informeren
- Geluid: informeren (hulp, bestand)
- in·for·me·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlichten’ voor het eerst aangetroffen in 1460 [1]
- afgeleid van het Franse informer met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
informeren |
informeerde |
geïnformeerd |
zwak -d | volledig |
informeren
- overgankelijk inlichten
- Hij is daarover omstandig geïnformeerd.
- inergatief vragen naar inlichting
- Er is een paar maal geïnformeerd naar de voortgang van de procedure.
- ▸ Toen ik bij de barman naar de wificode informeerde, bromde hij dat het internet al een week niet werkte.[3]
- ▸ Ze informeerden naar wat ik allemaal had gegeten, of ik weer wat slangen had gezien en of ik niet gek werd van al dat lopen.[3]
- wederkerend zich ~ zichzelf van informatie voorzien
- Hij had zich daarover niet voldoende geïnformeerd.
1. inlichten
- Het woord informeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "informeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "informeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ informeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be