volwassen
Uiterlijk
- vol·was·sen
- In de betekenis van ‘volgroeid’ voor het eerst aangetroffen in 1376 [1]
- samenstelling van vol en wassen (groeien) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | volwassen | volwassener | volwassenst |
verbogen | (volwassenere) | volwassenste | |
partitief | volwassens | volwasseners | - |
volwassen
- een leeftijd bereikt hebbend waarop men volgroeid en onafhankelijk kan zijn
- Jij hebt nog lang geen volwassen kinderen!
- ▸ De Belgische overheid begint dit najaar een nieuwe vaccinatiecampagne tegen COVID-19. Alle volwassen Belgen kunnen als ze dat willen een tweede boosterprik tegen het virus krijgen, hebben de Belgische ministers van Volksgezondheid besloten. Wel zijn eerst de risicogroepen en het zorgpersoneel aan de beurt.[3]
1. een leeftijd bereikt hebbend waarop men volgroeid en onafhankelijk kan zijn
- Het woord volwassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "volwassen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "volwassen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ volwassen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Alle volwassen Belgen kunnen na de zomer tweede boosterprik krijgen” (06 juli 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be