slab
- slab
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slab | slabben |
verkleinwoord | slabbetje | slabbetjes |
- doekje waarop met name een kind kan morsen tijdens het eten of drinken zodat de kleren schoon blijven
- Ze hadden een handdoek als slab omgehangen. Het waren geen beelden die je van je moeder rondgestuurd wilt zien.’ [4]
- De schoondochter: 'Soms is het gehoorapparaat van mijn moeder niet opgeladen. Of zijn de veters van haar schoenen niet gestrikt. Of ze vergeten haar tijdens het eten een slab om te doen. Ik kom elke dag, maar de communicatie kan beter. Sommigen hier vinden mij lastig.' [5]
1. doekje om op te morsen
vervoeging van |
---|
slabben |
slab
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slabben
- Ik slab.
- gebiedende wijs van slabben
- Slab!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slabben
- Slab je?
- Het woord slab staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slab" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "slab" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ slab op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard 12 SEPTEMBER 2016 cel, tdk
- ↑ Volkskrant Charlotte Huisman 28 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be