manschap
Uiterlijk
- man·schap
- van Middelnederlands manscap, op te vatten als afgeleid van man met het achtervoegsel -schap [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | manschap | (manschappen) * |
verkleinwoord | - | - |
de manschap v
- (geschiedenis) status van leenman
- (scheepvaart) bemanning van een schip
- status of rol van man
- (verouderd) groep mannen (onderscheiden van vrouwen)
- In bovenstaande betekenissen kent het woord geen meervoud.
- [2] bemanning
- Het woord manschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manschap" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -schap in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Scheepvaart in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %