klotegat
- klo·te·gat
- samenstelling van klote bn en gat zn
- [2] intensiverende vorm
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klotegat | klotegaten |
verkleinwoord |
het klotegat o
- (informeel) (vulgair) heel vervelende kuil of opening
- ▸ Hij moet dit klotegatuit brult hij tegen zichzelf. En het zal hem lukken.[1]
- (informeel) (vulgair) heel vervelend klein dorp of gehucht
- ▸ Ik zit in het winkelcentrum van het klotegat M., dacht Henk, in een bar die absoluut nep is en ik kijk naar een soort klimrek voor volwassenen.[2]
- Het woord 'klotegat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ “Tot ziens daarboven” (2014), ISBN 9789401601931, p. 25
- ↑ Weblink bron Hermine BrusselmansUit: De man die geen werk vond in: De Brakke Hond., 39 jrg. 10 nr. 3 (september 1993), Lieve De Boeck, Antwerpen, p. 67 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren