[go: up one dir, main page]
More Web Proxy on the site http://driver.im/

NL2002125C2 - Mobiele inrichting. - Google Patents

Mobiele inrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2002125C2
NL2002125C2 NL2002125A NL2002125A NL2002125C2 NL 2002125 C2 NL2002125 C2 NL 2002125C2 NL 2002125 A NL2002125 A NL 2002125A NL 2002125 A NL2002125 A NL 2002125A NL 2002125 C2 NL2002125 C2 NL 2002125C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mobile device
frame
sub
wheels
arm
Prior art date
Application number
NL2002125A
Other languages
English (en)
Inventor
Leendert Wilhelmus Cornelis Huissoon
Original Assignee
Hudson Bay Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1035694A external-priority patent/NL1035694C2/nl
Application filed by Hudson Bay Holding B V filed Critical Hudson Bay Holding B V
Priority to NL2002125A priority Critical patent/NL2002125C2/nl
Priority to PL09798166T priority patent/PL2304111T3/pl
Priority to ES09798166T priority patent/ES2421900T3/es
Priority to DK09798166T priority patent/DK2304111T3/da
Priority to EP09798166.6A priority patent/EP2304111B1/en
Priority to EP20130171779 priority patent/EP2639360B1/en
Priority to CN200980131728.5A priority patent/CN102124165B/zh
Priority to US13/002,495 priority patent/US9017006B2/en
Priority to CN201410055677.5A priority patent/CN103898934B/zh
Priority to PCT/NL2009/050424 priority patent/WO2010008277A1/en
Publication of NL2002125C2 publication Critical patent/NL2002125C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to ZA2011/00264A priority patent/ZA201100264B/en
Priority to US14/666,801 priority patent/US20150191894A1/en
Priority to US15/803,466 priority patent/US20180058035A1/en

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/96Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements for alternate or simultaneous use of different digging elements
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/28Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets
    • E02F3/30Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets with a dipper-arm pivoted on a cantilever beam, i.e. boom
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/28Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets
    • E02F3/30Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets with a dipper-arm pivoted on a cantilever beam, i.e. boom
    • E02F3/301Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets with a dipper-arm pivoted on a cantilever beam, i.e. boom with more than two arms (boom included), e.g. two-part boom with additional dipper-arm
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/28Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets
    • E02F3/36Component parts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/28Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with digging tools mounted on a dipper- or bucket-arm, i.e. there is either one arm or a pair of arms, e.g. dippers, buckets
    • E02F3/36Component parts
    • E02F3/3604Devices to connect tools to arms, booms or the like
    • E02F3/3609Devices to connect tools to arms, booms or the like of the quick acting type, e.g. controlled from the operator seat
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F3/00Dredgers; Soil-shifting machines
    • E02F3/04Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven
    • E02F3/96Dredgers; Soil-shifting machines mechanically-driven with arrangements for alternate or simultaneous use of different digging elements
    • E02F3/963Arrangements on backhoes for alternate use of different tools
    • E02F3/964Arrangements on backhoes for alternate use of different tools of several tools mounted on one machine
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/08Superstructures; Supports for superstructures
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02FDREDGING; SOIL-SHIFTING
    • E02F9/00Component parts of dredgers or soil-shifting machines, not restricted to one of the kinds covered by groups E02F3/00 - E02F7/00
    • E02F9/08Superstructures; Supports for superstructures
    • E02F9/085Ground-engaging fitting for supporting the machines while working, e.g. outriggers, legs

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Agricultural Machines (AREA)
  • Arrangement Or Mounting Of Propulsion Units For Vehicles (AREA)
  • Operation Control Of Excavators (AREA)
  • Vehicle Cleaning, Maintenance, Repair, Refitting, And Outriggers (AREA)
  • Body Structure For Vehicles (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

