Bilateria
Bilateria Fossiel voorkomen: Ediacarium[1] – heden | |||||
---|---|---|---|---|---|
Diversiteit van de Bilateria | |||||
Taxonomische indeling | |||||
| |||||
Clade | |||||
Bilateria Hatschek, 1888 | |||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||
Bilateria op Wikispecies | |||||
|
De Bilateria vormen een grote groep van orgaandieren, waaronder bijna alle diergroepen vallen, zoals wormen, weekdieren, geleedpotigen en chordadieren. Bilateria zijn een monofyletische groep, wat inhoudt dat alle vertegenwoordigers afstammen van dezelfde gemeenschappelijke voorouder. De bekendste groepen dieren die niet tot de Bilateria behoren zijn de sponzen, neteldieren, ribkwallen en plakdiertjes.
Bilateria zijn, in ieder geval in aanleg, tweezijdig symmetrisch: het lichaam heeft een duidelijke rechter- en linkerkant. Een uitzondering hierop zijn dieren die een sessiele of weinig beweeglijke levenswijze hebben aangenomen, zoals de stekelhuidigen of mosdiertjes. De larven van deze dieren zijn echter wel tweezijdig symmetrisch. De lichamen van de Bilateria ontwikkelen zich uit drie kiembladen: het endoderm, mesoderm en het ectoderm. Om deze reden worden deze dieren ook wel triplobasten genoemd.
De Bilateria hebben op enkele primitieve uitzonderingen na een volledig darmkanaal en een concentratie van zenuwweefsel in de kop (cefalisatie).[2] De meeste Bilateria hebben ook een coeloom (lichaamsholte) die in het mesoderm ligt, de overigen hebben een pseudocoeloom, bijvoorbeeld de raderdieren en de rondwormen. Een enkel fylum, de platwormen, hebben geen lichaamsholte en staan bekend als acoelomaat. Het ontbreken van een lichaamsholte blijkt bij deze groepen echter een secundaire ontwikkeling te zijn.
Bouwplan
[bewerken | brontekst bewerken]De vroegste vertegenwoordigers van de Bilateria waren wormachtige organismen. Het lichaam van Bilateria kan worden voorgesteld als een cilinder met een centraal darmkanaal tussen twee openingen, de mond en de anus. Rond het darmkanaal bevindt zich een inwendige lichaamsholte, het coeloom.[a] Vrijwel alle Bilateria zijn tweezijdig symmetrisch (ze hebben een duidelijk te onderscheiden linker- en rechterkant). Van deze eigenschap ontleent de groep zijn naam: bis, twee keer, en latus, zijde.[3]
Het bouwplan van Bilateria is verder te verdelen in de kopzijde (rostraal) en staartzijde (caudaal), evenals een buikzijde (ventraal) en rugzijde (dorsaal). Het hebben van een voorkant betekent dat dit deel van het lichaam in aanraking komt met prikkels, zoals voedsel, wat cefalisatie bevordert: de ontwikkeling van een hoofd met zintuigen en een gespecialiseerde mond. Sommige groepen Bilateria hebben in de evolutie hun tweezijdige symmetrie verloren, zoals zeesterren.[4]
Fossielenbestand
[bewerken | brontekst bewerken]De vroegste aanwijzingen voor het bestaan van Bilateria zijn eenvoudige spoorfossielen uit het Ediacarium. Het eerste echte fossiel van Bilateria is Kimberella, dat dateert uit het late Precambrium, ongeveer 550 miljoen jaar geleden.[5] Vroegere fossielen, zoals Vernanimalcula, zijn aanvechtbaar maar niet uitgesloten.[6] Holen die vermoedelijk gegraven zijn door voorouderlijke Bilateria zijn naar schatting zo'n 585 miljoen jaar oud.[7]
Fylogenie en indeling
[bewerken | brontekst bewerken]De Bilateria worden traditioneel opgedeeld in twee hoofdlijnen, de Protostomia en de Deuterostomia.[8] De Deuterostomia omvat de stekelhuidigen, de hemichordata, de chordata en enkele kleinere fyla. De overige stammen behoren tot de Protostomia, dat zijn onder meer de geleedpotigen, ringwormen, platwormen en weekdieren. Tussen beide groepen bestaan een aantal verschillen. De belangrijkste daarvan is dat bij de Protostomia de eerste opening in de embryo de mond wordt, en bij de Deuterostomia wordt de eerste opening de anus. In de moderne taxonomie worden binnen de Protostomia twee superfyla erkend: de Ecdysozoa en Spiralia.[9][10]
Stamboom van het dierenrijk
|
Noten
Bronnen
- (nl) Van Straalen, N. (2018). Bilateria - betekenis en definitie, ensie.nl, geraadpleegd op 21-11-2020.
- ↑ (en) Martin, M. W., Grazhdankin D. V. (2000). Age of Neoproterozoic bilatarian [sic] body and trace fossils, White Sea, Russia: implications for metazoan evolution. Science 288 (5467): 841–5. PMID 10797002. DOI: 10.1126/science.288.5467.841.
- ↑ (en) Hutchins M, Thoney D, Schlager N. (2003). Grzimek's Animal Life Encyclopedia, Volume 1: Lower Metazoans and Lesser Deuterostomes. Gale Group, Farmington Hills, pp. 10-11. ISBN 0-7876-7750-7.
- ↑ Brusca, Richard C. (2016). Invertebrates. Sinauer Associates, "Introduction to the Bilateria and the Phylum Xenacoelomorpha: Triploblasty and Bilateral Symmetry Provide New Avenues for Animal Radiation", 345–372. ISBN 978-1-60535-375-3. Gearchiveerd op 24 april 2019. Geraadpleegd op 8 augustus 2021.
- ↑ (en) Minelli, A. (2009). Perspectives in Animal Phylogeny and Evolution. Oxford University Press, p. 53. ISBN 978-0-19-856620-5.
- ↑ Fedonkin, M. A., Waggoner, B. M. (November 1997). The Late Precambrian fossil Kimberella is a mollusc-like bilaterian organism. Nature 388 (6645): 868–871. DOI: 10.1038/42242.
- ↑ (en) Bengtson, S., Budd, G. (2004). Comment on 'small bilaterian fossils from 40 to 55 million years before the Cambrian'.. Science 306 (5700): 1291a. PMID 15550644. DOI: 10.1126/science.1101338.
- ↑ (en) Pecoits, E., Konhauser, K. O., Aubet, N. R., Heaman, L. M., Veroslavsky, G. (2012). Bilaterian burrows and grazing behavior at >585 million years ago. Science 336 (6089): 1693–1696. PMID 22745427. DOI: 10.1126/science.1216295.
- ↑ (en) Nielsen, C. (2008). Six major steps in animal evolution: are we derived sponge larvae?. Evol. Dev. 10 (2): 241–257. PMID 18315817. DOI: 10.1111/j.1525-142X.2008.00231.x.
- ↑ (en) Paps, J., Baguna, J., Riutort, M. (2009). Bilaterian phylogeny: a broad sampling of 13 nuclear genes provides a new Lophotrochozoa phylogeny and supports a paraphyletic basal Acoelomorpha. Molecular Biology and Evolution 26 (10): 2397–2406. PMID 19602542. DOI: 10.1093/molbev/msp150.
- ↑ (en) Telford, Maximilian J. (2008). Resolving animal phylogeny: a sledgehammer for a tough nut?. Developmental Cell 14 (4): 457–459. PMID 18410719. DOI: 10.1016/j.devcel.2008.03.016.