perché
Niet te verwarren met: perche |
perché
- voltooid deelwoord (participe passé) van percher
perché
- (spreektaal) dronken
- «A la sortie du pub, j’étais complètement perché.»
- Toen ik de kroeg uitkwam was ik helemaal lazarus. [1]
- «A la sortie du pub, j’étais complètement perché.»
- per·ché
perché
- omdat; geeft onderschikkend een reden aan
- «Ho mangiato le mele perché avevo fame.»
- Ik heb de appels opgegeten omdat ik honger had.
- «Ho mangiato le mele perché avevo fame.»
- vermits; (meestal gebruikt in België) geeft onderschikkend een reden aan
enkelvoud | meervoud |
---|---|
perché | perché |
perché
- het waarom, de reden
- «Spiegami il perché di ciò che hai fatto.»
- Leg me het waarom uit van wat je gedaan hebt.
- «Spiegami il perché di ciò che hai fatto.»