grasmaaier
Dutch
editEtymology
editPronunciation
editAudio: (file)
Noun
editgrasmaaier m (plural grasmaaiers, diminutive grasmaaiertje n)
- lawnmower
- Synonym: grasmaaimachine
- Ik moet de grasmaaier van de schuur halen om het gazon te maaien.
- I need to get the lawnmower out of the shed to mow the lawn.
- Onze grasmaaier is stuk, dus we moeten een nieuwe kopen.
- Our lawnmower is broken, so we need to buy a new one.
- Ze stootte per ongeluk tegen de grasmaaier in de garage.
- She accidentally bumped into the lawnmower in the garage.