Samenvatting
Veel psychische klachten zijn niet te genezen omdat ze gerelateerd zijn aan permanente kwetsbaarheid. In een therapie is dan een belangrijke vraag hoe de persoon er zo effectief mogelijk mee kan omgaan. Cognitieve factoren spelen hierbij een centrale rol. Disfunctionele gedachten belemmeren effectieve omgangsvormen. Vertrouwen in eigen mogelijkheden, in die van de therapeut en in het toe te passen middel vergroten de kans op succes. Dit impliceert dat zogenaamde aspecifieke of placebofactoren veel therapeutische waarde hebben. Over de werking hiervan gaat de rest van deze Dth-special.
Referenties
Ackermann, R., & DeRubeis, R.J. (1991). Is depressive realism real? Clinical Psychology Review, 11, 565-584.
Bulik, C.M., Sullivan, P.F., & Joyce, P.R. (1999). Temperament, character and suicide attempts in anorexia nervosa, bulimia nervosa and major depression. Acta Psychiatrica Scandinavica, 100, 27-32.
Crombez, G., Bayens, F., Vansteenwegen, D., & Hermans, D. (1997). Psychofarmaca en gedragstherapie. Gedragstherapie, 30, 135-162.
Dyck, R. van. (1986). Psychotherapie, placebo en suggestie, Academisch Proefschrift, Leiden.
Fairburn, C.G., Cooper, Z., Doll, H.A., & Welch, S.L. (1999). Risk factors for Anorexia Nervosa. Archives of General Psychiatry, 56, 468-476.
Garety, P.A., & Hemsley, D.R. (1994). Delusions: Investigations into the psychology of delusional reasoning. Oxford: Oxford University Press.
Kandel, E.R. (1998). A new intellectual framework for psychiatry. American Journal of Psychiatry, 155, 457-469.
Lange, A. (1994). De verzuiling in de psychotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum/Groningen: Wolters Noordhoff.
Lange, A., Richard, R., Gest, A., Vries, M. de, & Lodder, L. (1998). The effects of positive self-instruction: a controlled trial. Cognitive therapy and Research, 22, 225-236.
Maciejewski, P.K., Prigerson, H.G., & Mazure, C.M. (2000). Self-efficacy as a mediator between stressful life events and depressive symptoms. British Journal of Psychiatry, 176, 373-378.
Regenold, M., Sherman, M.F., & Fenzel, M. (1999). Getting back to work: self-efficacy as a predictor of employment outcome. Psychiatric Rehabilitation Journal, 22, 361-367.
Taylor, S.E., & Brown, J.D. (1988). Illusion of well-being. Psychological Bulletin, 103, 193-210.
Vandereycken, W., Hoogduin, C.A.L., & Emmelkamp, P.M.G. (red.) (1994). Handboek Psychopathologie, deel 1. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Velden, K. van der (red.) (1977). Directieve Therapie. Deventer: Van Loghum Slaterus.
Author information
Authors and Affiliations
Additional information
Abstract
Most psychological symptoms are related to vulnerability. They cannot be cured but have to be dealt with. In effective coping with vulnerability, cognitions are of crucial importance. Disfunctional thinking hinders sanity, while positive self-esteem and trust in the therapist and his therapy increases the change to succeed. This emphasises the therapeutical importance of so called ‘non-specific’ or placebo factors. The rest of this Dth-special is about these factors.
dr. M.T. Appelo, is hoofd Onderzoek ggz Groningen en universitair docent Klinische Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Rights and permissions
About this article
Cite this article
Appelo, M. Placebo: inleiding en vraagstelling. DITH 21, 147–149 (2001). https://doi.org/10.1007/BF03060265
Issue Date:
DOI: https://doi.org/10.1007/BF03060265