amechtigheid
Uiterlijk
- amech·tig·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amechtigheid | amechtigheden |
verkleinwoord | - | - |
- het amechtig zijn
- ▸ Na 2 minuten telefoneren moet ze al uit amechtigheid de hoorn neerleggen en een paar uur volharden in een horizontale en ook nog zwijgende houding.[2]
- Het woord amechtigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Pattex Krachtlijm (Super)” (21 januari 2015), WordPress