bila

Niet te verwarren met: Bila, Bílá

• Geluid:  bila    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈbila / (2 lettergrepen)

• bi·la

• (verkorting)  bilateraaltje zn  verkleinwoord van het zelfstandig gebruikt  bilateraal bn , of van "bilateraal overleg"

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bila	bila's
verkleinwoord	bilaatje	bilaatjes

de bila v / m

1. (bedrijfskunde) (spreektaal) gesprek tussen twee personen over de oplossing van één of meer problemen

   • In dit artikel zal ik het regulier bilateraal overleg (de bila) behandelen; in een volgend artikel behandel ik de salesmeeting en joint visit. ^[1]
   • 'Wat? Is Marijke er niet? Hoezo heeft ze nú een bila? ^[2]
   • Gesprekken vinden overal plaats, tijdens een werkoverleg, een bila met je leidinggevende, bij de koffieautomaat of tijdens strategische sessies. ^[3]

• vergadering

• Het woord bila staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• bi·la

• uit het Sanskriet वेला (velā) "tijd, gelegenheid"

bila

1. wanneer

• kapan

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / biːlɑ /

• bi·la

• Werkwoordsvorm met het voorvoegsel bi-

Naar frequentie	158741

bila

1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bilegge

bila

1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van bile

•  bilen zn , m

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / biːlɑ /

• bi·la

bila

1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast bile, zie aldaar

bila

1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bila

•  bilte ww 

har bila

1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bila

•  bilt ww 

bila

1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van bila

bila

1. gebiedende wijs bedrijvende vorm van bila

•  bil ww 
•  bile ww 

bila

1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile

•  bilte ww 

har bila

1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile

•  bilt ww 

bila

1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van bile

bila

1. gebiedende wijs bedrijvende vorm van bile

•  bil ww 
•  bile ww 

bila

1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van bile

• IPA: /bɪla/

• bi·la

bila

1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (zij) sloeg
2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (zij) sloegen
3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít

• byla

bila by bila bych bila bychom bila bys

bila byste bila jsem bila jsi bila jste