MOBIELE INRICHTING
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een mobiele inrichting voor gebruik in de landbouw, bosbouw, bij 5 grondverzet, en andere werkzaamheden, zoals het trekken en aandrijven van landbouwwerktuigen, het graven en laden, het heffen en verplaatsen van lasten, etc. De onderhavige uitvinding heeft meer in het bijzonder betrekking op een mobiele inrichting welke meerdere van deze taken al dan niet 10 gelijktijdig kan uitvoeren.
Uit de stand van de techniek zijn tractoren bekend welke typisch voorzien zijn van een driepuntsbevestiging voor montage daarop van een ploeg of van andere werktuigen. Verder zijn zogenaamde "backhoe loaders" bekend welke een 15 graaf-laadcombinatie op wielen verschaffen. Een backhoe loader is een op een tractor lijkend voertuig met aan de achterzijde een graafarm en aan de voorzijde een laadbak. Tenslotte zijn tal van graafmachines bekend waar een graafarm gemonteerd is op een roteerbaar subgestel van de 20 graafmachine.
De onderhavige uitvinding heeft als doel een mobiele inrichting van het in aanhef genoemde type te verschaffen welke toelaat om op handige wijze meerdere van de hogergenoemde taken al dan niet tezelfdertijd uit te voeren 25 met behulp van één en dezelfde mobiele inrichting.
Daartoe onderscheidt de onderhavige uitvinding zich daarin dat de mobiele inrichting omvat: - een op verplaatsingsmiddelen verplaatsbaar hoofdgestel; - een rond een verticale as roteerbaar subgestel dat 30 gemonteerd is op het hoofdgestel en voorzien is van een besturingsunit; - ten minste één werkarm gemonteerd op dit subgestel; en 2 - een automatisch beweegbare hefinrichting voorzien op het hoofdgestel, welke hefinrichting ingericht is om koppelbaar te zijn met een landbouwwerktuig. De hefinrichting is bij voorkeur een driepuntshefinrichting.
5 Op die manier kan de mobiele inrichting gebruikt worden voor normale landbouwactiviteiten waarbij een geschikt landbouwwerktuig gekoppeld kan worden aan de hefinrichting, terwijl de werkarm die gemonteerd is op het subgestel al dan niet gelijktijdig gebruikt kan worden voor andere 10 werkzaamheden, typisch graaf/laadwerkzaamheden.
De multifunctionele tractoren van de stand van de techniek hebben geen roteerbaar subgestel en de werkarm moet typisch afgekoppeld worden alvorens een werktuig dat gekoppeld is aan de driepuntshefinrichting gebruikt kan 15 worden. Dit probleem wordt opgelost door de uitvinding door de werkarm te monteren op een draaibaar subgestel, terwijl de hefinrichting voorzien is op het hoofdgestel.
Onder de term "driepuntshefinrichting" moet een gebruikelijke driepuntshefinrichting zoals bekend op 20 tractoren begrepen worden, welke driepuntshefinrichting ook wel wordt aangeduid met de termen driepuntsophanging of driepuntskoppeling.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm omvat de ten minste één werkarm een gelede werkarm en in het bijzonder een 25 graafarm aan het uiteinde waarvan een werktuig bevestigbaar is. Nog meer bij voorkeur bestaat de gelede werkarm uit ten minste drie geledingen die onderling scharnierend met elkaar zijn verbonden, waarbij de laatste geleding van de werkarm een grotere lengte heeft dan de voorlaatste, zodanig dat de 30 geledingen tegen elkaar gevouwen kunnen worden en de arm getransformeerd kan worden van een gelede arm naar één enkele hefarm. Dergelijke uitvoeringen worden in detail beschreven in het Europees octrooi EP 1 472 416 op naam van 3 aanvraagster, waarvan de tekst hier opgenomen is door verwij zing.
Andere mogelijke uitvoeringsvormen van de gelede arm worden beschreven in de Europese octrooien EP 1 245 739, EP 5 0 740 023, en EP 1 818 460 op naam van Group Mecalac en in het Frans octrooi FR 2 727 998 eveneens op naam van Mecalac.
Volgens nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm omvat de ten minste één werkarm een hefarm, bijvoorbeeld een enkele of stereo/dubbele arm. Verder kan de ten minste één 10 werkarm telescopisch zijn uitgevoerd.
Volgens een verder aspect van de uitvinding kan de ten minste één werkarm scharnierend rond een horizontale as en/of een verticale as gemonteerd zijn op het subgestel. Een dergelijke montage wordt eveneens beschreven in hogergenoemd 15 octrooi op naam van aanvraagster, zie in het bijzonder Fig.
4 en de bijbehorende beschrijving.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm is de mobiele inrichting een tractor. De term "tractor" moet in het kader van de onderhavige uitvinding ruim geïnterpreteerd worden 20 als zijnde een voertuig dat iets kan trekken, duwen of slepen dat geen eigen aandrijving heeft. Hoewel de verplaatsingmiddelen van een tractor typisch wielen zijn, moet in het kader van de onderhavige uitvinding tevens gedacht worden aan rupsbanden of mechanische benen.
25 Typisch omvat de mobiele inrichting één of meerdere motoren voor het aandrijven van de verplaatsingsmiddelen, van de ten minste één werkarm en van de hefinrichting. Voorbeelden van mogelijke aandrijfmiddelen zijn: benzine, diesel, biodiesel, ethanol, LPG, aardgas, waterstof of elektrische motoren; 30 brandstofcellen, batterijen, etc. of een combinatie daarvan. In het geval van een uitvoering met wielen kunnen deze stuurbaar en/of aangedreven zijn. Volgens een mogelijke 4 uitvoering zijn slechts een aantal van de wielen gestuurd en/of aangedreven.
Volgens nog een ander aspect kan het frame van het hoofdgestel een zogenaamde kniksturing hebben, welke typisch 5 is voor tractoren, wielladers en laadschoppen, welke in de bosbouw of wegenbouw worden gebruikt. Bij een knikbesturing kan een mobiele inrichting in het midden knikken, waardoor zeer korte bochten genomen kunnen worden. De knik wordt mogelijk gemaakt door een verticale of nagenoeg verticale as 10 die meestal gepositioneerd is tussen de assen van de wielen/rupsbanden. Verder is ook vierwielbesturing mogelijk.
In het geval van een aandrijving door rupsbanden, omhelst de uitvinding uitvoeringen met twee rupsbanden, maar ook uitvoeringen met meerdere rupsbanden, waarbij 15 bijvoorbeeld voor een uitvoering met wielen elk van de wielen vervangen wordt door een rupsband.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen gemonteerd in het subgestel. In het geval van een motor, zal de motor typisch gemonteerd zijn onderaan 20 in het subgestel terwijl de daarmee verbonden brandstoftank gemonteerd kan zijn in het subgestel of in het hoofdgestel.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm wordt de motor centraal achteraan in het subgestel gemonteerd, en wordt aan weerszijden daarvan een tank gemonteerd welke tank bedoeld 25 kan zijn voor brandstof, hydroliekolie of elke andere vloeistof of gas nodig voor de aandrijving. Nog andere varianten zullen hieronder besproken worden met verwijzing naar de figuren.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding 30 is tussen het draaibaar gemonteerd subgestel en het hoofdgestel een over 360° draaibare doorvoer voor vloeistof en/of gas en/of elektriciteit voorzien, zodanig dat de hefinrichting, de verplaatsingsmiddelen en eventuele andere 5 componenten voorzien kunnen worden van de nodige energie. Deze energie kan ook aangeleverd worden aan de verschillende werktuigen via koppelingen nabij de hefinrichting, vaak aan de achterzijde van het hoofdgestel of het subgestel, maar de 5 voorzijde is ook een optie.
Het subgestel wordt bij voorkeur voorzien van een bestuurderszetel die zich in hoofdzaak in het midden, i.e. in de helft van de breedte van de machine bevindt. Op die manier krijgt een operator een goed zicht op de 10 werkzaamheden verricht door de ten minste één werkarm. Volgens een andere mogelijkheid kan de positie van de operator ook uit het midden geplaatst worden, zie bijvoorbeeld de uitvoeringen beschreven in het hoger genoemd octrooi op naam van aanvraagster. De vakman zal begrijpen 15 dat eveneens uitvoeringen denkbaar zijn zonder machinist waarbij de mobiele inrichting op afstand wordt bestuurd.
Volgens een mogelijke uitvoeringsvorm wordt de ten minste één werkarm aangestuurd zoals beschreven in het Nederlands octrooi NL 1 028 661 op naam van aanvraagster.
20 Opnieuw zal de vakman begrijpen dat al naargelang de uitvoering van de ten minste één werkarm tal van andere aansturingen mogelijk zijn.
In het geval van een subgestel met bestuurdersstoel, kan deze al dan niet met rolbeugel, met een cabine, met een 25 opvouwbare of gedeeltelijk opvouwbare cabine, of met een cabriocabine zijn uitgevoerd.
Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is het hoofdgestel verder voorzien van één of meer stabilisatoren zoals stempelpoten voor het stabiliseren van 30 de inrichting tijdens bepaalde werkzaamheden en in het bijzonder tijdens het gebruik van de ten minste één werkarm. Volgens een mogelijkheid zijn aan de achterzijde twee 6 stabilisatoren voorzien die via één of meerdere stuurorganen zoals hydraulische cylinders aangestuurd worden.
Volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm zijn de stabilisatoren en de hefinrichting gecombineerd, bij 5 voorkeur aan de achterzijde, waarbij bijvoorbeeld een gemeenschappelijke sturing voorzien is voor de hefinrichting en de één of meerdere stabilisatoren. De stabilisatoren zijn bij voorkeur afneembaar, één en ander zodanig dat de stabilisator verwijderd kan worden of compacter kan worden 10 gemaakt, en zo plaats maakt voor landbouwwerktuigen die gekoppeld worden aan de hefinrichting.
Een uitvoeringsvorm van de mobiele inrichting kan verder uitgevoerd zijn met één of meerdere stabilisatoren aan de voorzijde. Volgens een mogelijke uitvoering wordt aan 15 de voorzijde een stabilisatie-element voorzien dat verbindbaar is met een werktuig, typisch een laadschopbak welk werktuig op die manier kan fungeren als stabilisatiemiddel met name op een zachte ondergrond.
Volgens nog een andere variant kan een stabilisator 20 gevormd worden door een werktuig, zoals een laadschopbak, te koppelen op een snelwisselsysteem dat verbonden is met het hoofdgestel, één en ander zodanig dat het snelwisselsysteem met werktuig een stabilisatieplatform vormt. Een dergelijk snelwisselsysteem kan van eenzelfde type zijn als het 25 systeem dat gebruikt wordt aan het uiteinde van werkarmen om daaraan een graaf of laadwerktuig te koppelen. Tevens is het mogelijk om een adapter of snelwisselsysteem te gebruiken van het "Skidsteer" of schranklader bobcattype, bijvoorbeeld volgens de norm SAEJ 2513.
30 Volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de mobiele inrichting is het zwaartepunt van het verplaatsbaar hoofdgestel lager gelegen dan de bovenkant van de verplaatsingsmiddelen en heeft het subgestel een onderkant 7 met een uitsparing waarvan de vorm is aangepast om over de verplaatsingsmiddelen te reiken, één en ander zodanig dat het laagste punt van het subgestel lager ligt dan de bovenkant van de verplaatsingsmiddelen en dat het subgestel 5 vrij kan roteren zonder de verplaatsingsmiddelen te raken. Een dergelijke vormgeving leidt tot een stabiele mobiele inrichting waarin het roteerbaar subgestel zo laag mogelijk gelegen is, en dit in tegenstelling tot de graafmachines van de stand van de techniek waar het roteerbaar subgestel 10 typisch hoger ligt dan de verplaatsingsmiddelen.
Volgens de uitvoeringsvorm in de vorm van een typische tractor met achterwielen die groter zijn dan de voorwielen, bevindt het hoofdgestel zich bij voorkeur in hoofdzaak tussen de voor- en achterwielen en heeft het subgestel een 15 onderkant met een uitsparing waarvan de vorm is aangepast om tot over de achterwielen te reiken. Het roteerbaar subgestel zal typisch uitgevoerd zijn met een contragewicht welke een rol kan hebben als geïntegreerd spatbord of kan fungeren als een lichaam waarin een tank of een batterij opgekomen kan 20 zijn.
Volgens een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm is de ten minste één werkarm voorzien van een sturing die ingericht is om het werktuig over een af te werken oppervlak te bewegen. Op die manier kan een laadschopbak de contouren 25 van het aardoppervlak volgen, hetgeen resulteert in een nette vloeiende en efficiënte afwerking.
Verder geniet het de voorkeur om in bepaalde situaties het subgestel ten opzichte van het hoofdgestel te blokkeren, bijvoorbeeld: 30 - in een werkstand van de ten minste één werkarm, typisch een graaf- of laadschopstand in het geval van een graaf/laadwerkarm; 8 - in een situatie waarbij de werkarm tegen een deel van het hoofdgestel of de verplaatsingsmiddelen dreigt te draaien (volgens een andere variant wordt de werkarm automatisch omhoog gestuurd).
5 Volgens een verder aspect van de uitvinding kan een regelsysteem voorzien zijn voor het automatisch sturen van de rotatie van het subgestel en/of van de beweging van de ten minste één werkarm in functie van het sturen van de verplaatsingsmiddelen. Op die manier kan bijvoorbeeld bij 10 het insturen de werkarm automatisch in dezelfde richting gezet worden als de rijrichting. Volgens een verder ontwikkelde uitvoering kan de hoek die de werkarm maakt gelijk zijn aan de stuuruitslag, of proportioneel zijn met de stuuruitslag eventueel in functie van de rijsnelheid van 15 de machine.
