grootvader
- Geluid: grootvader (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɣroːtˌfaːdər/
- groot·va·der
- Leenvertaling van Frans grand-père [1]
- In de betekenis van ‘vader van iemands vader of moeder’ voor het eerst aangetroffen in 1545 [2]
- samenstelling van groot en vader
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grootvader | grootvaders |
verkleinwoord | grootvadertje | grootvadertjes |
de grootvader m
- (familie) de vader van een ouder
- Na school ging de jongen altijd bij zijn grootvader langs.
- paternale ~ vader van vader
- maternale ~ vader van moeder
1. de vader van een ouder
- Het woord grootvader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grootvader" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ grootvader op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "grootvader" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be