lambda
- lamb·da
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘de Griekse letter l’ voor het eerst aangetroffen in 1767 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lambda | lambda's |
verkleinwoord | lambdaatje | lambdaatjes |
- de elfde letter van het Griekse alfabet
- Het woord lambda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lambda" herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "lambda" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ lambda op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
lambda
- (spreektaal) doorsnee, gemiddeld
- «Pour un auditeur lambda, le discours du PDG était trop difficile.»
- De toespraak van de bestuursvoorzitter was te moeilijk voor een gewone luisteraar. [1]
- «Pour un auditeur lambda, le discours du PDG était trop difficile.»