Verdere voordelige uitvoeringen worden beschreven in de conclusies 22-35. Deze uitvoeringen en de specifieke voordelen daarvan zullen in detail besproken worden hieronder met verwijzing naar figuren 21 tot 25.
20 De onderhavige uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van een aantal niet-beperkende uitvoeringsvoorbeelden met verwijzing naar de tekening in bijlage waarin:
Figuren la tot le respectievelijk een linkerzij aanzicht, een 25 achteraanzicht, een vooraanzicht, een rechterzij aanzicht en een bovenaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting volgens de uitvinding tonen.
Figuren 2a tot 2d verschillende graafstanden van een gelede arm van een tweede uitvoeringsvorm van een mobiele 30 inrichting volgens de uitvinding tonen;
Figuren 3a en 3b een derde uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting volgens de uitvoering tonen, waarbij landbouwwerktuigen gekoppeld zijn aan voor- en achterzijde; 9
Figuur 4a een vierde uitvoeringsvorm toont, waarbij een aanhangwagen gekoppeld is aan de achterzijde;
Figuur 4b een vierde uitvoeringsvorm toont, met een telescopische laadschoparm; 5 Figuur 5 een vijfde uitvoeringsvorm toont met een graafbak aan de achterzijde, welke graafbak bevestigd is op de driepuntshefinrichting;
Figuren 6a tot c een zesde uitvoeringsvorm tonen waarin snelwisselsystemen voorzien zijn aan het uiteinde van de 10 werkarm en aan de voorzijde van het hoofdgestel;
Figuur 7 een zevende uitvoeringsvorm toont met een werkarm met laadschop;
Figuur 8 een achtste uitvoeringsvorm met vierwielsturing illustreert in bovenaanzicht; 15 Figuren 9a en 9b een negende uitvoeringsvorm illustreren met een adapter;
Figuur 10 een tiende uitvoeringsvorm illustreert in zijaanzicht;
Figuren 11a tot 11c respectievelijk een schematisch 20 bovenaanzicht, zijaanzicht, en achteraanzicht zijn van een elfde uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding, waarin de locatie van de aandrijfmiddelen wordt geïllustreerd;
Figuur 12 een twaalfde uitvoeringsvorm illustreert in 25 bovenaanzicht;
Figuren 13a tot 13c respectievelijk een schematisch bovenaanzicht, zijaanzicht, achteraanzicht zijn van een dertiende uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding; Figuur 14a en b respectievelijk een bovenaanzicht en een 30 zijaanzicht van een veertiende uitvoeringsvorm tonen, waarin een hybride aandrijving gebruikt wordt; 10
Figuren 15a,b en c respectievelijk een bovenaanzicht, zijaanzicht en achteraanzicht tonen van een vijftiende uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding;
Figuren 16a en 16b respectievelijk een bovenaanzicht en 5 zijaanzicht tonen van een zestiende uitvoeringsvorm;
Figuren 17a tot 17c respectievelijk een bovenaanzicht, een zijaanzicht en een achteraanzicht tonen van een zeventiende uitvoeringsvorm waarin een brandstofcel gebruikt wordt; Figuren 18a tot 18c respectievelijk een bovenaanzicht, 10 zijaanzicht en achteraanzicht tonen van een achttiende uitvoeringsvorm;
Figuren 19a tot c respectievelijk een bovenaanzicht, zijaanzicht en achteraanzicht van een negentiende uitvoeringsvorm tonen; 15 Figuren 20a en b respectievelijk een boven- en achteraanzicht van een twintigste uitvoeringsvorm tonen; Figuren 21(A),(B),(C),(D),(E) respectievelijk een zijaanzicht, een bovenaanzicht, een bovenaanzicht van een variant, een perspectivisch aanzicht gezien van de voorkant, 20 en een perspectivisch aanzicht gezien van de achterkant van een eenentwintigste uitvoeringsvorm tonen;
Figuur 22 een zijaanzicht van een tweeëntwintigste uitvoeringsvorm toont;
Figuur 23 een zijaanzicht van een drieëntwintigste 25 uitvoeringsvorm toont;
Figuur 24 een zijaanzicht van een vierentwintigste uitvoeringsvorm toont;
Figuur 25(A) schematisch het omzetten van de rijrichting illustreert; en 30 Figuur 25(B) schematisch het omzetten van rijrichting en van voor- naar achteruit illustreert.
11
Figuren la tot en met le tonen een eerste uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting volgens de uitvinding in de vorm van een tractor. De mobiele inrichting 1 omvat een op wielen 4 verplaatsbaar hoofdgestel 2 en een 5 rond een verticale as roteerbaar daarop gemonteerd subgestel 3. Het subgestel 3 is voorzien van een besturingsstoel 5 en een aantal besturingselementen waaronder joysticks 7, een stuur 6 en pedalen 15. Het subgestel 2 bevindt zich bij voorkeur zo laag mogelijk en ligt in de getoonde uitvoering 10 in hoofdzaak lager dan de bovenkant van de voor- en achterwielen 4. Het subgestel 3 heeft een onderkant die lager ligt dan de bovenkant van de achterwielen 4 en is zodanig vormgegeven dat het subgestel zich uitstrekt tot boven de achterwielen 4, waarbij een uitsparing 16 voorzien 15 is in de onderkant zodanig dat het subgestel vrij kan roteren zonder de wielen 4 te raken.
Het hoofdgestel 2 is zoals best te zien is in figuur lb en figuur le aan de achterzijde voorzien van een driepuntshefinrichting. Een dergelijke hefinrichting is 20 standaard in de landbouw en algemeen bekend bij de vakman, zodanig dat de gedetailleerde bespreking daarvan niet nodig is. Verder is aan de achterzijde van het hoofdgestel 2 een aftakas 12 voorzien (zie figuur lb). Op die manier kunnen op de aftakas gekoppelde werktuigen tevens door de motor van de 25 mobiele inrichting aangedreven worden. Een dergelijke aftakas is algemeen bekend en zal hier niet in detail worden besproken. Merk op dat een dergelijke aftakas tevens ..... voorzien .kan zijn aan de voorzijde van de mobiele__ inrichting. Verder is aan de achterzijde van het hoofdgestel 30 202 een trekhaak 24 voorzien.
Op het subgestel 3 is verder een werkarm 10 met een werktuig 11 gemonteerd. In de getoonde uitvoering bestaat de werkarm 10 uit een gelede arm waarop een laadschopbak 11 is 12 gemonteerd. De geledingen van de werkarm 10 worden bewogen met behulp van een aantal cilinders 17. De onderste cilinder 17 is verbonden met het subgestel door middel van verstelinrichting 18. Het werktuig 11 is via een 5 parallellogramscharnier 19 verbonden met de laatste cilinder 17. Op die manier kan de positie van het werktuig ten opzichte van de laatste geleding ingesteld worden. De verstelinrichting 18 wordt gebruikt om de geometrie van het stuurorgaan 17 (of de stuurorganen in een meervoudige 10 variant) ten opzichte van de geleding te optimaliseren. In de laadschopstand (onderste stand) kan de geleding door de verstelinrichting verder naar beneden zakken en in de graafstand (bovenste stand) kan de geleding hoger komen. Ook de hoek die het stuurorgaan maakt met de arm is dan in de 15 twee verschillende standen beter en levert daardoor meer kracht.
Zoals best te zien is in figuren lb en le is het hoofdgestel aan de achterzijde voorzien van twee stabilisatoren 14 in de vorm van stempelpoten. Deze 20 stabilisatoren zijn bij voorkeur gedeeltelijk afneembaar. In de getoonde uitvoering is het aan de buitenkant gelegen deel van de stempelpoot schuifbaar in een dichterbij het hoofdgestel 2 gelegen deel van de stempelpoot, waardoor de stempelpoot korter kan gemaakt worden om plaats te maken 25 voor landbouwwerktuigen wanneer deze gekoppeld worden aan de driepuntshefinrichting 13 of aan de aftakas 12. Verder zijn stuurorganen 20 voorzien voor het bewegen van de stempelpoten 14.
Figuren 2a tot 2d tonen een tweede uitvoeringsvorm van 30 een mobiele inrichting volgens de uitvinding in vier verschillende standen. Gelijkaardige onderdelen zijn weergegeven met hetzelfde verwijzingscijfer, waarbij 200 is bijgeteld. De werkarm 210 heeft drie geledingen: 221, 222 13 223 welke ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn met behulp van cilinders 217. De onderste cilinder 217 is met behulp van een verstelinrichting 218 verbonden met het subgestel 203. In figuur 2a is de verstelinrichting in de hoogste 5 stand geplaatst. Aan de achterzijde van het hoofdgestel 202 zijn stabilisatoren 214 voorzien welke uitgevoerd zijn zoals beschreven aan de hand van figuren la tot e. Aan de voorzijde van het hoofdgestel 202 is een bijkomende stabilisator 214' voorzien in de vorm van een laadschopbak 10 die verbonden is met een stuurorgaan 220' . Op die manier wordt aan de laadschopbak een nuttige functie gegeven wanneer deze niet in gebruik is. Figuur 2b toont een stand waarin het subgestel 203 over ongeveer 90° gedraaid is zodanig dat de werkarm 210 zich aan de zijkant van de 15 mobiele inrichting bevindt. De arm bevindt zich hier in een graafstand. In figuur 2b is verder goed te zien dat het subgestel 203 voorzien is van een uitsparing 216 welke de vrije rotatie van het subgestel toelaat terwijl het onderkant van het subgestel aanzienlijk lager ligt dan de 20 bovenkant van de achterwielen van de mobiele inrichting. Verder is de geometrie van de verstelinrichting 218 is typisch zodanig aangepast aan de geometrie van het subgestel dat deze elkaar niet raken bij rotatie.
Zoals best te zien is in figuur 2d, is het subgestel 25 203 bij voorkeur zodanig afgemeten dat het contragewicht in de vorm van een spatbord aan de achterzijde van het subgestel (zie nr. 213) in hoofdzaak niet verder reikt dan de stempelpoten. 214. Op die manier blijft de mobiele inrichting volledig stabiel tijdens het graven.
30 Verder toont figuur 2c de stand waarin het subgestel 203 over 180° gedraaid is zodanig dat de graafarm zich aan de achterzijde van de mobiele inrichting bevindt. Op die manier kan de tweede uitvoeringsvorm volgens de uitvinding 14 gebruikt worden zoals een "backhoe loader". Tenslotte toont figuur 2d het subgestel 203 gedraaid over in hoofdzaak 90° naar de andere zijkant in vergelijking met figuur 2b.
Figuren 3a en 3b tonen in een derde uitvoeringsvorm van 5 een mobiele inrichting volgens de uitvinding waarin landbouwwerktuigen gekoppeld zijn aan de voor- en achterzijde. Opnieuw zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als voor figuren la tot le waarbij 300 is bijgeteld. Aan de voorzijde is een landbouwwerktuig 326 10 gekoppeld aan het uiteinde van de werkarm 310. De werkarm 310 is verbonden met het subgestel 303 dat roteerbaar gemonteerd is op het hoofdgestel 302. Aan de achterzijde van de mobiele inrichting is een landbouwwerktuig 325 verbonden met de driepuntshefinrichting 313. Het landbouwwerktuig 325 15 wordt verder aangedreven via de aftakas 312.
Figuur 4a toont een vierde uitvoeringsvorm waarbij een aanhangwagen 427 verbonden is met de trekhaak 424. Figuur 4b toont dezelfde uitvoering zonder aanhangwagen, met een werkarm 410 in de vorm van een telescopische arm met twee 20 delen 421, 422 die in elkaar schuifbaar zijn. Aan het uiteinde van de telescopische arm 410 is een werktuig 411 gekoppeld.
Figuur 5 toont een vijfde uitvoeringsvorm met een graafbak 528 die aan de achterzijde verbonden is met het 25 hoofdgestel 502. Als de machine in de laadschopstand staat (waarbij de werkarm fungeert als een enkele hefarm met aan zijn uiteinde een laadschopbak 511) en deze wordt gebruikt als laadschop of zgn. "Tool-Carrier", dan kan het handig zijn om gelijk de graafbak 528 mee te nemen. Het kan immers 30 voorkomen dat er verder op de mobiele werkplaats opnieuw gegraven moet worden. Dan kan de graafbak 528 eenvoudig afgekoppeld worden en weer terug op de werkarm worden bevestigd. Tijdens het graven kan de laadschopbak 511 als 15 steunpunt gebruikt worden aan de voorzijde, zie figuur 2A.
De hefinrichting heeft hier dus alleen aan functie als drager, maar dat is nu wel handig omdat de hefinrichting de bak ook zelf kan liften.
5 Verder tonen figuren 6a tot en met 6c een uitvoering met nog een andere variant van een stabilisator aan de voorzijde. De voorzijde is voorzien van een snelwisselsysteem 629 waarop een werktuig koppelbaar is. Het snelwisselsysteem 629 wordt aangestuurd met behulp van een 10 stuurorgaan 629'. In figuren 6b en 6c is te zien hoe een bak 614' gebruikt kan worden als extra stabilisator aan de voorzij de.
Figuur 7 toont een zevende uitvoeringsvorm die gelijk is aan de eerste uitvoeringsvorm met dit verschil dat een 15 laadschop 711 gekoppeld is aan de werkarm 710, waarbij de werkarm zich in de opgevouwen stand bevindt en aldus fungeert als één enkele hefarm.
Figuur 8 toont een uitvoering met gestuurde voor- en achterwielen 804, 804' . In figuur 8 is verder geïllustreerd 20 hoe het subgestel 803 meedraait in de stuurrichting van de voorwielen. De vakman zal begrijpen dat dit meedraaien verder afhankelijk kan zijn van nog andere variabelen naast de richting van de voorwielen.
Figuren 9a en 9b tonen een negende uitvoeringsvorm 25 waarin een adaptor gemonteerd is op het snelwisselsysteem. Een dergelijke adaptor 930 laat de montage van nog andere werktuigen toe. Andere werktuigen zijn bijvoorbeeld: werktuigen (in het Engels zogenaamde "attachments") die vooral op "skidsteers" /schrankladers worden gebruikt, zoals 30 een aangedreven sneeuwschuif, en draaiende borstel, een dozerblad, een betonmolen etc.
16
