstoerist
- fietstrommel
- fietstunnel
- fietsvaardigheid
- fietsvakantie
- fietsveer
- fietsventiel
- fietsverhuur
- fietsverkeer
- fietsverlichting
- fietsvierdaagse
- fietsweg
- fietswiel
- fietszadel
- fietszitje
- luchtfietsen
- meefietsen
- rondfietsen
- voorbijfietsen
- waterfietsen
- wegfietsen
Taux de reconnaissance
[modifier le wikicode]- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
[modifier le wikicode]- (Région à préciser) : écouter « fietsen [Prononciation ?] »
Références
[modifier le wikicode]- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]