drager
- dra·ger
- Naamwoord van handeling van dragen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drager | dragers |
verkleinwoord | dragertje | dragertjes |
de drager m
- een persoon die (letterlijk) draagt
- De drager van de rugzak was Jan.
- een dunne laag van een fotografische film die de lichtgevoelige emulsie beschermt en de film stevigheid geeft (ondergrond, onderlaag, substraat
- Negatieven bestaan simpel gezegd uit twee lagen. In het geval van de 4x5 inch acetaat negatieven gaat het om een emulsie van gelatine waarop de afbeelding staat en een drager van acetaat.
- een eigenaar
- (beroep) iemand die bij uitvaarten de kist met de overledene draagt
- voorwerp dat iets ondersteunt, een leuning, steun, stut
- (medisch) persoon die of dier dat iets bijzonders meedraagt of bij zich draagt
- Een drager van het hiv-virus moet zich laten behandelen in een ziekenhuis.
1. een persoon die (letterlijk) draagt
2. een dunne laag van een fotografische film die de lichtgevoelige emulsie beschermt...
5. voorwerp dat iets ondersteund
- Het woord drager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "drager" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ drager op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be