Volgens een variant heeft de machine geen adaptor, maar dan worden de werktuigen via een apart snelwisselsysteem gemonteerd.
Tenslotte toont figuur 10 een uitvoering met een 5 normale graafarm 1010 met een eerste geleding 1021 in de vorm van een gebogen arm.
Figuren 11a tot c illustreren de aanbrenging van de verschillende onderdelen die nodig zijn voor het aandrijven van de wielen en van de werkarm en van eventuele andere 10 componenten zoals de stabilisatoren, de aftakas, etc. in een uitvoeringsvorm van een mobiele inrichting volgens de uitvinding. Zoals te zien is in figuur 11a is de motor 1244 centraal aangebracht in het subgestel 1203. Aan weerszijden van de motor 1244 zijn tanks 1241, 1242 aangebracht. Een 15 dergelijke tank kan bijvoorbeeld bedoeld zijn voor de opslag van hydrauliekolie of voor de opslag van brandstof of voor de opslag van nog een andere vloeistof of gas. De motor 1244 is typisch een verbrandingsmotor maar kan ook elk ander type motor zijn. Verder kunnen één of meerdere pompen 1240, 20 typische vloeistofpompen voorzien zijn in het subgestel 1203. Ook is aan de achterzijde van de motor 1244 een koelelement of radiator 1243 voorzien. Tussen het subgestel 1203 en het hoofdgestel 1202 is een over 360° draaibare doorvoer 1245 voor vloeistof en/of gas en/of 25 elektriciteitsleidingen voorzien.
Zoals best te zien is in figuren 11b en 11c wordt de motor bij voorkeur zo laag mogelijk in het subgestel 1203 gemonteerd. Op die manier wordt een grote stabiliteit verkregen.
30 Figuur 12 illustreert een andere mogelijke uitvoeringsvorm waarin de elementen 1241 tot 1244 onder een bepaalde hoek aangebracht zijn in vergelijking met de uitvoering van figuren 11a tot c.
17
Figuren 13a tot c illustreren een andere variant voor het aanbrengen van de aandrijfmiddelen in een uitvoeringsvorm van de mobiele inrichting volgens de uitvinding. In deze uitvoering zijn de tanks 1341, 1342 meer 5 naar voren geplaatst en zijn aan weerszijden van motor 1344 een koelelement 1343 en pompen 1340 aangebracht. Een dergelijke uitvoering zal opnieuw leiden tot een stabiele constructie.
Figuren 14a en b tonen een op figuren 13a tot c 10 gelijkende uitvoeringsvorm maar voor een hybride aandrijving. De tanks 1441 en 1442 zijn hier vloeistof of gastanks, en behalve de vloeistofpomp 1440 is een bijkomende aandrijfunit, bijvoorbeeld een generator-unit 1447 voorzien. Verder is een opslagcapaciteit voor elektriciteit zoals een 15 accu 1446 voorzien.
Figuren 15a tot c tonen een hybride aandrijfunit waarvan de componenten verdeeld zijn over het subgestel en het hoofdgestel. In de getoonde uitvoering is de motor 1544 aangebracht in het subgestel terwijl de tanks 1541 en 1542 20 aangebracht zijn in het hoofdgestel. Verder zijn de pomp 1540, de generatorunit 1547 en de elektriciteitopslagcapaciteit 1546 eveneens ondergebracht in het subgestel.
Figuren 16a en b tonen een uitvoering van een 25 aandrijving met een brandstofcel waarin ofwel de brandstofcel centraal opgeslagen 1648 is in het subgestel ofwel achteraan in het subgestel 1647. Volgens een variant _________ _ ___kan jde_elektrici_teitopslageenheid centraal zijn opgeslagen 1648 of aan de achterzijde van het subgestel 1647. De tanks 30 1641, 1642 zijn opnieuw voorzien in het hoofdgestel.
Figuren 17a tot c tonen nog een andere variant met brandstofcel, waarbij alle besproken onderdelen van de aandrijfmiddelen van het subgestel gelegen zijn. Meer in het 18 bijzonder bevindt de brandceleenheid of de opslagcapaciteiteenheid 1748 zich centraal in het subgestel met aan weerszijden daarvan een tank 1741, 1742. Verder bevinden de elektriciteitopslagcapaciteit of brandstofcel 5 1747 en de koeleenheid 1743 zich achteraan in het subgestel.
Figuren 18a tot 18c tonen nog een andere variant met brandstofcellen en elektriciteitopslageenheid, waarbij deze onderdelen verspreid zijn over de elementen 1847, 1848 en 1849 en 1850. De eenheden 1849 en 1850 bevinden zich in het 10 hoofdgestel, aan twee buitenkanten daarvan. De eenheid 1848 bevindt zich centraal in het subgestel en de eenheid 1847 bevindt zich achteraan in het subgestel.
Volgens nog een andere variant die geïllustreerd is in figuren 19a tot 19c kan de mobiele eenheid volledig 15 elektrisch of volledig via brandstofcellen aangedreven worden. In de uitvoering van figuren 19a tot 19c kunnen de onderdelen 1947, 1949, 1950 alle elektriciteitopslageenheden of alle brandstofceleenheden zijn. De eenheden 1949, 1950 bevinden zich in het hoofdgestel, zoveel mogelijk aan de 20 buitenkant tussen de voor- en achterwielen. De eenheid 1947 bevindt zich achteraan in het subgestel.
Ten slotte tonen figuren 20a en 20b een verdere variant met één brandstofcel 2048 en twee elektriciteitopslageenheden 2049, 2050. De opslageenheden 25 2049, 2050 zijn voorzien in het hoofdgestel, terwijl de brandstofcel 2048 voorzien is in het subgestel. Verder zijn tank 2041, 2042 voorzien aan weerszijden van de centraal gemonteerde brandstofcel 2048. Ten slotte is het subgestel achteraan voorzien van een koelunit 2043.
30 Verder illustreren figuren 21(A)-(E) nog een andere belangrijke variant waarbij de grotere wielen 2004 aan de voorzijde in plaats van aan de achterzijde voorzien zijn, i.e. de kant van de 3-punts hefinrichting 2013 in de figuren 19 21(A)-(E). De kleine wielen 2004' zijn dan voorzien aan de achterzijde. De andere onderdelen van deze uitvoeringsvorm lijken op deze van de uitvoeringsvorm van figuren 1(A)-(E) en zullen hier niet opnieuw in detail worden besproken.
5 Gelijkaardige onderdelen zijn aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfer waarbij 2000 is opgeteld.
De mobiele inrichting 2001 heeft een draaibaar subgestel 2003 zodat de bestuurder/machinist de rijrichting kan kiezen, of met andere woorden kan kiezen welke kant 10 fungeert als voorzijde en welke als achterzijde. Daarbij kan de bestuurder de gelede arm of de enkele hefarm 2010 aan die kant positioneren waar deze het meest effectief is. De reden voor het kiezen om te werken met de grote wielen 2004 aan de voorzijde, kan bijvoorbeeld zijn om de bodemdruk te 15 reduceren. Bovendien kan dit in bepaalde gevallen het bijkomend voordeel hebben dat daarmee een grotere stuurhoek van de gestuurde wielen mogelijk is. Bij grotere snelheden van de mobiele inrichting kan het dan weer de voorkeur genieten om de machine terug te zetten in de stand met 20 kleine wielen aan de voorkant.
Zoals geïllustreerd in figuur 21(B) kan de mobiele inrichting volgens een variant zo zijn uitgevoerd dat de meest gestuurde wielen, de kleinen wielen 2004' aan de achterzijde zijn. Het is tevens mogelijk - zie figuur 21(C) 25 - dat enkel de achteras met de kleine wielen 2004' gestuurd is en dat de vooras met de grote wielen 2004 niet gestuurd is.
Merk op dat volgens nog een andere uitvoering alle wielen even groot kunnen zijn.
30 Om ervoor te zorgen dat de bestuurder kan kiezen tussen twee mogelijke rijrichtingen is bijvoorbeeld een schakelaar voorzien die de stuuruitslag van alle vier de wielen en/of alleen van de gestuurde wielen (zie bijvoorbeeld de variant 20 van figuur 21(C)) omschakelt. Figuur 25 (A) geeft schematisch aan hoe deze omschakeling van rijrichting, of te wel voorkant en achterkant, en dan dus ook van stuurrichting gerealiseerd kan worden. In deze figuur is een stuurwiel 5 2501 te zien dat gekoppeld is aan een technische inrichting, bijvoorbeeld een orbitrol 2502, die het roterende stuursignaal omzet in een elektrisch/pneumatisch of hydraulisch signaal. Dat signaal wordt bijvoorbeeld door een manipulator 2503 omgezet, waarbij de manipulator 2503 10 ingesteld is met behulp van een schakelaar 2504. Deze schakelaar 2504 is typisch dicht bij de bestuurdersstoel of daar waar de bestuurder zit of staat, aangebracht. De signaalmanipulator 2503 kan bijvoorbeeld een elektrisch relais zijn, maar kan ook een pneumatische of hydraulische 15 stuurschuif of ventiel zijn. Deze manipulator geeft het signaal door aan een stuurorgaan, hier bijvoorbeeld een pneumatische of hydraulische cilinder 2505. Dat kan bijvoorbeeld ook een elektrisch aangedreven spindel zijn die de hoekverstelling van de voorwielen en/of de achterwielen 20 realiseert.
In de getekende toestand staat schakelaar 2004 in de ruststand. Daarbij is de rijrichting vooruit zoals aangegeven links in de figuur, met de voorzijde aan de kant van de kleine wielen. Bij een omschakeling wordt vooruit 25 juist omgekeerd, en wordt de voorzijde dus de kant van de grote wielen.
Volgens nog een andere uitvoeringsvariant kan het stuurwiel vervangen worden door een joystick die de stuurhoek van de wielen zal bepalen.
30 Als de bestuurder de rijrichting verandert, via schakelaar 2504, dan is het in de praktijk bijna onmisbaar om ook de bediening van vooruit en achteruit om te schakelen. Immers, de bestuurder is gewend om te kiezen 21 tussen vooruit en achteruit omdat er een voorkant en een achterkant van de machine is. Maar worden juist die kanten omgewisseld dan geniet het de voorkeur om ook de bediening van vooruit en achteruit mede om te wisselen teneinde 5 verwarring te vermijden.
Figuur 25(B) geeft schematisch aan hoe deze omschakeling tot stand komt. In de inrichtingen van de stand van de techniek is typisch in de nabijheid van de bestuurder 2506 is een schakelaar tussen vooruit en achteruit 2508 10 voorzien. Deze schakelaar 2508 zit bijvoorbeeld op de rechterjoystick of kan een voetpedaal zijn of zelfs meerdere voetpedalen. Deze schakelaar 2508 wordt eveneens gebruikt om de manipulator 2503 in te stellen. Indien nu de rijrichting, en dus voorkant en achterkant, wordt omgekeerd, 15 dan zal via manipulator 2503 ook de rijrichting van de rijmotor 2507 worden omgekeerd. Op deze manier blijft schakelaar 2508 dus zijn/haar functie behouden en is vooruit de kant die op dat ogenblik door de schakelaar 2504 als vooruit wordt ingegeven.
20
Zoals geïllustreerd in figuur 22 is het eveneens mogelijk om een werktuig, zoals bijvoorbeeld een maaibalk 2230, onder de machine tussen de assen te positioneren. Op die manier is zowel de hefinrichting als de werkarm nog beschikbaar.
25 Gelijkaardige onderdelen zijn aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfers als in figuren 1(A)-(E), waarbij 2200 is opgeteld.
Indien de werkarm als laadschop of ander werktuig zoals een palletvork 2311 (zie figuur 23) aan de zijde van de 30 grote wielen wordt gebruikt, is het mogelijk een contragewicht 2314 in de snelwisselinrichting 2329 te plaatsen. Een voorbeeld staat in Figuur 23, waarin gelijkaardige onderdelen zijn aangeduid met hetzelfde 22 verwijzingscijfers als in figuren 1(A)-(E), waarbij 2300 is opgeteld. In deze stand is het ook mogelijk om een laadschopbak 2414 als contragewicht te gebruiken, zoals geïllustreerd in figuur 24, waarin gelijkaardige onderdelen 5 zijn aangeduid met hetzelfde verwijzingscijfers als in figuren 1(A)-(E) waarbij 2400 is opgeteld.
Volgens nog een niet getoonde uitvoeringsvariant is het mogelijk alleen aan de kant van de kleine wielen een 3-punts hefinrichting te monteren, en in een nog verdere 10 uitvoeringsvariant is het mogelijk om zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde een 3-puntshefinirichting te hebben waarbij er aan elke kant hydraulische leidingen beschikbaar zijn voor extra functies. Deze laatste variant heeft het voordeel dat er gelijktijdig nog meer werktuigen aan de 15 machine gekoppeld kunnen worden.
In nog een verder ontwikkelde uitvoeringsvariant is het mogelijk om de voorwielen en de achterwielen op een smaller spoor te laten werken. Daardoor wordt het mogelijk om ook op smalle paden te rijden of bijvoorbeeld tussen fruitbomen of 20 in wijngaarden. De bestuurder kan dan bij voorkeur kiezen tussen een normaal breed spoor of een smaller spoor. Als nog een andere variant hiervan is het mogelijk om de vooras op een andere spoorbreedte dan de achteras te laten werken. Het voordeel is dat op die manier de bodem maar door één 25 wiel wordt bereden en er dus minder schade ontstaat aan de bodem.
Tenslotte bestaat nog een andere variant erin om de rotatie van het subgestel te beperken, dan wel het subgestel vast te zetten. Dit kan door een mechanische of hydraulische 30 of andersoortige rem of door een mechanische vergrendeling. In de praktijk kan dit bijvoorbeeld nuttig zijn bij het maaien van bermkanten of het snoeien van heggen. Daarbij zit de maaibalk of de snoeischaar vast aan het uitende van de 23 gelede arm of de laadschoparm. De machine beweegt dan voort met een bepaalde snelheid. Indien er geen rotatievergrendeling of rem aangebracht is bestaat namelijk de kans dat door verhoogde weerstand van het werktuig - in 5 tegengestelde richting van de rijrichting - het subgestel gaat verdraaien. Dat wordt dan voorkomen door een rem of een vergrendeling op de rotatie-inrichting van het subgestel.
De vakman zal begrijpen dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven 10 uitvoeringsvoorbeelden en dat nog vele varianten denkbaar zijn die binnen het kader van de uitvinding vallen, welk kader enkel bepaald worden door de hierna volgende conclusies.

