logger
- log·ger
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vaartuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1796 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | logger | loggers |
verkleinwoord | loggertje | loggertjes |
de logger m
- (scheepvaart) een vissersschip, tegenwoordig met een motor aangedreven, dat vroeger een loggergetuigd zeilschip was
- (informatica) iemand die iets logt of iets waarmee men kan loggen (registreren)
1. een vissersschip, tegenwoordig met een motor aangedreven, dat vroeger een loggergetuigd zeilschip was
logger
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van log
- Het woord logger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "logger" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "logger" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be