drekpoëet
Dutch
editEtymology
editCompound of drek (“dreck”) + poëet (“poet”).
Pronunciation
editNoun
editdrekpoëet m (plural drekpoëten, diminutive drekpoëetje n)
- (uncommon, literary) hack poet, versifier, shitty poet [from early 18th c.]
- 1726 April, review of "Hekeldichten en brieven van Q. Horatius Flaccus", "Maendelyke uittreksels, of Boekzaal der geleerde werelt", vol. 22, publ. by Gerard onder de Linden, page 453.
- Zoo dat het den Heere Huidecoper in dien opzigte aen geene ſtof zou hebben ontbroken: maer wat zwerm van verachtelyke ſteekdichten, die vry ſtomp zouden zyn geweeſt, zou hy zich daer door op den hals gehaelt hebben, wat ligue wat ſamenzweering zouden de Drekpoëetjes niet tegen hem gemaekt hebben, zoo wel als zy tegen Despreaux gedaen hebben, om hunne prulſchriften te beſchermen.
- (please add an English translation of this quotation)
- 1726 April, review of "Hekeldichten en brieven van Q. Horatius Flaccus", "Maendelyke uittreksels, of Boekzaal der geleerde werelt", vol. 22, publ. by Gerard onder de Linden, page 453.