appelsap
Dutch
editEtymology
editFrom appel (“apple”) + sap (“juice”).
Pronunciation
editNoun
editappelsap n (plural appelsappen, diminutive appelsapje n)
- apple juice
- Breng je een fles appelsap mee?
- Can you bring a bottle of apple juice?
- Ik neem een appelsapje.
- I’ll have an apple juice.