Nico Schuyt
Nico Schuyt | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Geboren | 2 januari 1922 | |||
Geboorteplaats | Alkmaar | |||
Overleden | 25 januari 1992 | |||
Overlijdensplaats | Amsterdam | |||
Land | Nederland | |||
|
Nico Schuyt (Alkmaar, 2 januari 1922 - Amsterdam, 25 januari 1992) was een Nederlands componist.
Opleiding
[bewerken | brontekst bewerken]Schuyt volgde lessen piano en harmonieleer bij de componist Jacob van Domselaer, piano bij Eberhard Rebling en later muziektheorie bij Willem Hijstek en compositie bij Bertus van Lier.
Activiteiten
[bewerken | brontekst bewerken]Schuyt was hoofd van de afdeling documentatie van de stichting Donemus van 1964 tot 1977. Van 1972 tot 1975 was hij voorzitter van het Genootschap van Nederlandse Componisten (GeNeCo). Van 1951 tot 1966 schreef Schuyt onder het pseudoniem Adriaan Hollander muziekkritieken voor de communistische krant De Waarheid. Hij was lid van een groot aantal actiecomités, commissies en besturen met als doel bij de overheid erkenning te krijgen voor het beroep van componist. Dit resulteerde in de oprichting van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst in 1982.
Composities
[bewerken | brontekst bewerken]Zijn composities omvatten werken voor orkest en koor, kamermuziek, liederen en balletten. Daarnaast schreef hij ook werken speciaal bedoeld voor amateurmusici, waaronder de schoolopera De varkenshoeder (1951), Sonatine per orchestra giovanile (1961) en Hymnus per orchestra (1966, geschreven voor het Nederlands Studenten Orkest). Andere bekende werken zijn Discorsi capricciosi (1965) en Quasi in modo di valzer per orchestra (1973).