Claims (34)

1. Mobiele inrichting omvattende - een op verplaatsingsmiddelen verplaatsbaar hoofdgestel; 5. een rond een verticale as roteerbaar subgestel dat gemonteerd is op het hoofdgestel en voorzien is van een besturingsunit; - tenminste één werkarm gemonteerd op het subgestel, en - een automatisch beweegbare hefinrichting voorzien op het 10 hoofdgestel, welke hefinrichting ingericht is om koppelbaar te zijn met een landbouwwerktuig.
2. Mobiele inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hefinrichting een driepuntshefinrichting is. 15
3. Mobiele inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de tenminste één werkarm een gelede werkarm, in het bijzonder een graafarm, omvat, aan het uiteinde waarvan een werktuig is bevestigd. 20
4. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tenminste één werkarm een dubbele arm omvat, in het bijzonder voor de bevestiging van een laadschop. 25
5. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de tenminste één werkarm een telescopische arm omvat.
6. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tenminste één werkarm scharnierend rond een horizontale as en/of rond een verticale as gemonteerd is op het subgestel.
7. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting een tractor is.
8. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aandrijfmiddelen voor tenminste de verplaatsingsmiddelen en de werkarm gemonteerd zijn in het subgestel.
9. Mobiele inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een motor omvatten, en dat de motor gemonteerd is onderaan in het subgestel, en dat een daarmee verbonden brandstoftank gemonteerd is in het subgestel of in het hoofdgestel. 15
10. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen een van volgende zijn: wielen, rupsbanden, mechanische benen. 20
11. Mobiele inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting voorzien is van een paar achterwielen en een paar voorwielen, welke achterwielen groter zijn dan de voorwielen.
12. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zwaartepunt van verplaatsbaar hoofdgestel lager gelegen is dan de bovenkant van de verplaatsingsmiddelen, en dat het subgestel een 30 onderkant heeft met een uitsparing waarvan de vorm is aangepast om over de verplaatsingsmiddelen te reiken, een en ander zodanig dat het laagste punt van het subgestel lager ligt dat de bovenkant van de verplaatsingsmiddelen en dat het subgestel vrij kan roteren zonder de verplaatsingsmiddelen te raken.
13. Mobiele inrichting volgens conclusies 11 en 12, met het 5 kenmerk, dat het verplaatsbaar hoofdgestel zich in hoofdzaak tussen de voor- en achterwielen bevindt, en dat het subgestel een onderkant heeft met een uitsparing waarvan de vorm is aangepast om over de achterwielen te reiken, een en ander zodanig dat het laagste punt van het subgestel lager 10 ligt dat de bovenkant van de achterwielen.
14. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het hoofdgestel voorzien is van één of meerdere stabilisatoren, zoals stempelpoten voor 15 het stabiliseren van de inrichting tijdens het gebruik van de tenminste één werkarm.
15. Mobiele inrichting volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat een aantal stabilisatoren en de hefinrichting 20 voorzien zijn aan dezelfde zijde van de inrichting en dat een gemeenschappelijke sturing voorzien is voor deze stabilisatoren en de hefinrichting.
16. Mobiele inrichting volgens conclusies 14 of 15, met het 25 kenmerk, dat het hoofdgestel voorzien is van een stabilisatiekoppeling die ingericht is om gekoppeld te worden met een werktuig, typisch een laadbak.
17. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies 30 met tenminste één motor voor het aandrijven van tenminste de verplaatsingsmiddelen, met het kenmerk, dat de mobiele inrichting voorzien is van een met de tenminste één motor gekoppelde aftakas voor het aandrijven van bijkomende werktuigen, typisch landbouwwerktuigen.
18. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande 5 conclusies, met het kenmerk, dat een regelsysteem voorzien is voor het automatisch sturen van de rotatie van het subgestel en/of van de beweging van de ten minste één werkarm in functie van het sturen van de verplaatsingsmiddelen. 10
19. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een regelsysteem voorzien is voor het automatisch sturen van de rotatie van het subgestel /of van de beweging van de ten minste één werkarm, 15 zodanig dat de hoek die de werkarm maakt gelijk is aan de stuuruitslag, of proportioneel is met de stuuruitslag, eventueel in functie van de rijsnelheid van de machine.
20. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat de tenminste één werkarm een enkele arm omvat.
21. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gelede werkarm bestaat 25 uit ten minste drie geledingen die onderling scharnierend met elkaar zijn verbonden, waarbij de laatste geleding van de werkarm een grotere lengte heeft dan de voorlaatste, . zodanig.dat de geledingen-tegen elkaar gevouwen kunnen worden en de arm getransformeerd kan worden van een gelede 30 arm naar één enkele hefarm.
22. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de mobiele inrichting aan een voorzijde voorzien is van een paar voorwielen en aan een achterzijde van de paar achterwielen, met het kenmerk, dat de voorwielen groter zijn dan of even groot als de achterwielen.
23. Mobiele inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de hefinrichting voorzien is aan de voorzijde.
25. Mobiele inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de hefinrichting voorzien is aan de 10 achterzijde.
26. Mobiele inrichting volgens één der conclusie 22, met het kenmerk, dat zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde een hefinrichting is voorzien. 15
27. Mobiele inrichting volgens één der conclusies 22-26, met het kenmerk, dat de achterzijde voorzien is van een koppelsysteem waarop een contragewicht, in het bijzonder een laadschopbak, koppelbaar is. 20
28. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een voorzijde en achterzijde en een daarmee overeenstemmende rijrichting heeft, met het kenmerk, dat de rijrichting, en dus ook de 25 voor- en achterzijde omkeerbaar zijn.
29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat een door een bestuurder bedienbare schakelaar voorzien is voor het instellen van de rijrichting. 30
30. Inrichting volgens conclusie 29, waarbij de mobiele inrichting voorzien is van stuurmiddelen, zoals een stuurwiel of een joystick, met het kenmerk, dat verder een signaalmanipulator, zoals een relais, is voorzien, welke signaalmanipulator gekoppeld is met de schakelaar en met de stuurmiddelen voor het aansturen van een stuurorgaan voor het bewegen van de mobiele inrichting in de door de 5 bestuurder met de schakelaar ingestelde rijrichting.
31. Inrichting volgens conclusie 30, waarbij de mobiele inrichting voorzien is van een voor/achteruitschakelaar, met het kenmerk, dat de voor/achteruitschakelaar eveneens 10 gekoppeld is met de signaalmanipulator voor het aansturen van het stuurorgaan voor het bewegen van de mobiele inrichting in de door de bestuurder met de schakelaar ingestelde rijrichting, rekening houdend met de stand van de voor/achteruitschakelaar. 15
32. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat onder het hoofdgestel een bijkomend werktuig, zoals een maaibak, is gemonteerd.
33. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met voorwielen en achterwielen, met het kenmerk, dat de voor- en achterwielen werkzaam zijn op een verschillende spoorbreedte.
34. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande 25 conclusies, met wielen, met het kenmerk, dat de spoorbreedte van de wielen instelbaar is, en dat door een bestuurder bediebare instellingsmiddelen van de spoorbreedte voorzien zijn.
35. Mobiele inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met wielen, met het kenmerk, dat rem- en/of vergrendelmiddelen voorzien voor het beperken en/of 5 vergrendelen van de beweging van het subgestel ten opzichte van het hoofdgestel.
NL2002125A 2008-07-14 2008-10-22 Mobiele inrichting. NL2002125C2 (nl)

