convenant
Uiterlijk
- con·ve·nant
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overeenkomst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1801 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | convenant | convenanten convenants |
verkleinwoord | convenantje | convenantjes |
het convenant o
- (juridisch) een officiële afspraak, een officiële overeenkomst
- Er werd gisteren een convenant gesloten.
1. een overeenkomst
- Het woord convenant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "convenant" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "convenant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
convenant
- tegenwoordig deelwoord (participe présent) van convenir
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 9
- Werkwoordsvorm in het Frans