perversiteit
Uiterlijk
- per·ver·si·teit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | perversiteit | perversiteiten |
verkleinwoord | - | - |
de perversiteit v
- (seksualiteit) verdorvenheid op seksueel gebied
- uiting hiervan
- verdorvenheid in het algemeen
- ▸ Ik had nog geen weet van de ziekmakende perversiteit van de relaties in dat huis.[2]
1.
- Het woord perversiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "perversiteit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Danielle Teller (vert. Marja Borg)“Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be