Priority Applications (13)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2002125A NL2002125C2 (nl) 2008-07-14 2008-10-22 Mobiele inrichting.
CN200980131728.5A CN102124165B (zh) 2008-07-14 2009-07-13 移动装置
CN201410055677.5A CN103898934B (zh) 2008-07-14 2009-07-13 移动装置
DK09798166T DK2304111T3 (da) 2008-07-14 2009-07-13 Bevægelig indretning
EP09798166.6A EP2304111B1 (en) 2008-07-14 2009-07-13 Mobile device
EP20130171779 EP2639360B1 (en) 2008-07-14 2009-07-13 Mobile apparatus
PL09798166T PL2304111T3 (pl) 2008-07-14 2009-07-13 Urządzenie mobilne
US13/002,495 US9017006B2 (en) 2008-07-14 2009-07-13 Mobile device
ES09798166T ES2421900T3 (es) 2008-07-14 2009-07-13 Dispositivo móvil
PCT/NL2009/050424 WO2010008277A1 (en) 2008-07-14 2009-07-13 Mobile device
ZA2011/00264A ZA201100264B (en) 2008-07-14 2011-01-10 Mobile device
US14/666,801 US20150191894A1 (en) 2008-07-14 2015-03-24 Mobile Device
US15/803,466 US20180058035A1 (en) 2008-07-14 2017-11-03 Mobile Device

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1035694 2008-07-14
NL1035694A NL1035694C2 (nl) 2008-07-14 2008-07-14 Mobiele inrichting.
NL2002125A NL2002125C2 (nl) 2008-07-14 2008-10-22 Mobiele inrichting.
NL2002125 2008-10-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2002125C2 true NL2002125C2 (nl) 2010-01-18

Family

ID=41066238

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2002125A NL2002125C2 (nl) 2008-07-14 2008-10-22 Mobiele inrichting.

Country Status (9)

Country Link
US (3) US9017006B2 (nl)
EP (2) EP2304111B1 (nl)
CN (2) CN102124165B (nl)
DK (1) DK2304111T3 (nl)
ES (1) ES2421900T3 (nl)
NL (1) NL2002125C2 (nl)
PL (1) PL2304111T3 (nl)
WO (1) WO2010008277A1 (nl)
ZA (1) ZA201100264B (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2013154434A2 (en) 2012-04-13 2013-10-17 Hudson Bay Holding B.V. Mobile apparatus
WO2013165237A1 (en) 2012-04-30 2013-11-07 Hudson Bay Holding B.V. Mobile apparatus

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9303386B2 (en) * 2009-03-29 2016-04-05 Stephen T. Schmidt Tool attachments on an auto-powered mobile machine
NL2004954C2 (nl) 2010-05-31 2011-12-01 Hudson Bay Holding B V Mobiele inrichting.
NL2004784C2 (nl) * 2010-05-31 2011-12-01 Hudson Bay Holding B V Gelede werkarm met verbeterde aanbrenging van de leidingen.
CN102031797B (zh) * 2010-12-22 2012-01-11 辽宁鑫丰矿电设备制造有限公司 矿用液压挖掘机
NL1040157C2 (nl) * 2013-04-12 2014-10-14 Hudson Bay Holding B V Mobiele inrichting met besturingssysteem.
NL2011596C2 (nl) * 2013-10-11 2015-04-14 Hudson Bay Holding B V Elektrische aandrijving van mobiele inrichting.
US10104824B2 (en) * 2013-10-14 2018-10-23 Kinze Manufacturing, Inc. Autonomous systems, methods, and apparatus for AG based operations
CN103669439B (zh) * 2013-11-29 2017-02-08 浙江艾克米信息科技有限公司 一种铲斗和推土两用的装置
DK178988B1 (en) * 2015-12-15 2017-07-31 Staal Ind Ivs Selvkørende universalkøretøj
US10184227B2 (en) * 2016-06-21 2019-01-22 Kubota Corporation Work machine
JP1577338S (nl) * 2016-08-30 2017-05-29
CN106759574A (zh) * 2017-03-24 2017-05-31 林东星 一种具有折叠臂的多功能挖掘机
CN107558512B (zh) * 2017-09-19 2021-07-27 北京迈弛科技发展有限公司 一种全方位多功能掘进臂
US20200157769A1 (en) * 2018-09-06 2020-05-21 Artisan Vehicle Systems, Inc. Electric Load-Haul-Dump Mining Machine
US11371209B2 (en) * 2019-06-24 2022-06-28 Deere & Company Work vehicle with switchable propulsion control system
USD969878S1 (en) 2019-09-30 2022-11-15 Kubota Corporation Backhoe loader
DE102021106129A1 (de) * 2021-03-12 2022-09-15 Wacker Neuson Linz Gmbh Mobile Arbeitsmaschine, insbesondere Bagger, mit einem Fahrzeugrahmen und einem Hubarm
JP2025009460A (ja) * 2023-07-07 2025-01-20 コベルコ建機株式会社 作業機械

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2450913A1 (fr) * 1979-03-08 1980-10-03 Takeuchi Manufacturing Cy Ltd Pelle retrocaveuse giratoire a lame
US4379673A (en) * 1980-08-26 1983-04-12 Kubota Ltd. Arrangement for attaching working implements to vehicle
US6672399B2 (en) * 2001-10-19 2004-01-06 Deere & Company Hydraulic diverting system for utility vehicle
JP2007278044A (ja) * 2006-04-12 2007-10-25 Hitachi Constr Mach Co Ltd 油圧ショベル及び三点支持取付装置

Family Cites Families (29)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3703973A (en) * 1970-12-11 1972-11-28 Gustav Lennart Nilsson Machine to be used as a crane, loader and/or excavator
FR2558500B1 (fr) * 1984-01-24 1986-10-17 Fontana Jean Francois Engin de travaux publics polyvalent
CA1262242A (en) * 1984-10-19 1989-10-10 Kazuo Samejima Device for mounting working implements on tractor
GB8810886D0 (en) 1988-05-09 1988-06-15 Knackstedt J S Material handling machine
US4950127A (en) * 1989-04-13 1990-08-21 Weyer Paul P Rotary dipper stick
DE3932555A1 (de) 1989-09-29 1991-04-11 Schaeff Karl Gmbh & Co Baggerlader
CN2063956U (zh) * 1990-04-04 1990-10-17 广西玉林柴油机厂 微型通用液压挖掘机
US5265995A (en) * 1991-03-04 1993-11-30 Beck John W Tractor-loader backhoe
US5367796A (en) 1991-10-01 1994-11-29 Bowers; John L. Multitote carrier for excavator
GB2268155B (en) * 1992-06-30 1996-10-02 Artix Ltd Material handling machine
US5544055A (en) * 1994-07-29 1996-08-06 Vermeer Manufacturing Company Track trencher control system and process
FR2727998A1 (fr) 1994-12-07 1996-06-14 Mecalac Engin de travaux publics de type chargeur, dont la cabine de pilotage ainsi que l'equipement de travail sont montes sur une tourelle
FR2733525B1 (fr) 1995-04-25 1997-07-04 Mecalac Engin de travaux publics dont l'outil de travail est monte a l'extremite d'un bras articule
JPH09158236A (ja) 1995-12-07 1997-06-17 Shin Caterpillar Mitsubishi Ltd 建設機械における作業装置
US6409457B1 (en) * 1999-10-15 2002-06-25 George Korycan Work vehicle
US6776571B2 (en) * 2000-10-12 2004-08-17 James M. Lemieux Fork attachment for backhoe
FR2822860B1 (fr) 2001-03-29 2003-08-15 Groupe Mecalac Engin de travaux publics
JP3782004B2 (ja) * 2001-11-29 2006-06-07 株式会社クボタ フロントローダとバックホーを装着できるトラクタ
NL1019918C2 (nl) * 2002-02-07 2003-08-21 Dingenis Laurens Huissoon Mobiele inrichting voor grondverzet en andere werkzaamheden, zoals het heffen en verplaatsen van lasten.
US6772544B2 (en) * 2002-03-28 2004-08-10 Kubota Corporation Wheeled work vehicle
US6718246B2 (en) * 2002-04-24 2004-04-06 Caterpillar Inc Automatic implement control for spreading material with a work machine
ATE300168T1 (de) 2002-05-15 2005-08-15 Laserjet S R L Buschmäherfahrzeug
GB2395187B (en) * 2002-11-14 2006-08-02 Bamford Excavators Ltd Excavating and loading machine
US6804903B1 (en) * 2003-04-22 2004-10-19 Vermeer Manufacturing Company Excavator with trenching attachment
JP4080974B2 (ja) * 2003-08-12 2008-04-23 株式会社クボタ ホイール式作業機
CN1737275A (zh) * 2004-08-17 2006-02-22 株式会社久保田 旋转式作业机
NL1028661C1 (nl) 2005-03-31 2006-10-12 Leendert Wilhelmus Co Huissoon Verstelmogelijkheid van draaipuntlocatie van cilinder.
US8024875B2 (en) * 2005-12-02 2011-09-27 Clark Equipment Company Compact excavator implement interface
FR2897372B1 (fr) 2006-02-14 2010-03-26 Groupe Mecalac Agencement electro-hydraulique de pilotage pour un engin de travaux publics

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2450913A1 (fr) * 1979-03-08 1980-10-03 Takeuchi Manufacturing Cy Ltd Pelle retrocaveuse giratoire a lame
US4379673A (en) * 1980-08-26 1983-04-12 Kubota Ltd. Arrangement for attaching working implements to vehicle
US6672399B2 (en) * 2001-10-19 2004-01-06 Deere & Company Hydraulic diverting system for utility vehicle
JP2007278044A (ja) * 2006-04-12 2007-10-25 Hitachi Constr Mach Co Ltd 油圧ショベル及び三点支持取付装置

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2013154434A2 (en) 2012-04-13 2013-10-17 Hudson Bay Holding B.V. Mobile apparatus
US9863121B2 (en) 2012-04-13 2018-01-09 Hudson Bay Holding B.V. Mobile apparatus
WO2013165237A1 (en) 2012-04-30 2013-11-07 Hudson Bay Holding B.V. Mobile apparatus

Also Published As

Publication number Publication date
EP2304111A1 (en) 2011-04-06
ES2421900T3 (es) 2013-09-06
US9017006B2 (en) 2015-04-28
CN102124165B (zh) 2014-03-19
US20180058035A1 (en) 2018-03-01
EP2639360A3 (en) 2013-10-02
US20150191894A1 (en) 2015-07-09
EP2304111B1 (en) 2013-06-26
EP2639360B1 (en) 2014-09-10
CN103898934B (zh) 2016-08-17
CN103898934A (zh) 2014-07-02
WO2010008277A1 (en) 2010-01-21
ZA201100264B (en) 2011-10-26
PL2304111T3 (pl) 2013-11-29
US20110176899A1 (en) 2011-07-21
CN102124165A (zh) 2011-07-13
EP2639360A2 (en) 2013-09-18
DK2304111T3 (da) 2013-09-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2002125C2 (nl) Mobiele inrichting.
NL1035694C2 (nl) Mobiele inrichting.
US6409457B1 (en) Work vehicle
US10731321B1 (en) Compact articulated-steering loader
US9856698B2 (en) Self-propelled, towable coring apparatus
US9554514B2 (en) Rotary cutter implement with ball joint connection to a power machine
US8936300B2 (en) Tiltable cab assembly
US6772544B2 (en) Wheeled work vehicle
CN112922058A (zh) 一种兼容工程机械属具与农用机械属具的多功能工程车
US12139026B2 (en) Work vehicle
CN211571824U (zh) 一种兼容工程机械属具与农用机械属具的多功能工程车
CA2681219C (en) Floating pivot joint for work implement
US20250207349A1 (en) Cabless loader lift arm
EP0003655B1 (en) Tractors and fittings therefor
CA2905691C (en) Self-propelled, towable coring apparatus
JP3283436B2 (ja) 田植機用の草刈装置
EP1310422A1 (en) Tractor provided with a frame having support means and an arm
NL2015595B1 (nl) Veiligheidssysteem voor mobiele inrichting.
JPH0712442Y2 (ja) 作業機
JPH09194199A (ja) フォークに作業装置を装備する作業車両
CZ20001565A3 (cs) Pracovní vozidlo

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
SD Assignments of patents

Effective date: 20150115

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20181101